skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

De Commissaris van de Koningin over Roosendaal en Nispen

Rien Wols
Rien Wols Bhic
vertelde op 2 april 2009
bijgewerkt op 9 augustus 2018
Tussen 1894 en 1928 was Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie. Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurig verslag bij. Dit had hij in al die jaren over Roosendaal en Nispen te melden:

Nieuwsgierig naar zijn handgeschreven tekst? Lees die dan hier.

Roosendaal en Nispen

Dinsdag, den 17den December 1895 bezocht ik de gemeente Roosendaal. Des ochtends om 8.52 uit Den Bosch vertrokken, kwam ik om 10.02 te Roosendaal aan en werd ik aldaar door den burgemeester (Coenen) aan het station opgewacht. De beide wethouders, Van Gilse en Bogers, hebben equipage, en hadden beiden hun rijtuig gezonden. In dat van den heer Bogers nam ik plaats met den burgemeester, in dat van den heer Van Gilse, de heer Klasens.

Stapvoets reden we naar het gemeentehuis; de geheele stad ongeveer was gevlagd. Vóór het gemeentehuis, op de markt, gaf eene harmonie een concert. Op het gemeentehuis vond ik de twee wethouders bovengenoemd en den secretaris, den heer Verheijen (tevens lid der Provinciale Staten). Tot op het oogenblik, dat mijn audiëntie begon (11½ uur) onderhield ik mij met die heeren over verschillende gemeente-aangelegenheden.

Om half twaalf ontving ik den gemeenteraad; deze wees mij, vooral bij monde van het lid Van Loon, op het groote ongerief, dat voor Roosendaal bestaat in het feit, dat het rangeerterrein van het station ligt midden in een druk bebouwd gedeelte van Roosendaal; toen ik later dat rangeerterrein tweemaal moest passeeren, bleek mij de gegrondheid van deze klacht, want beide keeren moest ik ruim een kwartier wachten, alvorens de sluitboomen werden opgehaald.

De geheele Roomsche geestelijkheid uit Roosendaal verscheen ook op audiëntie; ééne pastorie is gedeeltelijk bezet door geestelijken eener Belgische orde (pastoor en één kapelaan), en gedeeltelijk door gewone wereldsche geestelijken (twee kapelaans). In Roosendaal bevindt zich eene opleidingsschool voor missionarissen van Mill Hill.

Daarna verschenen op de audiëntie nog een paar Heeren Van Gilse, n.l. het lid der Staten, en diens broeder, de advocaat, allebei zoons van den wethouder Van Gilse, en een drietal rijks-ontvangers. Na afloop der audiëntie bezocht ik vooreerst de kandijfabriek van G. Castelot; de eigenaar is een Belg, en was niet aan zijn fabriek; ik werd ontvangen en rondgeleid door den directeur, den Heer Raymakers.

Roosendaal, Hoogstraat, gezien naar Bredaseweg. Links rijststijfselfabriek Amidonnerie Royale van Heumann (1870-1926). Rechts hek openbare lagere school voor jongens, 1909 (WBA Links rijststijfselfabriek Amidonnerie Royale van Heumann (1870-1926). Rechts het hek van de openbare lagere school voor jongens, 1909 (foto: West-Brabants Archief/ collectie gemeentearchief Roosendaal, uitgever J. van Poll Suijkerbuijk)

Daarna ging ik naar de Koninklijke Stijfselfabriek van Dr Heumann; ook deze fabriek behoort aan een Belg. Deze was zelf aan de fabriek, leidde mij rond en legde mij alles uit. Met groot genoegen heb ik deze nette, groote, heldere fabriek gezien. Ruime lichte zalen voor het werkvolk, alles helder en proper.

Vervolgens ging ik met den burgemeester nog naar eene openbare lagere school voor niet-betalende kinderen. Het viel mij hier op, dat er orde en tucht heerschte, en dat de kinderen er netjes uitzagen. Volgens het hoofd der school (Mercx) komt schoolverzuim hier bijna niet voor. Met het oog op de toekomst der kinderen, die, zoodra zij de school verlaten hebben, in het volle leven invallen, en vermoedelijk nooit meer een boek in hunne vingers krijgen, met het oog daarop was hier het onderwijs ingericht. De kinderen moeten meestal met hun hoofd werken; vooral veel uit het hoofd rekenen. Ik was met genoegen een drie kwartier in een paar klassen.

Het dagelijksch bestuur bood mij ten huize van den burgemeester een lunch aan; behalve het dagelijksch bestuur zaten daar ook nog aan Van Gilse (het lid der Staten) en Klasens. Natuurlijk weer geen gebrek aan toasten. Om 7.10 ’s avonds verliet ik Roosendaal en kwam om 8.40 weer te ’s Bosch terug.

De notarieele praktijk was eertijds grootendeels in handen van den zaakwaarnemer Peters. Notaris De Rijk wist daarvan handig partij te trekken, door zich te engageeren met de dochter van Peters. Van toen af ging de praktijk van Peters over op De Rijk. Ofschoon het engagement van de Rijk met Juffrouw Peters afraakte, bleef Peters De Rijk protegeeren. In April 1900 stierf Peters en hield De Rijk dientengevolge een prachtig kantoor.

De Rijk schijnt zich buitengewoon veel moeite te geven om praktijk te verkrijgen, en niet al te kieskeurig te zijn in de keuze der middelen, welke hij daartoe aanwendt. Het kantoor van den anderen te Roosendaal gevestigden notaris, den Heer Van Mens, gaat daardoor sterk achteruit; in 1895 werden door Van Mens 416 akten opgemaakt; in 1899 ± 275.

Roosendaal, Stationsstraat, voorgevel oud station tegenover Vughtstraat, 1901 (WBA, K00793)De voorgevel van het station, 1901 (foto: West-Brabants Archief/ collectie gemeentearchief Roosendaal, uitgever Vivat)

Den 8 October 1900 kwam ik weer in de gemeente; om B. en W. niet te dwingen mij een ontbijt aan te bieden, en mij per rijtuig aan den trein te halen, was ik om 9.41 van ’s Bosch naar Breda gegaan; na daar ontbeten te hebben, ging ik om 11.22 door naar Roosendaal, en kwam ik aldaar om 12.04 aan. Aangezien ik mij tegen half een op het Raadhuis geannonceerd had, wisten B. en W. niet, vanwaar ik zou komen, want de trein van 12.04 correspondeerde niet met Den Bosch; er was dan ook niemand aan den trein om mij af te halen; te voet ging ik van het station naar het Raadhuis.

Van B. en W. vernam ik, dat er bij de volkstelling ± 160 menschen minder in Roosendaal bleken te wonen, dan er volgens de bevolkingsregisters zouden zijn; volgens B. en W. ligt de oorzaak daarvan deels in de industrie; vooral ’s winters, als de suikerfabrieken werken, vestigen zich nogal wat menschen in Roosendaal, om in het voorjaar weer te verdwijnen; als zoodanig noemde men mij vooral de ambtenaren van de belasting; en vervolgens de vele mutaties in het spoorwegpersoneel; jaarlijks komen en gaan er geregeld zeker 1.000 menschen.

Volgens B. en W. komen er in de gemeente vele gedwongen huwelijken voor; zij schatten het percentage op 35%; daarentegen zijn er zeer weinig onwettige geboorten, terwijl de huwelijkstrouw over het algemeen zeer groot is. De vrouwen huwen over het algemeen op zeer jeugdigen leeftijd, 22 jr gemiddeld.

De leden van den Raad wonen vrij goed over de gemeente verdeeld: 10 raadsleden, waaronder de beide wethouders, wonen in de kom; 1 te Nispen; 1 op Borteldonk; 1 te Haink; 1 aan den Wouwschen weg, en 1 op Klein Kalsdonk. Bij raadsverkiezingen wordt niet met drank gewerkt, maar er wordt in den regel toch hevig gestreden. De oorzaak tot dien strijd moet niet gezocht worden in ontevredenheid over den gang van zaken in de gemeente; maar er is eene kiesvereeniging met weinig invloed; wordt nu de candidaat door de kiesvereeniging geproclameerd, dan zijn er anderen die gehoopt hadden candidaat te worden, en in hunne verwachting zijn teleurgesteld.

Men acht zich dan niet zedelijk gebonden door het besluit der kiesvereeniging van welke men lid is, maar stelt een anderen candidaat tegenover dien der kiesvereeniging. De niet geboren Rosendalers, m.a.w. de vreemdelingen (wier aantal zeer groot, wier invloed zeer machtig is) sluiten zich aan tegen den candidaat der kiesvereeniging, en de strijd is ontbrand. De ziel van de oppositie is steeds de leerlooier Eugène van Wely; dat opposant zijn zit in het bloed; zijn vader was dat ook steeds. Eens had de partij Van Wely succes; ze bracht toen den protestant Heerma van Voss in den Raad; volgens B. en W. was dat een belangrijke aanwinst voor den Raad; men beschouwde hem toch als het beste gemeenteraadslid.

De bovengenoemde Kiesvereeniging bestaat sinds een jr of acht; zij werd destijds opgericht om den ouden wethouder Van Gilse, dien men om zijn leeftijd uit den Raad wilde dringen, in den Raad te houden. Die toeleg gelukte destijds wel, maar daardoor werd de kiesvereeniging tevens eenzijdig; op het oogenblik heeft ze niet meer den invloed van vroeger, werd zij niet door de Heeren Van Gilse in het leven gehouden - een Van Gilse is op het oogenblik president - dan bestond ze wellicht niet meer. De vreemdelingenpartij gaat steeds met de oppositiepartij uit de kiesvereeniging mede.

Van B. en W. vernam ik, dat Mr. Bondam reeds voor ruim twee jaren beloofde, het oude archief te zullen komen ordenen; tot nu toe was hij er nog niet geweest. Alles watert in Roosendaal uit op den Roosendaalschen en Steenbergschen Vliet; alle riolen van de gemeente; vijf suikerfabrieken en eene stijfselfabriek. Behalve de Roosendaalschen Vliet worden alle waterleidingen door de gemeente in orde gehouden.

Voor de kanalisatie van de Roosendaalsche Vliet werd voor jaren (± 60, misschien 70 jaren) door de gemeente ruim een ton uitgegeven. Het heemraadschap houdt thans de Rosendaalsche Vliet door baggeren op de gewenschte diepte; alle verdere kosten (beschouwing, haven, loswal enz. enz.) zijn ten laste van de gemeente. De rechten, welke de gemeente deswege heft, brengen ± f. 6.000,- op.

Roosendaal, portretfoto burgemeester August Coenen (Weert 1862-Roosendaal 1933), burgemeester van Roosendaal en Nispen 1893-1932, 1900 (WBA, G10039)August Coenen, burgemeester van Roosendaal en Nispen 1893-1932 (foto: West-Brabants Archief/ collectie gemeentearchief Roosendaal)

Het personeel der politie is niet talrijk; doordat er geen inspecteur van politie is, heeft de burgemeester het daarmee nog al druk. Drinkwater wordt verschaft door eene Waterleiding Maatschappij welke reeds sinds jaren werkt (± 15 jr); men heeft goed water; men is over de Maatschappij tevreden, en deze kan goed bestaan.

Te Roosendaal maken geen Katholieke meisjes van het openbaar onderwijs gebruik; de meisjes, welke op de school gaan van Stadhouders, zijn allen protestant, of ambtenaarskinderen. De school van Stadhouders heeft een uitstekenden naam. Op de openbare school te Nispen gaan ook de meisjes, doordat er in Nispen geene bijzondere school voor meisjes is. Te Roosendaal is heel geen schoolverzuim; te Nispen weinig; vroeger was het te Nispen erg, thans niet meer. Bij invoering van leerplicht behoeft de gemeente niet te bouwen.

De afdeeling der Mij. van Landbouw onder presidium van Jan Jongenelen te Kalsdonk kwijnt; de afdeeling van den Nederl. Boerenbond onder het raadslid Van Gils bloeit nogal. Op mijne audientie verschenen de Statenleden Verheyen en Van Gilse; op mijn vraag aan Verheyen waarom hij geen lid van den Raad wilde worden antwoordde hij, dat hij niet mee kon gaan met het beheer der finantien, gelijk de burgemeester dat voerde; er werd veel geleend; alles werd op het nageslacht geschoven; de gemeente werd z.i. ongelukkig gemaakt; hij wilde daarvan geene verantwoording dragen.

Ik besprak ten slotte nog met B. en W. de voortdurende toeneming van de bevolking, en in verband daarmede de noodzakelijke uitbreiding van de gemeente. Ik gaf de Heeren in overweging, om in deze het voorbeeld van Tilburg te volgen: de gemeente koopt daar de terreinen aan; traceert straten, wegen en pleinen, en verkoopt dan weer stukjes grond als bouwterrein; Tilburg blijft daardoor den toestand meester, terwijl het de gemeente geen geld kost.

Toen de burgemeester mij later uitgeleide deed naar het station, en ik dus met hem alleen was, vertelde hij mij, dat dit zulks eene moeielijke zaak was; hij had eene bouwverordening bij den Raad gebracht; deze was echter met ongeveer algemeene stemmen verworpen. De beide wethouders, en meerdere raadsleden bouwden straten op eigen terrein, daarbij werd uitsluitend op eigen belang gelet en volstrekt niet op de algemeene belangen van de gemeente! Hij zag geen kans, om in deze veel voor de gemeente te doen.

De burgemeester klaagde nog over de verantwoording welke op B. en W. rustte, als controleur van den ontvanger; de ontvanger was een neef van den eenen wethouder, en de zwager van den anderen wethouder. Hij herinnerde er mij tevens aan, dat, toen voor eenigen tijd op zijn verzoek door den commies Jansen onverwacht de kas van den ontvanger was opgenomen, deze zijn kas blijkbaar niet in orde had gehad.

Hij had indertijd als burgemeester van Beek en Donk een finantieele catastrophe van den gemeente-ontvanger bijgewoond; hij vreesde, dat zulks te eeniger tijd in Roosendaal weer zou gebeuren. Hij meende, dat controle door G.S. op de kassen der gemeente-ontvangers de eenige afdoende controle zijn zou. De bewuste ontvanger heet Peters en is een broeder van den vroegeren beruchten zaakwaarnemer van dien naam.

Roosendaal, MARKT 29 en 31, Hotel De Zwaan en het postkantoor, 1910 (WBA, K09079)Hotel De Zwaan en het postkantoor (foto: West-Brabants Archief/ collectie gemeentearchief Roosendaal)

Den 25 April 1904 kwam ik weer in Roosendaal. Ik was ’s avonds tevoren naar Roosendaal gegaan, had daar mijn intrek genomen in het hotel De Zwaan van Buysen, en wandelde vandaar des ochtends naar het Gemeentehuis. Ik werd daar ontvangen door den burgemeester met den wethouder Bogers; de wethouder Raaymaakers was juist tot gemeente-ontvanger benoemd, terwijl zijn opvolger als wethouder nog moest worden gekozen; voor de door zijn aftreden als wethouder ontstane vacature in den gemeenteraad moet over een pr dagen eene stemming plaats hebben tusschen den leerlooier v. Wely, en Raaymaakers, een broeder van den afgetreden wethouder.

Ik verleende audientie aan het raadslid Van Loon, die mij kwam klagen over de groote zorg, welke de finantien van de gemeente hem baarde. Ik heb hem gezegd, dat ik die zorg niet deelde; dat bijv. Helmond en Bergen op Zoom er veel erger bijstonden; dat er juist eene staatscommissie benoemd was, om den Regeering van advies te dienen bij het beramen van maatregelen om de gemeenten (Amsterdam, Rotterdam enz.) uit haren finantieelen nood te redden; dat, even goed als zulks in 1897 het geval was geweest, ook nu de gemeenten zouden geholpen worden; dat Roosendaal het nog wel zoo lang zou kunnen uithouden.

Van Loon toonde mij verschillende plannen van straten, in verband met het nieuwe station: begrijpelijkerwijze verklaarde ik mij dienaangaande incompetent. Van Loon, een zeer rijk man, wiens eenige dochter gehuwd is met den kassier Van Gilse, liet mij zijn equipage aanbieden, voor welk aanbod ik bedankte. Daarna verschenen – in rok en witte das – de statenleden Verheyen en v. Gilse; zij kwamen eenvoudig hunne opwachting maken.

Ten slotte verscheen de Heer Eugène van Wely, het aspirant-raadslid. Genoemde Heer kocht op speculatie gronden in de buurt van het nieuwe station; hij is dus zeer geïnteresseerd bij het plan tot aanleg der straten. Dat stratenplan scheen niet geheel naar zijn zin. Hij beweerde, dat de Raad de belangen van Roosendaal opzettelijk verwaarloosde, ten einde hem onaangenaam te zijn, en zijne particuliere plannen te dwarsboomen.

Ik heb dat weersproken, en hem tevens uitgescholden, omdat hij zulke lage gedachten van den Roosendaalschen Gemeenteraad koesterde; ik heb hem gezegd, dat hij niet waardig was, om in den Raad te worden gekozen; mocht hij wel gekozen worden, dan zou hij spoedig tot de ervaring komen, dat hij den Raad van Roosendaal onrecht deed, door van deszelfs leden te denken, dat zij hun eed konden vergeten, dat zij, om een particulier onaangenaam te kunnen zijn, de algemeene belangen van Roosendaal, welke hen waren toevertrouwd door hunne kiezers, zouden verwaarloozen.

B. en W. waren van oordeel, dat zeker 60% huwelijken gedwongen waren. Onwettige geboorten kwamen zoo goed als niet voor. De Heer Dericks heeft zijn teekenonderwijs gestaakt; de gemeente laat nu teekenonderwijs geven; er wordt veel gebruik van gemaakt. Mr. Bondam moet nóg komen om het archief in orde te brengen; sinds 1898 (verbouwing Raadhuis) wacht men op hem.

De gemeente onderhoudt de voornaamste waterleidingen; de kleinere worden door de aangelanders onderhouden en door de politie geschouwd. Politie onvoldoende; een chef-veldwachter en 8 veldwachters; de raad wil niet meer geven; ook geen inspecteur betalen. In Nispen wordt veel geprofiteerd van herhalingsonderwijs; in Roosendaal weinig. Veel schoolverzuim; veel processen-verbaal, welke door A.O.M. niet vervolgd worden.

Roosendaal, Oostelijke Havendijk, suikerfabriek De Ram & cie., rechts daarvan directeurswoning, 1904 (WBA, K00295)Oostelijke Havendijk met suikerfabriek De Ram & cie. en de directeurswoning, 1904 (foto: West-Brabants Archief/ collectie gemeentearchief Roosendaal, uitgever J. van Poll Suijkerbuijk)

Mij. van Landbouw en Boerenbond vechten nog steeds tegen elkaar. Boerenbond is thans de sterkste. In 1905 organiseert Mij. van Landbouw eene tentoonstelling; als Boerenbond niet mee doet, komt er niets van terecht. Hoveniers klagen over schade door houtduiven; boomkweekers over schade door konijnen; schadelijk gedierte doet overigens geen kwaad. De suikerfabrieken van De Ram en van Jäger zullen beide in 1904 nog werken. De Melassefabriek van Lingeman heeft niet veel om het lijf.

Den 22 Juni 1908 kwam ik weer te Roosendaal; ik ging er vanuit Den Bosch heen; reed met een rijtuig van Buysen van het station naar het Raadhuis, en later op dezelfde manier weer terug. De burgemeester vergezelde mij, bij mijn vertrek, naar het station. Ik verleende audientie aan Pan, sinds elf jaren inspecteur der directe belastingen, die niets bijzonders te vertellen had, behalve dat het weggeld erg mede viel; aan Van der Heyden, ontvanger der registratie, die mij vertelde, dat er aan zijn kantoor jaarlijks f. 22.000 aan tienden inkwam.

Nu de tienden afgeschaft worden was hij in de verschillende gemeenten van zijn ressort gaan spreken in de vergaderingen van den Boerenbond enz. om de menschen in te lichten en op de voordeelen van den vrijwilligen afkoop in 1908 te wijzen. Hij had veel succes gehad; tot nu toe had hij een 300 aanvragen om afkoop behandeld, terwijl hij er vóór 1 Januari 1909 wel 1.000 verwachtte.

Er wordt zoo gretig afgekocht, omdat de voorwaarden van den Staat gemakkelijk en voordeelig zijn: wat vroeger tiendplichtig was, maar thans als weiland of als bosch ligt, rekent niet meer mede voor de afkoopsom, en wordt dus tiendvrij zonder dat men er voor betaalt. Groote grondeigenaars: Van Mierlo, Ingenhousz en derg. maakten van deze gunstige voorwaarden gretig gebruik; toen er maar eens één schaap over de brug was, volgden de anderen van zelve.

Postdirecteur Carp had als zoodanig niets te vertellen; hij kwam echter tevens in qualiteit van bestuurslid eener societeit “Amicitia” zonder societeitsvergunning, met verzoek hem aan zulk eene vergunning te helpen. Hem gezegd, dat de inspecteur van de drankwet en het Gemeentebestuur de adviseurs zijn van Gedep. Stat.; als die adviseurs gunstig raden, dan is er veel kans, dat hij geholpen wordt.

B. en W. geven erg af op het raadslid Van Wely; feitelijk met de medewerking der Kiesvereeniging, met medewerking dus van de Heeren Van Gilse, werd hij tot raadslid gekozen; het gemeentebestuur, en in de eerste plaats de burgemeester, konden hun plezier wel op, omdat hij zoo lastig was. De kiesvereeniging had langzamerhand al haren invloed verloren en was daardoor te niet gegaan; juist vóór acht dagen is er eene nieuwe Roomsche kiesvereeniging opgericht; B. en W. gelooven niet, dat van die nieuwe vereeniging veel kracht zal uitgaan; daarvoor hebben de bestuursleden te weinig aanzien en invloed.

De Raad heeft uit overdreven zuinigheid de onderwijzersjaarwedden erg besnoeid; B. en W. hopen op Gedep. Stat., om die salarissen weer op het oude niveau te kunnen brengen. Aan B. en W. gezegd, dat G.S. er vast op rekenen, dat op begrooting 1909 geld zal worden uitgetrokken voor een Commissaris van Politie; Gedep. Stat. wilden liever, dat de Raad er voor 1909 zelf toe besloot, dan dat zij er voor 1908 den Raad toe moesten dwingen; in 1908 had de Raad het voorstel met 7 tegen 6 stemmen verworpen; in 1909 zou er wel een meederheid in den Raad voor gevonden worden.

De concessie voor de drinkwaterleiding loopt over een jr of zes af; de waterleiding kan niet meer in de behoefte voorzien; Roosendaal heeft zich daarvoor te sterk uitgebreid; de buizen, die het water van Nispen naar Roosendaal moeten voeren zijn te nauw; om die te vernieuwen is f. 64.000 noodig. Er is dus niet voldoende druk, terwijl bovendien het water nooit goed helder is. Volgens B. en W. is hunne concessie in der tijd goed geformuleerd, zoodat ze over een jr of zes sterk zullen staan tegenover de Maatschappij.

De Mij. maakt thans goede zaken, en keert hooge dividenden uit; over het laatste boekjaar kreeg de gemeente voor haar deel in de winst f. 1.600; B. en W. zijn niet bevreesd, dat een en ander over een jr of zes als de concessie der Maatschappij zal zijn afgeloopen, voor de gemeente een voordeelige zaak zal worden, vooral omdat Mij. de leidingen niet mag medenemen, en de gemeente ze voor oud roest kan overnemen.

B. en W. zagen op tegen de onkosten, welke uit de exploitatie van de bouwterreinen bij het nieuwe station, voor de gemeente kwamen; ik heb de Heeren geraden, daarvoor eene straatbelasting in te voeren; het ging m.i. niet aan, de groote kosten van bestrating, rioleering enz. ten laste der gemeente te nemen, zonder de naast belanghebbenden deswege afzonderlijk te laten betalen.

Roosendaal, Politiecommissaris J. Grimminck, 1915 (WBA, M10108)Politiecommissaris J. Grimminck, 1915 (foto: West-Brabants Archief/ collectie gemeentearchief Roosendaal)

Den 15 April 1912 kwam ik weer in Roosendaal. De politie laat nog veel te wenschen over; 10 man; agent Grimminck heet inspecteur; 800 jaarwedde; Burgemeester zal bij aanstaande begrooting voorstellen, het corps uit te breiden tot 17 man; drie veldwachters die buiten moeten wonen, en 14 agenten; de gewone burgernachtwakers, die er thans nog zijn, moeten afgeschaft.

Het havengeld aan de Roosendaalschen vliet brengt f. 4.000 op voor gemeente; het heemraadschapsbestuur van de Steenbergsche en Roosendaalsche vliet liet een plan opmaken om het benedensas en het bovensas belangrijk te vergrooten, en om ook de rivier in veel meer bevaarbaren staat te brengen. Roosendaal hoopt, dat het plan uitgevoerd wordt. Het zal ruim f. 106.000 kosten. De heele Vliet zal ± 25 K.M. lang zijn; het Bovensas ligt halverwege, bij Blauwe Sluis.

De gasfabriek gaat goed; gaf in 1911 eene bate van f. 7.000 plus de straatverlichting = f. 8.000. Door het contract met Blaupot ten Cate nadert het waterleidingsvraagstuk zijne oplossing. De traverse van den Rijksweg zal men binnenkort overnemen. Er wordt weer geklaagd over lang wachten bij overwegen spoorbanen. Er gaan 30 jongens uit Roosendaal naar de ambachtsschool te Bergen op Zoom, en 2 naar die te Breda.

Den 11den Augustus 1917 kwam ik weer in Roosendaal. Later ging ik nog naar Oud- en Nieuw Gastel. Men moet noodzakelijk een nieuw Raadhuis bouwen; het tegenwoordige is veel en veel te klein. Aanvankelijk wilde men het gebouw oprichten op de plaats, waar het tegenwoordige Raadhuis staat; daar is de ruimte te klein; men houdt dan aan de eene zijde geen voldoende ruimte voor de openbare straat over.

Ingenieur Van Veen ontwierp een stratencomplex kort bij het station, aan de eene zijde van de Brugstraat; een nieuw Raadhuis is daarbij als Centrum gedacht. Daarvoor moet echter een groot complex van bouwterreinen aangekocht worden; met de eigenaren is men in onderhandeling; deze vragen ± twee ton! De grond komt dan op f. 7,50 de M2; een groot gedeelte moet dan nog openbare straat worden, ter waarden van f. 60.000. B. en W. zijn er wel voor; maar weten niet, wat de Gemeenteraad er van zeggen zal!

Roosendaal is nog niet gerioleerd; voor het laten maken van een plan met begrooting wordt niet minder dan f. 9.000 gevraagd. Eene globale berekening stelt de totale kosten op ± 4½ ton. Het vuile water mag niet naar de Roosendaalsche Vliet worden afgevoerd, maar moet worden terug gevoerd in de richting van Nispen, waar het door bevloeiing van heidevelden moet worden gezuiverd. De groote kosten zitten niet in de eigenlijke rioleeringswerken, maar in de werken, om het water naar Nispen terug te voeren. Voorloopig laat men om de groote kosten de zaak rusten; men wil afwachten, of, wanneer electrische kracht beschikbaar zijn zal, geen goedkooper plan kan gemaakt worden.

Aan de ordening van het oud archief is nog niets kunnen gedaan worden; er is geen ruimte op het Raadhuis voor dergelijk werk; bovendien is het tegenwoordig door de tijdsomstandigheden veel te druk.

Roosendaal, Groepsfoto politiekorps (en nachtwakers) op de binnenplaats van het politiebureau Brugstraat 38-42, 1910 (WBA, K13115)Groepsfoto politiekorps (en nachtwakers) op de binnenplaats van het politiebureau (foto: West-Brabants Archief/ collectie gemeentearchief Roosendaal)

Burgemeester heeft thans een behoorlijk bezoldigd Inspecteur van Politie + 20 man. Naar zijne meening is dat niet voldoende, vooral omdat er voortdurend eenige (gewoonlijk een drietal) agenten gebruikt worden voor allerlei werk, buiten verband staande tot den politiedienst.

De Roosendaalsche Vliet is thans goed in orde; de verbetering kostte aan de gemeente ± f. 75.000. Jaarlijks wordt ± f. 4.000 aan havengelden geïnd. Het bedrag is niet hooger, doordat een pr fabrieken niet meer werken. Gasfabriek gaat goed. Ook de waterleiding; zelfs buitengewoon goed. Gemeente krijgt 40% van de winst; laatste jaar 40% van f. 80.000. Voor korte jaren heeft gemeente de traverse van den Rijksweg overgenomen.

Nog geen ambachtsschool; de jongens gaan deels naar Breda, deels naar Bergen op Zoom. De woningnood is groot; vooral, doordat er nog 1.600 à 1.700 Belgen zijn. Het bouwen is thans te duur; vooral ook, doordat er slechts tegen heel veel geld terrein te krijgen is.

Het ongerief van de spoorwegoverwegen wordt weer erg; men rangeert weer langs den overweg. H.M. de Koningin moest voor korten tijd tweemaal ± tien minuten wachten. Naar het schijnt, staat het station nog te dicht bij den overweg, en is er dientengevolge geen voldoend rangeerterrein.

Armoede wordt er niet geleden; er is veel werk. Bovendien wordt er met smokkelen veel geld verdiend. Het smokkelen is door de kans, om naar Veenhuizen gebracht te worden, wel wat verminderd; maar het is toch nog heel erg. Voortdurend is er veel inkwartiering; groote moeielijkheden kwamen daaruit niet voort.

Den 14 Juni 1921 kwam ik weer in Roosendaal; tevoren was ik in Willemstad geweest. Ik vind hier twee nieuwe wethouders: Braat en Heerma van Voss (een Protestant). De Heeren zijn het samen niet best eens; ze krijgen nogal eens ruzie; Coenen en Heerma van Voss staan gewoonlijk samen tegenover Braat.

Er is eene groote woningnood; 66 woningen werden gebouwd; voor 170 zijn de stukken in Den Haag. Met premiebouw moeten 19 middenstandswoningen komen en 60 arbeiderswoningen; ook die aanvragen zijn allen in Den Haag. Wanneer dat alles tot stand zal zijn gekomen, zullen er nog 250 woningen te kort zijn.

Er is eene vereeniging van 180 socialisten, met een eigen vereenigingslocaal, en een eigen woningbouwvereeniging “Ons Ideaal”. Deze vereeniging gaat 44 woningen bouwen; meestal bestemd voor machinisten en ander spoorwegpersoneel.

De Politie is thans behoorlijk in orde; er is een hoofdinspecteur met 39 man; burgemeester zou gaarne zien, dat hoofdinspecteur op den duur Commissaris van politie werd. Het Raadhuis is belachelijk klein voor eene gemeente als Roosendaal; men heeft voorloopig geen geld om een ander te bouwen. Men is nl. sterk bezwaard met distributieschuld f. 240.000, en crisisschuld ad f. 360.000. Een en ander moet in 5 jr afgelost; in 1924 komt men daar doorheen en krijgt men de handen wat meer vrij. Tot zoo lang moeten alle uitgaven tot de absoluut noodzakelijke beperkt blijven.

Er heerscht nog al wat werkeloosheid; tot voor kort waren er nog een 60-tal arbeiders zonder werk. Gelukkig is de stijfselfabriek weer aan het werk gegaan, en konden daar weer eenige werkeloozen geplaatst worden.

Binnenkort zal men moeten komen tot den bouw van een electrisch net. Het bestaande provisorium gaf een verlies van 2 ton; daarvan brengt men anderhalve ton op de crisisschuld, die in 5 jr moet afgelost. De gasfabriek werkte tijdens de crisisjaren met verlies; thans wordt er weer een kleine winst gemaakt; er kwam een nieuwe directeur. De waterleiding is heel nieuw gebouwd; maakt eene behoorlijke winst.

Roosendaal, Havendijk, vanaf Kade, links Turfberg met gasfabriek, midden kandijfabriek Van Gilse aan de Oostelijke Havendijk en rechts Molenberg, 1915 (WBA, K00261)De Havendijk met links de Turfberg met de gasfabriek, in het midden kandijfabriek Van Gilse en rechts de Molenberg, 1915 (foto: West-Brabants Archief/ collectie gemeentearchief Roosendaal, uitgever J. Schäfer)

De reinigingsdienst is nog antiek ingericht; de boeren komen ’s nachts de beer halen; van eene pneumatische reiniging der beerputten is nog geen spraak. Aan de haven, aan de havenbeschoeiing gebeurt niets; daar is geen geld. De industrie gaat slapjes; voornaamste industrieele bedrijven zijn: de coöperatieve suikerfabriek; de coöperatieve Roomboterfabriek “Het Anker”, directeur Roebroek, benoemd Rentmeester Kroondomein Klundert; de stijfselfabriek; de kopergieterij (gebrs Tiebaex); twee candijfabrieken; in de directie van een van de beiden zit v. Gilse (een schoonzoon van burgemeester Coenen), de zoon van het statenlid Victor van Gilse.

Den 5 Juni 1925 kwam ik weer in Roosendaal; tevoren had ik Willemstad bezocht. Er is veel wrijving tusschen den burgemeester en de wethouders; tusschen hem en de meerderheid van den Raad. De meest belangrijke besluiten worden buiten den burgemeester om genomen; hij heeft dan eenvoudig te teekenen. De goede samenwerking is verre te zoeken; als besluiten, door den Raad genomen, naar de meening van den burgemeester niet in het belang van Roosendaal zijn, dan bedenkt hij moeielijkheden om de uitvoering te beletten. Vandaar veel wrijving.

Het gaat in Roosendaal slecht; de industrie gaat bitter slecht, met uitzondering van de coöperatieve suikerfabriek, en van de zuivelproducten fabriek “Het Anker”. Er zijn thans nog 139 werkeloozen, waarvoor het armbestuur zorgt; van den winter was het grootste aantal 420. Arbeidsgelegenheid is er veel te weinig. Er heerscht veel armoede. De arbeiders verdienen 20 à 25 cnt; zij hebben geen landelijk contract.

De woningnood is groot; er komen wel 250 woningen te kort. Particulier initiatief komt niet te hulp; men kan geen geld op hypotheek krijgen. De gemeente heeft geen geld om te helpen. De meerderheid uit den Raad is zeer democratisch aangelegd; uit de bedrijven mag geen winst gehaald worden. Waterleiding, gasfabriek, elektriciteit mogen te samen niet meer dan f. 1.000.- winst maken. De finantien zijn slecht; de directe belastingen hoog; desniettegenstaande neemt de Raad zulke onzinnige besluiten!

Het was frappant, zoo slecht als de Heeren van vele zaken op de hoogte waren, of zoo verkeerd als zij mij op mijne vele vragen antwoordden; vooral wethouder Vermeulen, de wethouder van finantiën, wist van de finantiën maar heel weinig af. De indruk, dien wethouder Ridders maakte, was beter. Ridders blijkt ten minste eenigen kijk op zaken te hebben, en zich beter te hebben ingewerkt in zijn taak: onderwijs. Voor het onderwijs heeft Roosendaal steeds veel geld over gehad; dat is nog zoo. Het St. Norbertuslyceum krijgt eene subsidie van f. 12.000 berekend naar f. 75 per leerling.

Burgemeester Coenen, die verlof had, was toch op het Raadhuis om mij te ontvangen.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.