skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic

De Commissaris van de Koningin over Oost-, West- en Middelbeers

Rien Wols
Rien Wols Bhic
vertelde op 1 april 2009
bijgewerkt op 8 augustus 2018
Tussen 1894 en 1928 was Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie. Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurig verslag bij. Dit had hij in al die jaren over Oost-, West- en Middelbeers te melden:

Nieuwsgierig naar zijn handgeschreven tekst? Lees die dan hier.

Oost-, West- en Middelbeers

Den 18den Augustus 1899 bezocht ik deze gemeente; ik reed van Tilburg over Moergestel naar Oirschot, alwaar ik ontbeet in de herberg van Somers; vandaar nam ik den weg naar Oostelbeers, tot aan den zijweg, welke naar Baasterhoef leidt; ik volgde dien zijweg (een gewone smalle zandweg) tot aan “het huis te Baast”, ik trachtte Jhr De la Court te bezoeken, doch vond hem niet tehuis; ik reed toen langs een anderen zandweg naar Middelbeers, waar ik op het Raadhuis B. en W. aantrof.

Ik kwam ± 1 uur later, dan ik mij geannonceerd had, aan; dit kwam 1e. doordat een der paarden door een trekreep was gesprongen, hetgeen nog al oponthoud veroorzaakte, en 2e. door den toestand der zandwegen naar en van “het huis te Baast” op welke ik met mijn niet-sporende, zware landauer slechts zeer langzaam avanceerde.

Van den burgemeester kreeg ik eene zeer onaangename impressie; toen ik mij verontschuldigde, omdat ik te laat kwam, antwoordde hij: ja Mijnheer, wij weten het wel, groote lui laten zich wachten. Toen ik hem vertelde, dat ik op het huis te Baast was geweest, alwaar ik Jhr De la Court eene visite had willen maken; dat ik zulks gedaan had, omdat ik het voor de gemeente zoo’n geluk achtte, dat bij te Oostelbeers bleef, antwoordde hij, dat de gemeente er anders weinig van had, want dat er te Oostelbeers geen hoofdelijken omslag werd geheven!

Hierop vatte de wethouder Deenen (wonende te Oostelbeers) vuur; hij meende met mij, dat het voor de gemeente een groot geluk was; hij beriep zich, om dat te bewijzen, op twee feiten: vooreerst, op de wijze waarop “Jonker Willem” met zijn talrijk personeel van arbeiders enz. omging; hoe goed hij voor hen was; Deenen zeide “zelfs veel te goed”.

Vervolgens haalde Deenen nog een voorbeeld aan: een boer had gedurende drie jaren op eene hoeve van Jonker Willem gewoond; hij had in al dien tijd geen pacht betaald, omdat hij het niet gekund had. Ten slotte ging de boer vertrekken; hij nam alles mede, zijn vee, enz. en ook de te veld staande oogst; toen men den boer opmerkte, dat hij die oogst voor den heer moest achterlaten, antwoordde hij, dat hij zulks gaarne zou doen, als de Heer het hem vroeg. Daarop liep men naar den Jonker, om hem te waarschuwen; deze wilde echter zijn vertrekkenden pachter niet bemoeielijken en zeide: “laat die arme kloot vertrekken; hij is toch al ongelukkig genoeg”.

Wethouder Deenen, die meer dergelijke dingen zou kunnen aanhalen, meende, dat, waar de Heeren op die wijze handelen, men het een geluk voor de gemeente moest achten, dat zij daar blijven wonen, ook al betalen zij geen hoofdelijken omslag.

Het uurwerk in den toren van Middelbeers is van de gemeente, en wordt door de gemeente in orde gehouden; de pastoor wilde een nieuw uurwerk hebben, en wenschte, dat zulks door de gemeente zou worden betaald; dan zou de pastoor voor het onderhoud, voor het opwinden enz. zorgen. B. en W. vroegen mij, wat ik daarvan dacht; als mijn gevoelen gaf ik te kennen, dat tegen eene dergelijke regeling op zichzelf geen bezwaar bestond, maar dat dan de gemeente in een contractje waarborgen van den pastoor moest vragen voor een deugdelijk onderhoud. In ieder geval moest men de zaak vriendschappelijk regelen, en geen quaestie met den pastoor maken.

Te Oostelbeers is voor een jr of 10 een nieuwe kerk met toren gebouwd; de boeren behoefden in de bouwkosten niet bij te dragen, zelfs het “vaarwerk” werd hun ruim betaald. De Pastoor was tot den bouw in staat gesteld door fondsen, vermaakt door een vroeger schoolhoofd; deze man, zonder vrouw en kinderen, zonder na familie, had zijn heele leven te Oostelbeers doorgebracht; hij had zich een fortuin opgebouwd door bij de boeren, wien vertrouwen hij ten volle genoot, gelden op te nemen tegen 3%; met die gelden arbeidde hij; hij overleed schatrijk.

De gemeente Oostelbeers heeft in de laatste pr jaren ± f. 5.000 ten koste gelegd aan de verbetering van wegen; de gelden daarvoor benoodigd, werden door houthak gevonden; men meent vrij geregeld te kunnen blijven hakken; omgekeerd blijft men jaarlijks ook geregeld nieuwe bosschen aanleggen.

Op mijn vraag, hoe lang het huis te Baast in handen van de familie De la Court is, antwoordde men mij, dat men dat niet precies wist; tusschen de dorpjes Oostelbeers en Middelbeers stond eertijds de Roomsche kerk (de toren daarvan staat er nog) om die kerk lag het kerkhof; op dat kerkhof lag een zerk op het graf van den grootvader van Jhr Joseph de la Court; volgens de inscriptie was deze te Gemert geboren en op de Baasterhoeve gestorven.

De burgemeester-secretaris had zijne secretarie niet netjes in orde; toen Klasens hem verweet, dat alles zoo vuil en smerig was, antwoordde de burgemeester, dat zulks niet wel anders kon, want dat de kasten misschien in geen 40 jaren waren schoongemaakt.

Bij mijn bezoek op 23 Augustus 1899 aan Hoogeloon vernam ik van den burgemeester Van Eyk, dat deze 13 jr klerk was geweest van notaris Hordijk te Vessem; dat deze notaris nog in de verte familie moet zijn van Jhr De la Court; dat hij familieportretten had gehad van de Wassenaers van Onzenoort; dat hij die portretten aan Jhr De la Court had moeten afstaan. Volgens v. Eyk zou “Baasterhoeve” de naam zijn van het gehucht, en zou het huis van Jhr De la Court eigenlijk “de Speykert” heeten; de familie De la Court vond den naam “de Speykert” niet mooi genoeg, en doopte hun huis daarom met den naam “het huis te Baast”. Volgens v. Eyk zou op de Baasterhoeve voor 4 ton hout staan; de beste klant van notaris Hordijk was sinds jaren de familie De la Court; op de Baasterhoeve werd jaarlijks voor ± f. 10.000 verkocht.

De verkoopingen van turf, plaggen enz. worden door B. en W. bij genummerde koopen in een herberg gehouden, in plaats van op het terrein te gaan; daardoor ontstonden er steeds allerlei lastige quaesties tusschen de koopers onderling, en tusschen deze en de gemeente. Al het bovenstaande vernam ik van v. Eyck, den burgemeester van Hoogeloon; behalve door zijn werken op het kantoor van notaris Hordijk is hij te Oostelbeers goed bekend, doordat de vrouw van den tegenwoordigen burgemeester Smulders zijn nicht is.

Den 24 Juni 1904 kwam ik weer in de gemeente. Ik reed er vanuit Tilburg heen, en bezocht denzelfden dag nog Helmond. Ik gaf bij mijn aankomst den burgemeester te kennen, dat hij nu wel tevreden moest zijn, nu ik zoo mooi op tijd aankwam. Smulders begreep direct wat ik bedoelde, en maakte nogmaals zijn excuus over zijn onbehoorlijk gezegde van voor vier jaren: “Groote heeren laten zich wachten”.

De bevolking gaat in zielental langzaam vooruit; allen zijn landbouwer. Het gaat sommige boeren zeer goed. Velen hebben echter groote finantieele moeielijkheden: ze willen geen huurboeren zijn, en hebben liever een eigen plaats, al moeten ze die ook tot aan de volle waarde verhypothekeeren. Vooral als een plaats vererft, komen de moeielijkheden, daaruit ontstaande, aan het licht.

Van de raadsleden woont Ansems te Westelbeers; Liebrechts, De la Court en Van Aken te Oostelbeers; de rest te Middelbeers. Liebrechts woonde aanvankelijk te Westelbeers; toen hij zich rijk geboerd had en oud werd, verhuisde hij naar Middelbeers om kort bij de kerk te wonen. Daardoor raakte Westelbeers een raadslid kwijt.

B. en W. klagen er over, dat het haast onmogelijk is, om bosschen te verkoopen; de houtbrekers maken niet alleen bij publieken verkoop monopolie, maar het kwam in het voorjaar zelfs voor, dat bij inschrijving het dennenhout moest worden opgehouden, omdat alle inschrijvers het eens waren. Alleen wanneer er een zeer groote houthak is, komen er totaal vreemde koopers, en is het mogelijk om aan de waarde te komen.

De gemeente plant jaarlijks geregeld ± 150.000 dennen bij; 10 à 12 duizend per H.A.; de mast wordt dus zeer wijd gepoot. Men is thans bezig bosschen aan te leggen in de Oostelbeersche heide; daar is “vliegzand”; de mast groeit daar zeer welig, niettegenstaande de grond niet wordt omgezet. Ik raadde B. en W. sterk aan om het onderhoud der waterleidingen voor rekening der gemeente te nemen; de Heeren schenen er wel ooren naar te hebben.

Dr Scheidelaer uit Hilvarenbeek is gemeentedoctor. De armen kunnen kiezen tusschen dr. Scheidelaer, en den doctor uit Oirschot; deze worden dan door de gemeente per visite betaald. Te Oostelbeers is alleen een burgerlijk armbestuur; in den laatsten tijd kan het zich niet redden, en kreeg het eene subsidie van f. 100 uit de gemeentekas. Middelbeers en Westelbeers hebben gezamenlijk zoowel een parochiaal als een burgerlijk armbestuur; deze besturen beschikken over voldoende fondsen.

Jhr W. de la Court kwam op audientie; met hem zat ik geruimen tijd te praten; ik kreeg weer den indruk dat hij zeer goed, misschien wel al te goed is voor zijne vele onderhoorigen. Een veldwachter uit Oirschot kwam mij zeggen, dat hij door den burgemeester ontslagen was, omdat hij geweigerd had de kasten van de secretarie te stoffen. Ik zeide den man, dat er mij niets van bekend was, maar dat ik hem zeker niet zou ontslaan, zonder hem tevoren te hebben gehoord in zijne verdediging.

Den 6 Maart 1907 kwam ik weer in de gemeente; ik reed er vanuit Best heen; bezocht vervolgens Oerle, en keerde ’s avonds via Eindhoven naar Den Bosch terug. Ik verleende audientie aan Jhr W. de la Court, met wien ik geruimen tijd aangenaam zat te praten. Van B. en W. vernam ik, dat toen de wethouder Ch. Liebregts stierf, diens zoon niet zonder strijd tot lid van den Raad en tot wethouder gekozen werd; thans is de rust in de gemoederen weer gekeerd. De raadsleden wonen thans vrij goed over de gemeente verdeeld: 2 in Westelbeers (Ansems en Liebregts); 2 in Middelbeers (Smulders en v. Aken); en 3 in Oostelbeers: Deenen, De la Court en Van Veghel.

Men blijft in de Oostelbeersche heide steeds mast bijplanten ± 200.000 planten per jaar; lang niet alles slaat even goed aan; het zand stuift daar erg; er staat mast, waarop, ná het planten, successievelijk een Meter zand opgestoven is, en die toch goed groeit. Tegen het onderhoud der waterleidingen zag men erg op; men zou dezer dagen met de naburige gemeentebesturen confereeren, om een modus vivendi te bespreken.

Armoede wordt in de gemeente niet geleden; het armbestuur van Oostelbeers krijgt eene kleine subsidie van de gemeente, omdat het zich moeilijk kon redden. Een armendoctor is er niet; de armen kunnen naar eigen verkiezing gaan naar den doctor te Hilvarenbeek of naar dien van Oirschot; de declaraties der doctoren worden betaald. De gemeenteveldwachter wordt oud; men is over hem nog goed tevreden.

Wegens toename van het getal schoolkinderen werden er drie nieuwe schoollocalen gebouwd. Herhalingsonderwijs wordt niet gegeven, omdat er zich niemand voor had aangemeld. Mr v. IJsselstein, kantonrechter te Oirschot, straft de stroopers heel zwaar; deze maakten hem het leven te Oirschot zoo moeielijk en onaangenaam, dat hij zich daar niet meer geheel veilig voelde, en om die reden een huis huurde in Middelbeers, recht tegenover het Raadhuis, waar hij zich 1 Mei 1907 zal vestigen.

B. en W. waren zeer en peine, omdat eene onderwijzeres, die eerst sinds een half jr in functie was, wilde gaan trouwen; ik heb hen geraden, spoedig eene verordening te ontwerpen en te trachten, die in Den Bosch goedgekeurd te krijgen. Hoe die verordening er uit moest zien kon ik niet zeggen, omdat G.S. nog nooit geroepen waren geworden, om op zoo’n verordening goedkeuring te verleenen.

Den 19 April 1911 bezocht ik Hoogeloon, Vessem en Oostelbeers. Ik reed er vanuit Eindhoven heen, en keerde ’s avonds via Best naar Eindhoven terug. Ik verleende audientie aan Mr Van IJsselstein, den kantonrechter van Oirschot, die te Middelbeers tegenover het Raadhuis woont. Z.E. had de beleefdheid gehad mij te ontbijten te vragen waarvoor ik, wegens gebrek aan tijd, had moeten bedanken. Bijzondere dingen had hij niet te vertellen; hij kwam eenvoudig zijne opwachting maken.

Jhr De la Court kon niet komen; hij is lijdende, naar het schijnt aan rheumatische pijnen in het hoofd en de rug; maar zekerheid wil hij zich niet verschaffen, omdat hij zich niet wil laten onderzoeken. Men sprak echter over hem, alsof men verwachtte, dat hij het niet lang meer zou maken!

De burgemeester verklaarde mij den naam Beers (Oostel- Middel- en Westel Beers); die zou voortkomen van de groote hoeveelheid baars, welke weleer in de talrijke vennen voorkwam; de gemeente voert zelfs drie baarzen in het gemeentelijk wapen! Die vischrijkdom van de vennen is vrijwel gedaan; vroeger, als het water laag was, moest het veen rondom die vennen grazen; dan viel daar mest, ontwikkelden zich wormpjes enz. Thans wordt daar geen vee meer geweid, en heeft dientengevolge de visch ook geen voedsel meer!

De administratie ter secretarie is veel verbeterd; een van de goede vruchten van het gemeentebezoek! Sterk geraden een uitvoerigen staat van exploitatie van de gemeentelijke bezittingen aan te leggen, benevens een extract uit het kadastraal plan te laten maken. Voor hulp van Staatsboschbeheer voelt men niets. De toestand van de hoofdwaterleiding, de Beerse, laat veel te wenschen over; er wordt veel waterbezwaar ondervonden, deels doordat de Beerse het water niet tijdig kan verzetten, deels doordat de Spoordonksche watermolen veel kwaad doet; ik heb toen gewezen op de Raam en op den Erpschen watermolen; misschien zou – als men zich vereenigde – ook hier met succes hulp van provincie en Rijk kunnen worden ingeroepen.

Het oud archief is geborgen in kisten, koffers en kasten; burgemeester is voornemens in de Raadszaal eene groote archiefkast te laten maken ter volle lengte en hoogte van de muur; dan kan alles behoorlijk geplaatst, geïnventariseerd, en verzorgd worden! Oude veldwachter is nog in functie; hij heeft gelukkig niet veel te doen; anders zou hij moeielijk kunnen gehandhaafd blijven.

Aan beide scholen nl. te Oostelbeers en te Middelbeers wordt herhalingsonderwijs gegeven. Aan de school te Oostelbeers bleven gedurende de laatste maand alle leerlingen weg; aan die te Middelbeers volgden 4 kinderen den cursus ten einde toe!

Den 30 Mei 1916 bezocht ik per auto vanuit Den Bosch de gemeenten Oostelbeers en Moergestel. De burgemeester heeft woord gehouden; in de raadkamer kwam een groote kast ter volle lengte en hoogte van de binnenmuur; heel netjes en practisch. De administratie ter secretarie was tot in de puntjes in orde. Een zoon van den burgemeester, leerling van Verdijk had alles zoo goed in orde gemaakt. Die jongen deed dezer dagen met succes het mondeling gedeelte van het examen voor gemeentesecretaris, en moet over 3 weken het schriftelijk gedeelte doen.

De burgemeester maakte eene uitvoerige beredeneerde beschrijving van de exploitatie van 16 H.A. natuurweiden. Hij zag geen kans, om een beschrijving te maken van den aanleg van heide tot dennenbosch. Jaarlijks plant hij van 200.000 tot 300.000 stuks dennenplantjes. Naar ruwe schatting kan de gemeente thans 400 H.A. dennenbosch hebben. Voor eikenhout deugt de heide niet. Brandsingels van loofhout bestaan er niet tusschen de verschillende perceelen. Wel worden de wegen tusschen de bosschen schoongehouden en afgeplakt. Voor die jaren, in welke de bosschen het meeste kans hebben door brand te worden beschadigd, worden ze tegen brandschade verzekerd.

De Heeren De la Court schaffen zooveel mogelijk de arbeiders af, en verhuren de gronden. Zoo verhuurden zij dezer dagen eene weterweide van ± 25 H.A. aan een Zeeuwschen boer. Volgens B. en W. is de kantonrechter van Tilburg stil en teruggetrokken; met den jongsten van de twee broers hebben zij gaarne te doen.

Den 12 Augustus 1920 kwam ik weer in Oostelbeers. De raadsverkiezing van 1919 bracht hier drie nieuwe raadsleden, één anderen wethouder. Burgemeester Smulders heeft eene zware operatie ondergaan; zijne gezondheid schijnt op het moment vrij goed.

De grondduiker, die het water van de Beerse onder het kanaal moet doorvoeren is 1,80 M. hoog, en 4 M. breed. Volgens de Grondmij is de capaciteit niet voldoende; deze quaestie wordt thans onderzocht. De finantiën van de gemeente zijn voor het oogenblik niet al te rooskleurig; toch wil men geene vereeniging met eenige andere gemeente. De gemeente heeft f. 15.000 schuld en f. 26.000 aan effectenbezit. Bovendien een zeer groot bezit aan dennenbosschen; men wil die echter niet verkoopen voor die goed schaarbaar zijn.

Er is een rijke vlasboer, Van Nes, in Middelbeers komen wonen; hij kocht 60 H.A. ontginning van Zeeuwsche boeren onder Diessen; hij heeft met Van Puyenbroek eene fabriek in Tilburg; bovendien heeft hij eene fabriek in Belgie (te Gent). Hij heeft een pr auto’s en leeft heel eenvoudig; zijn vrouw loopt somtijds op klompen. Zij hebben twee kleine kinderen (meisjes); hij betaalt in den hoofdelijken omslag naar een inkomen van f. 35.000.

Staatsboschbeheer maakt thans plannen voor ontginning van woeste gronden: van de 1624 H.A. gemeentelijk bezit zou zijn: 275 H.A. dennenbosch; 1156 H.A. woeste grond; 17 H.A. weiland. De burgemeester meent, dat er meer dennenbosch moet zijn. Het heerlijk jachtrecht van Hilvarenbeek en Diessen strekt ook nog uit over Westelbeers.

Voor het in orde brengen van de Groote Beerse gaf de gemeente in 1919 f. 4.425,- uit; voor de kleine Beerse werd in 1920 ruim f. 2.000 besteed. De rivier vóór den Spoordonkschen watermolen is heelemaal dichtgegroeid; de bodem ligt ongeveer gelijk met het maaiveld; zoolang daarin geen verbetering is gebracht kan de molen geen water verzetten; het onderhoud van dat riviervak is ten laste van Oirschot.

Geen armoede; in 1921 zal armbestuur te Oostelbeers voor éénmaal f. 100,- subsidie krijgen van de gemeente. De distributie aan 180 à 200 arbeiders aan het Wilhelminakanaal heeft véél geld gekost; die menschen moesten van alles voorzien waren; de eigen ingezetenen hadden nog al wat van zich zelve, en hadden dus minder van de gemeente noodig.

Den 13 Juni 1924 kwam ik weer in Oostelbeers. Woningnood heeft men hier niet gekend. Er werden enkele woningen gebouwd met Rijkspremie. Thans zijn door particulier initiatief zeven woningen in aanbouw. De Raad bestaat uitsluitend uit boeren: 3 uit Oostelbeers en 4 uit Middelbeers. Het Raadslid uit Westelbeers kwam zich vandaar bij de kerk in Middelbeers vestigen, en zoo kreeg Middelbeers tijdelijk een raadslid te veel.

Het locaal, voor noodslachtingen ingericht, zal wel niet in gebruik genomen worden; men is thans bezig met eene regeling, om alle uit nood geslachte dieren naar het districtscentrum – Boxtel – te laten vervoeren, waar de beesten dan gekeurd, en, bij gezondbevinding uitgepond moeten worden.

Men is zeer tevreden over het Staatsboschbeheer, dat voor de gemeente een complex gronden tot bosch aanlegt. Vele gronden worden op het moment op langen termijn – 40 jr – in erfpacht uitgegeven; nu de werkloonen nog zoo hoog zijn, meent men op die manier een deel van het gemeentelijk bezit productief te moeten maken.

De Beerse eischt altijd veel onderhoudskosten; in 1919 betaalde men daarvoor f. 4.425 voor de groote Beerse en in 1920 f. 2.000 voor de kleine Beerse. Thans is men met het voorloopig Bestuur van de Dommel overeengekomen, dat de gemeente zal vegen, maar dat de kosten daarvan later door het waterschap van de Dommel zullen vergoed worden. Men heeft vroeger weleens gemeend, dat de grondduiker van de Beerse onder het Wilhelminakanaal door te klein van afmeting zijn zou (4 x 1,80); thans is men tot de ervaring gekomen, dat zulks het geval niet is.

De warenkeuringsdienst was voor deze gemeente niet noodig. Het drinkwater is over het algemeen goed te noemen. Hoofd der bijzondere school te Middelbeers heeft landbouwakte en geeft geregeld een landbouwcursus. Bij het Bestuur van den Boerenbond huren de boeren voor een schijntje diverse landbouwvoertuigen. De honig wordt nog overal op de geheel ouderwetsche manier gewonnen.

De gemeentegronden zijn in drie complexen om te bejagen verhuurd voor ± f. 1.000. De boeren verpachtten hunne terreinen tegen f. 1,- de H.A. Het onderhoud van de Beerse boven den Spoordonkschen watermolen, vroeger door Oirschot zoo schandelijk verwaarloosd, komt thans ook ten laste van het Waterschap van de Dommel.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.