skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

De Commissaris van de Koningin over 's Gravenmoer

BHIC
BHIC Bhic
vertelde op 2 april 2009
bijgewerkt op 3 augustus 2018
Tussen 1894 en 1928 was Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie. Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurig verslag bij. Dit had hij in al die jaren over 's-Gravenmoer te melden:

Nieuwsgierig naar zijn handgeschreven tekst? Lees die dan hier.

‘s Gravenmoer

Den 31sten Juli 1896 bezocht ik de gemeente ’s Gravenmoer. Omstreeks 3 uur van Raamsdonk vertrokken, kwam ik te ongeveer 3½ uur te ’s Gravenmoer aan. Onderweg passeerde ik de brug over de ’s Gravenmoersche vaart; welke brug krachtens Statenbesluit dd. Juli 1896 op kosten van de provincie zal verlaagd worden; die hooge brug is zeer hinderlijk voor het verkeer, terwijl bovendien in de eene afrit nog een scherpe draai is.

De audiëntie was niet druk bezocht; daar verschenen slechts de doctor (Vinkhuizen), het hoofd der school (Van Willigen); en bovendien een timmerman, De Jongh genaamd, die eene klacht had over het lossen van mest door de gemeente naast zijn erf; hij zal mij die klachte schriftelijk indienen. ’s Gravenmoer is zeer verdeeld door partijschappen; de hoofdreden daarvan is de scheuring in den boezem der protestantschen kerk (heel ’s Gravenmoer is protestant). Met Raadsverkiezingen vooral komt die heftige verdeeldheid sterk aan het licht.

De burgemeester Loeff – m.i. een flinke en een knap burgemeester, al is hij dikwijls wat laks in het afdoen van administratieve aangelegenheden – maakte op mij niet den indruk van steeds boven de partijen te staan; uit zijn spreken maakte ik op, dat hij aan de rechtzinnige protestanten geen heel goed hart toedraagt. Hij maakt zijn werk van het opleiden van jongelui, om hen nl. te bekwamen om later beter burgemeester of secretaris eener gemeente te worden; daarmede is hij niet ongelukkig. De administratie van den secretaris en die van den ontvanger maakten over het algemeen een goeden indruk.

Den 8 Juni 1900 kwam ik weder in deze gemeente; ik bezocht dienzelfden dag Geertruidenberg en Dongen; ik ontbeet in Oosterhout bij Van Riel, hotel Koppelpaarden en at te Waalwijk bij Verwiel. Ik vond nog hetzelfde Dagelijksch Bestuur als bij mijn vorig bezoek. Heel veel tijd, om mij met de Heeren te onderhouden was er niet, doordat ik een druk bezochte audientie had. In de eerste plaats verscheen Dominee Brutel de la Rivière, hervormd predikant met den kastelein De Jong, denzelfden, die voor 4 jaar ook kwam klagen.

De dominee had allerlei grieven tegen den burgemeester: vooreerst, de secretarie was in diens huis; de burgemeester genoot daarvoor f. 150 huur van de gemeente; als men dat bedrag kapitaliseerde zou men een raadhuis met veldwachterswoning kunnen bouwen; als men nu op de secretarie kwam, vond men die ingericht als de huiskamer van den burgemeester, men trof er diens vrouw en dochter aan; Brutel wilde, dat de communicatie van de secretarie met de woning van den burgemeester verbroken werd, zoodat hij, die op de secretarie moet zijn, niet bij den burgemeester zou behoeven aan te bellen. Ik antwoordde, dat hij zich moest beklagen bij den Raad.

Brutel klaagde vervolgens over den veldwachter; deze speelde billart in de herbergen; soms legde hij er een kaartje; op het politieuur werd niet gelet. De veldwachter maakte echter geen misbruik van drank. Brutel klaagde daarna, dat de burgemeester hem had aangeklaagd bij het klassikaal bestuur van N. Brabant en Limburg; de ouderlingen Loeff (burgemeester), Bijl (ontvanger) en van Willigen (hoofd der school), hadden door eene vrouw eene verklaring laten afgeven, dat de dominee haar tot oneerbare handelingen had willen verleiden; die verklaring was door hen opgezonden aan het klassikaal bestuur; daarop was een onderzoek gevolgd door Mr. De Menthon Bake c.s. waarop de vrouw verklaard was niet wel bij het hoofd te zijn, en de drie aanklagers uit hunne betrekking tot de hervormde kerk ontzet. Van deze beslissing waren de aanklagers in beroep gekomen bij de synode, en daar hing de zaak nog.

Kantwerksters, 1905 (058711, RAT)Kantwerksters, 1905 (bron: Regionaal Archief Tilburg)

 

Ik antwoordde den dominee, dat ik met deze zaak niets te maken had; dat hij n.m.m. die vrouw wegens laster bij de Justitie moest aanklagen; dat, als hij zich bij mij over den burgemeester wilde beklagen, hij dat schriftetlijk moest doen. Een landbouwer Van Loon had eene onbegrijpelijke klacht over het dienen van zijn zoon bij de militie, voor ± 8 jr. en over het afstand teekenen van grond, voor ± 5 jr; ook hij zal zich schriftelijk tot mij wenden. Nijenhuis, Gegageerd Adjudant O.O.I.L. vraagt vergunning om kraaien, eksters, en ’s winters om ganzen te schieten. J. Crist, boomsnoeier, en P. Crist schoenmaker, vader en zoon krijgen naar hunne meening niet genoeg van het armbestuur.

De toestand van de behoeftige klasse in ’s Gravenmoer is gunstig; er hooren veel schippers in deze gemeente tehuis; zij zorgen in den regel zeer goed voor het schoolgaan hunner kinderen. Er wordt in de gemeente veel kant gemaakt voor de mutsen van de Hollandsche en Zeeuwsche boerinnen; de kantwerkers verdienen daarmede ± f. 0,60 daags. Vroeger waren die verdiensten aanzienlijk hooger. De burgemeester bracht mij in een kleine woning in welke ik gelegenheid had, eene kantwerkster aan het werk te zien.

Tegenover de woning van den burgemeester, aan de andere zijde van den weg, heeft de Heer Gompertsz eene mooie villa gebouwd. Gompertsz (familie van Wertheim en Gompertsz, A.C. Wertheim was zijn curator) was onder curateele gesteld en besteed te ’s Gravenmoer; hij moest daar werken op de secretarie; nu is hij getrouwd, heeft zich een huis gebouwd, en is te ’s Gravenmoer blijven wonen. Op de secretarie komt hij niet meer.

Op de secretarie heeft de burgemeester hulp van zijn eenigen zoon (de burgemeester heeft ook nog een dochter), 1/3 cand. not.; werkzaam ten kantoren van notaris Van Ekelen te Oosterhout. De burgemeester reed met mij mede tot aan de grens der gemeenten ’s Gravenmoer en Waspik; aan de Hooge Brug toonde hij mij, dat de leuningen minder goed waren en dat ze zeer onsterk waren; meerdere palen waren reeds afgeknapt; zelfs kleine kinderen zouden dat gedaan hebben.

De naam van de gemeente ’s Gravenmoer duidt aan, dat de bodem veenachtig is. Tegenwoordig wordt er niet meer verveend(?) omdat de turf te goedkoop is.

Blijkens het door Klasens uitgebracht verslag waren de rechten, in drie kwartalen verschuldigd wegens verrichtingen van den Ambtenaar van den burgerlijken stand, in ééns verantwoord. De ontvanger moet een hulpjournaal aanleggen voor verpachting van hooiland, hakhout en bagger. De politieverordening dagteekent nog van vóór de invoering van het nieuwe strafwetboek.

Vaartweg, Gereformeerde Kerk met pastorie en school met den Bijbel, 1903 (058613, RAT), 1903 (bron: Regionaal Archief Tilburg)

 

Den 28 Mei 1904 kwam ik weer in ’s Gravenmoer. Vanuit Waalwijk bezocht ik dienzelfden dag ook nog Geertruidenberg. Vroeger uitsluitend gedwongen huwelijken, sinds de Gereformeerden zich wat meer roeren, gaat dat wel wat beter. In den laatsten tijd komt het nog al eens voor, dat bij de Gereformeerden een paartje in de kerk trouwt; dat is het bewijs, dat de bruid niet zwanger is. Als de bruid zwanger is, dan komen ze van zelf niet, om kerkelijk te trouwen.

B. en W. deelen mij mede, dat er een nieuw Raadhuis moet komen; zij zijn doende, om eene goede bouwplaats te vinden. Als burgemeester Loeff het niet zelf bouwt, dan hoopt hij de finantien van de gemeente in zoo bloeiende toestand achter te laten, dat zijn opvolger direct een raadhuis zal kunnen bouwen. Toen ik er op aandrong, dat men, wanneer er geschikt terrein te koop mocht komen, zich daarvan het bezit direct zou verzekeren, ook al zou men niet aanstonds tot bouwen overgaan, kreeg ik den indruk, dat Loeff zich voorstelde, dat later zijn terrein aan de gemeente zou worden verkocht, om daarop een raadhuis te bouwen.

Het kantwerken raakt gedaan; er worden in Holland en Zeeland minder mutsen gedragen dan vroeger. Eene bekwame kantwerkster kan – ook doordat de grondstof, de garens, duurder zijn geworden – thans niet meer dan f. 0,30 daags maken.

De wethouder Kielen was vroeger schipper. Hij meent, dat de scheepstimmerwerven spoedig minder goede zaken zullen gaan maken, doordat de schipperij zoo slecht gaat, vooral de binnenvaart. Hij geeft daarvoor een dubbele reden: vooreerst de kwijnende toestand van de suikerindustrie. Terwijl eertijds de suikerfabrieken druk werk gaven aan de binnenschipperij van September tot Kerstmis, is in de laatste twee jaren voor de schipperij de drukte in eene goede maand gedaan.

De tweede reden is onze veranderde wetgeving: indertijd had men voor de binnenvaart een vrij duur patent noodig; de schepen in de groote vaart (op Duitschland, op Belgie) namen geen deel aan de vrachtvaart van de binnenschipperij omdat ze geen patent wilden nemen. Sinds de patenbelasting werd veranderd in de bedrijfsbelasting, concurreeren de schepen van de groote vaart sterk met de binnenschipperij. Nog erger zijn thans de buitenlandsche schepen (Duitschers en Belgen) die thans hier komen zonder patent, zonder bedrijfsbelasting te betalen; zij zijn de ergste concurrenten en werken geheel onder de markt.

Nog een kwade factor is, dat de schepen hoe langer hoe grooter worden. De grootste schepen kunnen zelfs langs de haven niet meer in ’s Gravenmoer komen. Ze kunnen de Willemsbrug (brug over de Donge in den weg tusschen Oosterhout en Geertruidenberg) niet passeeren; de doorvaartopening in die brug is maar 7 Meter. De grootere schepen zijn 8 meter breed, 40 Meter (150 voet) lang en 2.20 M. diep. Ze hebben een inhoud van 360 last = 720 M3. In den regel staat er in de haven slechts 4 voet water; als Maasmond opengaat, verhoogt de waterstand op de Donge doordat de gemiddelde ebbestand zooveel hooger wordt.

Bij gemeenteraadsverkiezingen nog steeds veel quaesties en druk stemmen. Bij den burgemeester sterk aangedrongen op eene definitieve beschrijving en ordening van het archief. Gemeente heeft eenige eigendommen. Uitgestrekte bezittingen heeft gemeente nooit bezeten. Er is alleen eene algemeene begraafplaats; daar worden alle lijken ter aarde besteld. Dr. Smeenk is armendokter 60 jr; vroeger in Transvaal. Armoede wordt in ’s Gravenmoer niet geleden. Scheepswerf van Tak geeft aan 20 menschen brood.

Waspikseweg met zicht op de Vaartweg. Rechts café 't Haasje, 1910 (059037, RAT) (bron: Regionaal Archief Tilburg/ )

 

Den 13 April 1908 kwam ik weer in de gemeente; B. en W. delen mij mede, dat ze nu een terrein hebben gekocht, om daarop een nieuw Raadhuis te stichten; voor f. 750; in den afgeloopen winter werd het opgehoogd met ± 500 M3 zand uit Oosterhout gehaald voor ± f. 1 de M3. In 1909 hoopt men het Raadhuis te bouwen. Het terrein ligt naast de openbare school. Klachten over den provincialen steenslagweg; deze is ’s winters modderig en slecht, door dat de steenslag met zwarten grond wordt gemengd, om vast te worden.

Klachten in verband met de Maasmondwerken: in 1907 brak de Oostkade van de Donge door; in Februari 1908 de westkade van het Oude Vaartje; al is het water betrekkelijk spoedig weer weg, men heeft er toch maar de last en het nadeel van: bij zoo’n doorbraak komt – in ongunstige omstandigheden – de weg enkele uren een halve Meter onder water. Wethouder Kielen – zelf een schipper – vertelde mij, dat er vele Duitsche kolen (Rührkolen) via Dordt naar Belgie gaan. Quaestie over den naam van de gemeente: de Hooge Raad van Adel gaf in 1817 het wapen aan de gemeente ’s Gravenmoer. Volgens den burgemeester zou de naam ontleend zijn aan de Grave, een gedeelte van de ’s Gravenmoersche vaart, destijds zóó genoemd.

In 1421 bij den St. Elisabeths vloed is een deel van de gemeente weggespoeld. In 1672 werd ’s Gravenmoer door de Franschen verbrand; van de 57 huizen bleven er 5 staan: tusschen ’s Gravenmoer en Oosterhout was een Fransch soldaat door een boer doodgeslagen; de Franschen meenden dat die boer te ’s Gravenmoer woonde; vandaar hunne wraak. De heuvels, waarop de oude huizen gestaan hebben, zijn nog aanwezig.

Op het Rijksarchief te ’s Bosch moet veel interessant oud archief van ’s Gravenmoer aanwezig zijn; het zou gekocht zijn op eene auctie te Brussel.

Den 26 Maart 1912 bezocht ik ’s Gravenmoer. Per auto was ik vanuit hotel De Kroon te Breda eerst naar Oosterhout gegaan; toen naar ’s Gravenmoer en later naar Dongen. Langs Oosterhout keerde ik ’s avonds naar Breda terug. Ik verleende audientie aan den oud-burgemeester Loeff, een ruine van een mensch, treurig om aan te zien. Met B. en W. bezag ik toen het nieuw gebouwde Raadhuis, van den zolder tot beneden; het ziet er heel goed uit, maar is m.i. veel te groot.

Smits, de nieuwe burgemeester, maakt een goeden indruk; hij geeft zich blijkbaar veel moeite, en heeft al heel wat gedaan, tot ordening van het archief; wanneer ik over vier jaren weer in ’s Gravenmoer kom, hoopte hij het geheele archief beschreven en gecatalogiseerd te hebben; ik ben benieuwd, of hij dan klaar zal zijn. Bij den oud-burgemeester Loeff is misschien ook nog wel wat; Smits zou daarop het oog houden; een groote hoop archief was door hem bij den dominee gevonden, en naar het Raadhuis teruggebracht.

Een broer van burgemeester Loeff – een gepensionneerd directeur der registratie te Amsterdam – schonk voor het nieuwe raadhuis een uurwerk; Eysbouts te Asten leverde het voor f. 420. Groote klachten over waterschade. Onder de Hooge Brug in den weg tusschen Waspik en ’s Gravenmoer ligt een sluis met vloeddeuren; bij ebbe loopt het water uit; bij vloed sluiten zich de deuren, en keeren dus het water. Zoo is de toestand van half Maart tot een October; in die periode wordt geen waterbezwaar ondervonden. Maar in de periode van 1 October tot 15 Maart staan de deuren altijd open; ze zijn vastgezet, zoodat het vloedwater de deuren niet kan sluiten, en dus ongehinderd naar binnen vloeit.

Dit geschiedt om een dubbele reden: vooreerst, om de landerijen eene winterbevloeiing te geven; en vervolgens, om bij hoog water de zwakke kaden voor doorbraak te behoeden; deze hebben dan geen water te keeren, want binnen- en buitendijks staat het water even hoog. Het zal moeielijk zijn om hierin verbetering te brengen; want 1e willen de eigenaren der landerijen hunne winterbevloeiing niet missen; en 2e zou de versterking van de kade, in die mate, dat zij de hooge wintervloeden zou kunnen keeren, zeer veel geld kosten; en weet men niet, wie dat zou moeten betalen. Van het hooge water hebben schade een dertigtal boerderijen onder ’s Gravenmoer, Vaartzijde, en vele arbeidersgezinnen onder Waspik.

Burgemeester Smits richtte eene landbouw- en een tuinbouwvereeniging op. Van beide vereenigingen is hij voorzitter. Er werd door twee tuinbouwleeraren uit Breda eene tweejarige tuinbouwcursus gegeven; de cursus is juist geëindigd; aan elf leerlingen kan een diploma worden uitgereikt. Sinds de landbouw niet erg floreerde en de scheepsbouw van Tak door faillissement geheel ophield te bestaan, gaat men zich zeer op tuinbouw toeleggen; de grond van ’s Gravenmoer zou daarvoor zeer geschikt zijn. Dezer dagen kocht een tuinder uit Naaldwijk grond in ’s Gravenmoer, en zal daar een Westlandschen tuin beginnen.

Haven met scheepswerf, 1915 (058514, RAT) Haven met scheepswerf, 1915 (bron: Regionaal Archief Tilburg)

 

Den 3den. Augustus 1917 kwam ik weer in ’s Gravenmoer; tevoren had ik Raamsdonk bezocht.

Burgemeester Smits valt mij niet mede; hij is burgemeester-secretaris; het werk op de secretarie is veel en veel minder goed dan bij mijn vorig bezoek; het is slordig, verward; het laat veel te wenschen over; veel te veel, om alles op rekening van de tijdsomstandigheden te kunnen schrijven.

Hij gevoelt zich geweldig; hij weet het alleen; en heeft dan ten slotte een verward oordeel, waaraan soms haast geen touw aan vast te maken is. Allerlei bezwaren over de sluis aan de Hooge Brug; de daarvoor opgerichte polders zullen die in beheer en onderhoud van het Rijk moeten overnemen. De vloeddeuren zijn slecht; ze zijn ook te laag, althans wanneer de Dongekaden door het Rijk zullen worden verhoogd. Nieuwe deuren zijn duur; misschien wel f. 3.000. En nu kan men met Ingenieur Van Loon niet tot overeenstemming geraken, en heeft men de tusschenkomst van Gedep. Stat. ingeroepen om eene juiste verklaring te krijgen van de bedoeling, waarmede de beide Waterschappen opgericht zijn.

Men zou zeer gaarne zien, dat een gevaarlijke hoek in den provincialen weg verbeterd werd; geraden, daartoe zelve het initiatief te nemen en finantieelen steun te vragen van A. Nederl. Wielrijdersbond, en van de Nederlandsche automobiel club. Er is tegenwoordig een beetje tuinbouw in de gemeente; een tuinbouwcursus nam niet erg op.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.