Carnaval op rijm

Voor carnaval werd hard gewerkt en tijd maakten we onbeperkt

allemaal ‘gast’-arbeiders in onze schuren; zij maakten daar heel veel overuren

niet voor hun baas maar voor de leut, onder het genot van menig neut

met de creatieve geest op: actie!, werkend voor de eigen ‘fractie’

Geen trammelant, recessie of WW, de hele buurt deed volop mee

driedelig grijs, of uniform: iedereen timmerde zich in vorm

om er  tegenaan te gaan, want zes weken vasten kwamen eraan!

drie dagen stappen dus niet overbodig, ook de vrouwenhanden waren hard nodig

Hun trapmachines sloegen op tilt, zij naaiden van zijde, veren en vilt

voor oud en jong en groot en klein wat ze met carnaval ‘wilden zijn’

maar zij die hun kiel uit de mottenballen gristen, waren de echte carnavallisten

drie dagen gingen we er in ‘wonen’, zonder ze ooit te verschonen

En de lucht van rook en bier vergrootte toen nog ons plezier

na alle klussen te hebben geklaard verlieten we huis en haard

samen gingen we aan de zwier om zorgeloos te baden in plezier

we vulden de optocht en de glazen en namen menigeen te grazen

Trokken samen van bar naar kroeg want we hadden tijd genoeg

om tomeloos te kussen en te springen en jaar in, jaar uit, uit volle borst te zingen:

Ik heb worstjes op mijn borstjes, Lou d’r legt een lijster in mijn la, 

en in het bos daar zijn de jagers,  zak eens lekker door,  er zit unne spijker in munne kop au, au, 

bij ons staat op de keukendeur,  we dansen de samba, 

ze kunnen de ‘pu’ ze kunnen de ‘pa’ ze kunnen de pot op met zun allen!

Ja, dat was ons …‘carnavallen’!

En overal alaaf, alaaf, alaaf van Bergen op Zoom tot ‘de Graaf’!