Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Egidius Josephus Swinkels (1871-1946) is een goed voorbeeld van een Brabantse industrieel die zowel sociaal als financieel tot de Brabantse elite behoorde. Hij was de enige zoon van de oprichter van de Swinkels’ textielfabrieken in Helmond. Na de vroege dood van zijn vader (1891) neemt hij de leiding in het bedrijf over en breidt het concern uit met vestigingen in Mierlo en Deurne. Trouwt in 1894 met een dochter van de Tilburgse textielmagnaat H. Puijenbroek. Een zuster van Egidius was getrouwd met de burgemeester van Helmond.
Zijn wagenpark was in verhouding met zijn maatschappelijke positie: van de dertien auto’s die er in de periode 1898-1906 in Helmond hebben rondgereden, waren er maar liefst zes van hem. Een overzichtje met vermelding van datum van de vergunning, kenteken en (voor zover bekend) het type auto.
Swinkels koopt begin 1901 een tweedehands Benz van 300 kg met de afmetingen 2,90 x 1,62 van de overleden Roermondse advocaat Tisset en krijgt ook diens kenteken, nummer 53. Ergens tussen 1901 en 1903 doet Swinkels de auto van de hand, ook het kenteken laat hij vervallen.
Eveneens begin 1901 koopt Swinkels ook een 3pk Benz, mogelijk bij importeur Aertnijs te Nijmegen. De afmetingen zijn indrukwekkend: 3,70 x 1,80. Vijf maanden later is Swinkels de auto al weer kwijt en levert hij ook het kenteken, nummer 319 in.
In hetzelfde jaar 1901 koopt Swinkels ook nog een Darracq van 400 kg met de afmetingen 2,57x1,28. Die krijgt het kenteken 492. In 1902 wordt deze auto ingewisseld voor een 10 pk Mors van maar liefst 950 kg die hij heeft overgenomen van dhr. Luden van Heumen uit Breda.
In 1904 heeft Swinkels behoefte aan een nieuwe auto, de Mors gaat de deur uit en kenteken 492 staat niet langer op zijn naam.
In 1904 koopt Swinkels een 12 pk Peugeot van dhr. Lukwel in Rotterdam. Hij vraagt nadrukkelijk of hij ook diens (lage) rijksnummer 196 mag overnemen. Dat wordt toegestaan. Kennelijk was het toen al prestigieus om een vroeg nummer op de auto te voeren. De auto, met de afmetingen 3,01 x 1,56, weegt 650 kg en kan een snelheid bereiken van 55 km per uur.
In 1905 heeft Swinkels genoeg van deze auto en ruilt ‘m in voor een wat groter exemplaar (3,61 x 1,62). Merk of type zijn helaas onbekend. Na invoering van de provinciale kentekens in 1906 voert Swinkels nog twee nummerborden: N-338 en N-339.
Wilhelmus Joannes van Hout (1866-....) was textielkoopman en eigenaar van een grote manufacturenwinkel in de Veestraat.
Kennelijk is Willem van Hout in de begintijd niet zo gefortuneerd, want zijn eerste auto koopt hij in 1903 - voor gezamenlijk gebruik? - samen met de smid Van der Meulen en de klerk Zeegelaar. Het is bovendien een tweedehands exemplaar, bij de registratie staat vermeld dat het om een oud rijtuig gaat van binnenlands fabricaat.
Het kenteken wordt nummer 1164. Het betreft een Simplex, een auto van Nederlandse makelij.
Ook met de aanschaf van Willems tweede auto in 1904 was weinig geld gemoeid, sterker nog: hij ruilde zijn auto met die van notaris Boerlage in Velsen. Ook de kentekens verhuisden mee: de Simplex met nummerbord 1164 kwam op naam van de notaris en Willem kreeg dit vehikel met kenteken 1199.
Het is een F.N. uit ca. 1900 met een vermoedelijk later aangebrachte coupé en motorkap. Een provinciaal kenteken op naam van Van Hout is niet gevonden.
De metaalnijverheid werkte tijdens de industrialisatie van Brabant op volle toeren: het ijzer werd gebruikt voor de vervaardiging van machines, ketels, spoor-en tramrails, bruggen e.d. En om alle onderdelen aan elkaar te bevestigen, waren er draadnagels nodig, klinknagels, bouten, schroeven, moeren. In Helmond waren er twee grote fabrieken die deze producten maakten: de firma Everts & Van der Weijden en het bedrijf P. van Thiel & Zonen. De directeuren ervan behoorden tot de eerste autobezitters in Helmond. [correctie Giel van Hooff: er waren rond 1900 drie fabrieken van bouten/moeren/schroeven en andere draadartikelen in Helmond: de Gebr. van Thiel, H. van Thiel & Co. (het huidige Nedschroef) en de oudste: Everts & Van der Weijden. De oorsprong van de branche in Brabant ligt bij de Van Thiel's in Beek en Donk, waar P.(iet) van Thiel met zijn zonen een eigen imperium opbouwde.]
Jean Baptist Clément van der Weijden (1850-1934) was zoon van een opzichter bij de Franse spoorwegen. Jean werkte aanvankelijk als boekhouder-tekenaar bij de spoorwegen in Tilburg, maar in 1876 gaat hij werken bij de ijzerfabriek van de Gebroeders Everts. Vanaf 1891 is hij vennoot van het bedrijf en vanaf dat moment begint de firma Everts & Van der Weijden pas goed te groeien.
Zijn sociale positie stijgt in verhouding: traden bij zijn eigen huwelijk nog de bakker en de timmerman op als getuigen, de kinderen van Jean trouwen allemaal met telgen uit Brabantse fabrikantengeslachten: Bogaers, Puijenbroek, Prinzen.
In 1901 koopt Van der Weijden een 5 pk Darracq die het kenteken 361 krijgt. Een jaar later verkoopt hij die auto aan Steegh en schaft een andere auto aan van onbekend merk.
In 1904 koopt Van der Weijden een tweede auto bij autohandelaar Thijssens in Maastricht. Het is een gloednieuw exemplaar, vermoedelijk een 5 pk De Dion Bouton, kenteken 895. Als in 1906 de provinciale kentekens worden ingevoerd, krijgt deze auto het nummerbord N-250.
De drie gebroeders Van Thiel hadden in Helmond een draadnagelfabriek. Lambertus Wilhelmus van Thiel (1864-1912) was de oudste zoon van één van hen en werd firmant in 1886.
Al in 1904 had Van Thiel een vergunning aangevraagd, maar het duurde meer dan een half jaar voordat die ook werd verleend. Het betrof een Georges-Richard die hij had gekocht van A.F. Dronsberg. Deze Franse auto werd gefabriceerd in de periode 1898-1902, nadien werd de merknaam Richard-Brasier gevoerd. Het exemplaar van Van Thiel kreeg het kenteken 950, uitegeven op 23 juni 1905.
Als in 1906 de provinciale kentekens verplicht worden, vraagt Van Thiel niet direct een Brabants nummerbord aan. Dat doet hij pas in 1908, hij krijgt dan het kenteken N-800 toegewezen.
Ernest Albert Archer (1874-1953) was uit Engeland afkomstig en neef van de grondlegger van het Reed-concern (papier en kranten) dat later zou opgaan in de multinational Reed-Elsevier. Als jonge man maakte hij de oversteek naar Nederland en zou zich daar permanent vestigen. Eerst is hij werkzaam in de papierfabriek in Raamsdonkveer waar een andere telg uit het Reed-geslacht de scepter voert (kenteken 916). Hij trouwt daar in 1898 met een koopmansdochter, maar op zijn huwelijksreis blijkt al snel zijn ware passie: in Parijs ziet hij een auto rijden en rent er meteen achteraan om met de eigenaar technische details uit te wisselen, zijn bruid achterlatend op de stoep.
In 1900 wordt hij directeur van de NV papier- en strohulzenfabriek Helmond, enkele jaren later is hij alweer vertrokken (1905?) en gaat werken bij de Arnhemse autohandelaar R.S. Stokvis. Zijn liefde voor de techniek beperkt zich niet tot automobielen: hij haalt zijn vliegbrevet in Frankrijk en wordt in 1910 directeur van de in dat jaar opgerichte Eerste Nederlandsche Vliegvereeniging.
Archer koopt zijn eerste auto in 1902 als hij directeur is van de papierfabriek in Helmond. Hij kiest voor een uniek exemplaar: een voertuig van het merk Zwaluw, een eigen bouwsel van de Nijmeegse rijwielfabrikant Van Rosendael. Hij krijgt het kenteken 78.
Afbeeldingen van deze auto zijn niet bewaard gebleven, er werd er maar één gemaakt. Oorspronkelijk was de auto voorzien van een soort ontploffingsmotor. Kennelijk was dit geen succes, want de auto van Archer had een Gelria motorblok. Dat was nauwelijks een verbetering te noemen, want de Gelria aandrijving stond niet bepaald bekend als betrouwbaar: de motor raakte regelmatig oververhit. Al met al een wat merkwaardige aankoop voor een technisch onderlegd mens als Archer.
Zoals al in de inleidende tekst werd opgemerkt: niet alle autobezitters vroegen een rijksnummer aan. Die groep onttrekt zich dus een beetje aan onze waarneming. Maar gelukkig weten we in ieder geval van één Helmonder dat hij al in 1898 een auto bezat: Jos L. van der Meulen, grondlegger van een garagebedrijf. En hij kon daar als 80-jarige in 1941 nog heel vrolijk over vertellen, zowel over zijn eerste Benz in 1898 als over zijn Darracq rond 1903. En drie jaar voor de aanschaf van zijn eerste auto was hij ook al de eerste motorrijder in Nederland!