Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Nieuwsgierig naar zijn handgeschreven tekst? Lees die dan hier.
Den 25 Augustus 1897 bezocht ik deze Gemeente; ik reed van Eindhoven over Woensel en Nunen naar Tongelre, en vandaar naar Eindhoven terug. Op de grens van Nunen en Tongelre vond ik de halve bevolking om mij welkom te heeten; twee oude gilden, dat van St. Martinus en dat van St. Catharina. De leden dezer gilden waren meer dan potsierlijk uitgedost; leden van handboog- en kruisbooggezelschappen; kaartvereenigingen, en daarmede was al wat er jong volk te Tongelre was, mede geloopen naar de grens der gemeente. De muziek van “Eeneind” uit Nunen ging voorop, daarna een eerewacht van ± 12 ruiters, vervolgens allerlei gezelschappen, en daartusschen allerlei los volk.
Zoo geëscorteerd kwam ik aan het Raadhuis te Tongelre, alwaar ik B. en W. vond. De burgemeester is tevens boekhouder van de Eindhovensche bank, en gaat voor die betrekking dagelijks naar Eindhoven. De harmonie kwam voor het Raadhuis een deuntje spelen; de schoolkinderen (jongens en meisjes; er is te Tongelre geen liefdehuis) waren door Vossen, het hoofd der school geleerd, en kwamen hunne kunsten (liedjes zingen) vertoonen; de meisjes meest allen in het wit, met kransjes op! Toen ik wegging werd de stoet opnieuw geformeerd; de schoolkinderen kregen er toen echter ook eene plaats in. Bij het komen in, en het verlaten van de gemeente hield het schoolhoofd een speech. Bij het huis van den burgemeester (tusschen Nunen en Tongelre) was een eerepoort opgericht.
Klasens beweert, dat de burgemeester den secretaris de voet wil lichten, om zelf secretaris te worden; dan zou hij zijne betrekking aan de Eindhovensche bank kunnen opgeven en in Tongelre blijven; ik weet niet, of er eenige grond is voor dat beweren. De verstandhouding tusschen B. en W. scheen mij zeer goed. De administratie van den ontvanger liet niet veel te wenschen over; niet B. en W., maar de burgemeester sluit bij de tweemaandelijksche kasopneming het journaal af; in het hulpjournaal der ontvangsten was de datum der ontvangst niet vermeld. De schoolgelden werden rechtstreeks collectief in het journaal geboekt.
De administratie van den secretaris was in geen besten staat; bij de bevolkingsregisters ontbrak een personenklapper; meerdere gezinnen werden op één blad geboekt; de bijhouding liet ook zeer veel te wenschen over. In 1896 was de secretaris uit eigen beweging begonnen een geheel nieuw bevolkingsregister aan te leggen, omdat het oude onbruikbaar was geworden. Er was geen notulenregister van de vergaderingen van B. en W.; de politieverordening is van 1887; de verordening krachtens art. 172 Gem. wet ontbrak; evenzoo een staat van hetgeen naar burgerlijk recht eigendom is van de gemeente; ook was er geen register van aanvragen en beschikkingen volgens de hinderwet.
Pastoor Van Kessel, bouwpastoor van Sint-Martinuskerk te Tongelre, ca. 1898 (bron: RHCe) |
In Juni 1900 vertrok plotseling de dienstbode van den pastoor, naar men zeide in zwangeren toestand; men noemde de koster als den vermoedelijken vader (Vogels, zoon van den wethouder). Zeer opvallend was het, dat kort daarna de pastoor, Van Kessel, plotseling ontslag nam, en naar Heerlen trok naar zijn broeder, den notaris. Er ontstonden daarover allerlei praatjes; daarna relletjes en opstootjes; zie over een en ander een rapport dd 24 juli 1900 van den luitenant der Marechaussee Van der Minne aan zijn chef, den overste Prins, door dezen aan mij in afschrift medegedeeld. De burgemeester Van de Ven gedroeg zich niet onberispelijk; bij kabinetsmissive dd 4 Aug. 1900 A nr. 1, 2e Afd. 3e bureau, schreef ik ter zake aan den burgemeester; bij missive dd 7 Augustus 1900 nr. 56 trachtte de burgemeester zich te verantwoorden.
Den 16 Mei 1902 kwam ik weer in de gemeente. Ik reed van Eindhoven naar Woensel; daarna naar Tongelre; en toen weer naar Eindhoven. Mijn gesprek met B. en W. liep in de eerste plaats over de ongeregeldheden in 1900. Tot mijn verbazing vernam ik, dat er in 1900 in zooverre geen aanleiding was voor opschudding, als dat de meid van Pastoor Kessels ten slotte niet zwanger was. Gezegde meid, Joanna Besters, herkomstig van Drunen, diende met haar zuster aan de pastorie van pastoor Van Kessel. Toen iemand gezien had, dat zij wat familiair was met den koster, toen waarschuwde hij deswegen den pastoor, die de meid wegzond. Langzamerhand kwamen toen op de fabrieken te Eindhoven, waar ook menschen uit Tongelre werken, allerlei praatjes in omloop, ook dat de meid in de kraam moest. De oude Vogels trok toen partij voor zijn zoon, en zeide in het publiek, dat, als de meid zwanger was, zulks evengoed kon zijn van den pastoor, als van zijn zoon den koster, want dat iemand gezien had, dat de pastoor ook te familiair was met die meid. Daarop liep de pastoor weg, en begonnen de relletjes.
Ten slotte bleek het, dat de meid niet zwanger was; ze kwam in dienst bij den dokter van Veghel, en zou op het oogenblik dienen bij den pastoor van Neerkant onder Deurne. De nieuwe pastoor van Tongelre trok geen partij tegen Vogels; de oude Vogels werd gehandhaafd als kerkmeester; zijn zoon als koster en organist. Het volk was echter verstoord, dat Vogels iets ten nadeele van Pastoor Van Kessel had durven zeggen, al was dat ook gebeurd om zijn eigen zoon (den koster) te verdedigen.
Vandaar de relletjes in 1900; vandaar dat de oude Vogels in 1901 uit den Raad werd geworpen: hij had 27 van de 150 stemmen, vandaar dat Rovers, een neef van Vogels, die in 1901 als Raadslid aftrad, eveneens uit den Raad werd gegooid; vandaar dat de wethouders V.d. Kerkhof en V. Gestel, die in 1903 en in 1905 als raadsleden aftreden, ook uitgeworpen zullen worden. Het is te hopen, dat de gemoederen van tevoren nog wat tot bedaren zullen komen.
De oude Heer Smits van “het Hof” was een ijverig beschermheer van de twee oude gilden (St. Martinus en St. Catharina). Men hoopt een nieuwen beschermheer te vinden in den Heer De Kuyper, die voor een paar dagen huwde met Juffr. Smits (een van de twee dochters; de andere is gehuwd en woont in België en is gehuwd met Ridder de Grady de la Neuville te Genk en bij zijne schoonmoeder zal komen inwonen. Hij is 24 jr., zij 33. “Het Hof” is 138 H.A. groot; er liggen enkele mooie bosschen om het huis; 5 boerderijen, verder wat kwade bosschen en heide.
De eigendommen van de gemeente liggen niet aan elkaar; bestaan uit heide, ven en dennenbosch. Aan de zijde van Eindhoven heeft de mast nogal te lijden van de kinderen. Als een bosch gerooid is, wordt er aan den grond niet veel gedaan; men doet de stompen er uit, maakt den grond gelijk en plant dan weer in. In afgeloopen winter had men 120.000 plantjes uitgezet; 25.000 op de H.A. Over 50 jaren kan dat weer brandhout zijn. Meer komt er niet van.
Al het jonge volk gaat op de fabrieken werken; men kan geen dienstboden meer krijgen in de gemeente en moet ze van buiten betrekken, uit Gerwen, uit St. Oedenrode maar vooral uit Someren. De meisjes bezoeken gedeeltelijk de zustersscholen in Stratum, in Eindhoven of in Nuenen.
Den 11 April 1905 kwam ik weer in Tongelre. Ik bezocht dienzelfden dag de gemeenten Woensel en Nunen. Er had zich niemand voor de audientie aangemeld; ik had dus volop tijd om met B. en W. te praten. Van hen vernam ik de verrassende bijzonderheid, dat in Tongelre het dansen door vrouwen in de herbergen des avonds bij lamplicht verboden was, maar des ochtends was toegelaten. De wethouder V.d. Kerkhoff was in der tijd kapitein van het St. Catharinagilde; op den teerdag in November was hij op boete van f. 10,- verplicht, des ochtends vóór zes uur met zijn meisje in de herberg te komen dansen; het was dan natuurlijk buiten nog pikdonker; in de herbergzaal was alles met kunstlicht verlicht; en het was dan om half zes ’s ochtends al zoo druk, dat men zich in het lokaal haast niet kon roeren; de leden van St. Catharina verschenen daar dan allen met hunne dames. Sinds dertig jaren wordt er ook ’s ochtends niet meer gedanst. Er kwamen te veel fabrieksmeisjes en toen bleven de boeren en boerinnen langzamerhand weg; in 1885 was het voor het laatst.
Het schijnt dat de ruzies in de gemeente na de relletjes van 1900 weer vergeten worden; in 1903 werd V.d. Kerkhoff als lid v.d. Raad herkozen, hoewel niet zonder strijd. Men hoopte, dat nu in 1905 de aftredende leden bij candidaatstelling zouden worden herkozen. In de bosschen gaven vele vrijende paartjes zich aan onzedelijkheid over; de veldwachter bekeurde er driemaal; ze kregen respectievelijk f. 25 of 30 dagen, f. 25 of 14 dagen en f. 25 of dagen [sic!]. Nu zit er de schrik in!
B. en W. ernstig aangeraden, om een staat van gemeente-eigendommen aan te leggen, waarin uitvoerig en nauwkeurig alle mogelijke details omtrent cultuur en exploitatie worden aangeteekend. Hen tevens aangeraden, het onderhoud van de waterleidingen in eene hand te brengen en ten laste der gemeente te nemen.
Op de algemeene begraafplaats staat geen lijkenhuisje. De familie Bisdom uit Eindhoven legde voor ± 15 jaar eene eigen begraafplaats onder Tongelre aan, waarop tot nu toe drie lijken werden bijgezet. In de geneeskundige en verloskundige armenpraktijk wordt vanwege het algemeen armbestuur voorzien; het algemeen armbestuur heeft geen gemeentelijk subsidie noodig; het heeft voldoende eigen fondsen.
Glaudemans & van Gestel. Machinale steenfabriek De Vlijt, 1909 (bron: RHCe) |
Eene vrij groote steenfabriek werd voor een pr jaren opgericht op de Achterbossche heide, aan den weg van Stratum naar Geldrop, door de Heeren Gloudemans en Van Gestel uit Eindhoven. Het is eene machinale fabriek, waarvan de inwoners de behandeling niet kenden. Vandaar dat er eenige Belgen met hunne gezinnen overkwamen, om aan de arbeiders als voorwerkers te dienen. De fabriek moet op ruime schaal zijn ingericht en voldoende capaciteit hebben om 100.000 steenen per dag te maken. Het losse werkvolk ’s zomers komt uit andere gemeenten; dat woont in een keet, gaat des Zaterdags naar huis en komt des Zondags weer terug; in de gemeente heeft men daar geen last van.
Tijdens mijn geheele bezoek ben ik onaangenaam geweest jegens den burgemeester, omdat hij de gemeentelijke administratie zoo schandelijk verwaarloost en er ook helemaal geen notitie was genomen van de aanmerkingen, welke ik na mijn bezoek in 1902 schriftelijk ter kennis van het gemeentebestuur had gebracht.
Den 4 December 1905 ging ik nogmaals naar Tongelre, ten einde na te gaan of de fouten in de administratie, door mij bij mijn bezoek van 11 April 1905 geconstateerd, en bij mijn missive van dienzelfden datum A nr. 1ater kennis van het gemeentebestuur gebracht, verbeterd waren. Tot mijn groot genoegen bleek me, dat er niet alleen zeer veel verbeterd was, maar dat de gemeentelijke administratie er zelfs zeer goed uitzag.
Met de burgemeester en den wethouder Van Gestel – de wethouder Van de Kerkhoff was wegens ziekte niet gekomen – bezocht ik de openbare school, en woonde daar gedurende een pr uren eene les in de twee hoogste klassen van het hoofd der school bij. Het onderwijs beviel mij nogal.
De St. Martinuskerk aan 't Hofke (bron: RHCe) |
Daarna ging ik met de Heeren naar de woning van het hoofd der school, om met eigen oogen te kunnen oordeelen over diens klachten in zake het slecht onderhouden enz. van die woning door het gemeentebestuur. Het gemeentebestuur had nogal wat geld besteed om die woning op te knappen; er was een nieuwe vloer in den gang gelegd; de woning was geheel geverfd; de put was nieuw opgemetseld enz. Het water uit de put werd op het moment in Eindhoven door de Gezondheidscommissie bacteriologisch onderzocht; het zal dus nog moeten blijken, of het voor de gezondheid onschadelijk is. Het hoofd der school beklaagde zich behalve over de omstandigheid, dat hij thans geen drinkwater had, nog daarover dat in zijn huiskamer en in zijn slaapkamer een steenen – in plaats van een houten – vloer lag. Bij B. en W. er op aangedrongen, om aan de wenschen van het hoofd der school een gewillig oor te leenen.
Na met B. en W. de in 1890 nieuw gebouwde kerk te hebben bekeken (het is van binnen een mooi gebouw; de pastoor heeft geen geld om de toren er op te zetten, evengelijk hij ook geen geld heeft om een liefdehuis te bouwen) keerde ik naar Eindhoven terug.
Den 21 Mei 1909 kwam ik weer in Tongelre; vanuit Den Bosch ging ik eerst naar Woensel, toen naar Nunen en eindelijk naar Tongelre, waarna ik naar ’s Bosch terugkeerde. Ik verleende audientie aan Vrouw Sanders geb. v.d. Ven, die een jongen van ± 12 jr had en om een middel vroeg om dat kind aan de leerplicht te onttrekken; zij had zijn verdiensten zoo broodnoodig; ik kon haar geen middel aan de hand doen. Vervolgens aan V.d. Heuvel, een landbouwer stierhouder die klaagde, dat hem zooveel concurrentie werd aangedaan met ongekeurde of afgekeurde stieren; den burgemeester opgedragen door den veldwachter wat scherper toezicht te laten houden; wanneer het in een schuur met gesloten deuren gebeurt, dan is er niet veel aan te doen.
Het Liefdehuis met rechts het klooster van de Zusters van Liefde, geheel rechts nog een gedeelte van de lagere school (bron: RHCe) |
Gemeente kreeg juist toestemming van G.S. om ƒ 13.000 te leenen om den pastoor te steunen bij den bouw van een liefdehuis; aan B. en W. verteld, dat ik er tegen was geweest, en het bij G.S. verloren had. B. en W. meenden, dat Tongelre het wel betalen kon, nu Philips, Bruning en Gloudemans onder Tongelre villa’s bouwden en zich daar vestigden. Alsof de vestiging van die Heeren geene andere uitgaven voor de gemeente mede zou brengen.
De relletjes over de meid van Pastoor Van Kessel zijn thans geheel vergeten; de oude Vogels is nog kerkmeester; raadslid werd hij niet weer; men gelooft niet, dat hij dat nog zou willen worden. Er is geen staat omtrent de exploitatie der gemeentelijke bezittingen; de gemeentegronden ± 30 H.A. beteekenen niet veel; het grootste deel is een hooge bult, waarop niets wil groeien; ook geen heide; op de rest is wat mast gezet, die het heel slecht doet en zeker niet meer waarde krijgt – na veertig jaren – dan van brandhout. Op den aanleg van den staat niet nader aangedrongen. De waterleidingen worden thans door de gemeente geveegd en in orde gehouden; vegen met hier en daar opdiepen kost aan de gemeente jaarlijks ± ƒ 200.
Het schijnt, dat het hoofd der school thans in allen deele tevredengesteld is; mij kwamen in den laatsten tijd geene klachten meer ter oore; hij verscheen ook niet ter audientie. B. en W. hebben moeielijkheden met de Heeren van het villapark over een openbaren weg, welke door die Heeren eigenmachtig verlegd werd, waardoor de langsliggende eigenaren van minder conditie werden. Er was geen tijd om er te gaan kijken; hen opgedragen, zich ter zake, met overlegging van stukken en kaarten tot Gedep. Staten te wenden
Het raadhuis (bron: RHCe) |
Den 14 Maart 1913 bezocht ik per auto van Helmond deze gemeente; ik was tevoren in Woensel geweest en ging later nog naar Zesgehuchten. Het nieuwe raadhuis is sinds een week of zes betrokken; het ziet er zeer goed uit. Architect van de gemeente is F. Wolters, oud-opzichter van Eindhoven; hij houdt ook toezicht op handhaving van de bouwverordening en vergadert daarvoor wekelijks met B. en W.
Bij Raadsverkiezingen wordt druk gestemd; geen principieele strijd; het is eenvoudig om bier te doen, anders komen de fabrieksarbeiders uit Klein Tongelre niet stemmen; die het meeste bier geeft heeft de meeste kans; nette, fatsoenlijke menschen willen dikwijls geen candidatuur aanvaarden.
Gemeente geeft zich veel moeite voor behoorlijk onderhoud van wegen en waterleidingen; ze is met de waterleidingen begonnen; deze zijn thans in uitstekenden staat; thans is zij met de wegen bezig en contracteerde met de N.V. Juliana, stoomkistenfabriek te Stratum, voor alle sintels, tegen ƒ 0,25 per vracht; men rekent in 1913 minstens op 300 vrachten.
Het villapark (bron: RHCe) |
Dr. Raupp uit Nunen is belast met de geneeskundige armenverzorging. Vanwege de Gezondheidscommissie te Eindhoven is er eene melkkeuring ingevoerd; deze heeft een merkbaar goeden invloed. Men is zeer tegen de ontworpen grensregeling met Eindhoven; als Tongelre het villapark moet missen, dan kan het onmogelijk blijven bestaan. Tongelre heeft contract met Eindhoven over de levering van gas; contract loopt 29 jr. ingegaan 1 Januari 1913; voor iedere M3 gas, door Eindhoven geleverd, krijgt Tongelre een halven cent; die gezamenlijke halve centen zijn voor Tongelre niet voldoende om de straatverlichting te betalen. Zou er elektriciteit komen, dan moet Tongelre die, voor zoowel licht en kleinkracht betreft, die via Eindhoven betrekken, en ontvangt dan voor iedere Kilowatt een halven cent.
Mevrouw Smits is overleden; “het Hof” werd eigendom van haar schoonzoon, Ridder de Grady de la Neuville te Luik, die daar met zijn gezin (twee meisjes van een jr. of 12) voorlopig nog niet komt wonen. Burgemeester deelde mij mede, dat hij dacht tegen 1 Mei 1913 in Tongelre te komen wonen; hij woont thans in Zesgehuchten alwaar hij secretaris en ontvanger is.
Den 31 Juli 1918 bezocht ik per auto vanuit Helmond de gemeenten Woensel en Tongelre. Mijn gesprek met B. en W. liep natuurlijk over het ontwerp van wet van Gedep. Stat. om de gemeenten rondom Eindhoven, dus ook Tongelre, tot ééne gemeente te vereenigen. B. en W. stellen zich niet op het hooge standpunt van wat het algemeen belang vordert; zij houden alleen rekening met de specifieke belangen van Tongelre, en zijn dan natuurlijk tegen de vereeniging; zij meenen volkomen in staat te zijn, die belangen geheel naar behooren te behartigen niet alleen, maar dat beter te kunnen doen, dan wanneer een groot Eindhoven ook voor Tongelre moet zorgen. Ik kan mij hun standpunt zeer goed verklaren, al kan ik er mij niet mede vereenigen.
Burgemeester Van Engeland, 1910-1920 (bron: RHCe) |
De burgemeester woont thans in Tongelre; hij heeft zich daar een huis gebouwd. Het verschil van belangen van landbouwers en burgerij leidt tot strijd bij de gemeenteraadsverkiezingen; de landbouwers geraken in de minderheid. De distributie van levensmiddelen werkt goed, maar is zeer kostbaar; over 1917 moest Tongelre daarvoor ƒ 13.000 betalen. De aanleg van den harden weg Woensel-Geldrop is blijven steken; ook in 1918 zal die weg niet afgebouwd worden. Ook in Tongelre heerscht groote woningnood; een vereeniging voor de volkshuisvesting zal dit jaar nog dertig woningen bouwen; geraamd op ƒ 3.800 per woning. Het geraamd jaarlijksch exploitatietekort bedraagt ƒ 1.000 à ƒ 1.200.
Het salaris der veldwachter bedraagt ƒ 1000 + 10% duurtetoeslag. Tegen een eventueel groot waterschap voor de Dommel zal men zich niet verzetten. Dr. Raupp uit Nunen kan de armenpraktijk alleen niet meer de baas; vermoedelijk zal voor Klein Tongelre een medicus uit Eindhoven worden aangesteld. De gemeente zal waarschijnlijk binnenkort het algemeen armbestuur moeten subsidieeren; er beginnen armen in de gemeente te komen. Nog slechts enkele arbeiders uit Tongelre zijn werkeloos; zij worden gesteund uit de werkeloosheidverzekering (K.B. Dec. 1916), waarvoor Tongelre aan de agglomeratie 8% betaalt. Wanneer volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging thans een nieuwe gemeenteraad moest gekozen worden, zouden daarin volgens B. en W. vijf arbeiders gekozen worden.