Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Op een kaart van de belegering van Geertruidenberg uit 1593 is aan de rechterkant van de stad een tijdelijk aangelegde aanvoerhaven voor het leger van Prins Maurits te zien. Aan de linkerkant, bij de monding van de Donge en de ingang van de vestinggracht, is een steiger of pier te zien, voorzien van een kraan.
In 1616 werd een nieuwe haven aangelegd tussen de Brandepoort en het Dordtse Hoofd, aan de buitenkant van de stad. De oude stadsmuur werd gereduceerd tot kademuur, terwijl de bescherming kwam van een stenen muur daarbuiten. Deze haven kreeg een spuisluis, waarmee met behulp van de getijdewerking de haven op diepte gehouden kon worden.
Na de aanleg van nieuwe fortificaties werd de vestinggracht rond 1680 verruimd tot een binnenhaven, die via een smalle verbinding, de buitenhaven, in contact stond met de Donge. Deze haven kreeg geen spuisluis, wat in de jaren daarna telkens tot verzanding zou leiden en een hoop gedoe over het onderhoud.
Aangezien de haven deel uitmaakte van de vestingwerken, viel dat onderhoud onder de verantwoordelijkheid van de landsoverheid, de Staten van Holland, en niet van het stadsbestuur. In 1819 ging het onderhoud van het Rijk naar de provincie. Die wilde dat graag doorschuiven naar de stad zelf, maar die wilde daar niet aan. In de impasse die daardoor ontstond, namen de klachten van de schippers over de verzanding van de Binnenhaven hand over hand toe.
Na 1830 werd Geertruidenberg weer vestingstad en werd hard gewerkt aan het herstel van de werken, inclusief de haven. Dat duurde tot 1837. Vanaf 1865 probeerde het stadsbestuur de kosten van het onderhoud deels terug te verdienen door het heffen van een havengeld van 20 cent per ton. Steeds weer bleef het nodig de haven en de vaargeul op diepte te houden, zonder al te veel succes overigens. In het begin van de twintigste eeuw werd de Binnenhaven nauwelijks meer gebruikt.
Maar in 1909 kreeg Geertruidenberg aan de spoorlijn Zwaluwe-‘s-Hertogenbosch een spoorhaven . Tien jaar later kwam de gemeenteraad tot de conclusie dat er geen toekomst was voor de Binnenhaven en dat men meer gebaat was met een laad- en losplaats langs de Donge. Een andere impuls daarvoor kwam van de aanleg van de eerste electriciteitscentrale, de Dongecentrale, die in 1919 in gebruik werd genomen.
In de jaren ’30 vond helemaal geen onderhoud meer plaats, wat leidde tot totale verloedering van de Binnenhaven.
In 1939 kocht de gemeente de haven van het Rijk voor het symbolische bedrag van ƒ 1,- met de duidelijke bedoeling de stinkende haven, die vooral gebruikt werd voor het dumpen van afval, te dempen. Door de Tweede Wereldoorlog kwam het er niet meteen van, maar na 1945 ijverde met name het raadslid Jansen sterk voor de demping, die uiteindelijk in 1950 gerealiseerd werd. Een eis van de Rijksdienst voor Monumentenzorg was daarbij dat de omgeving van het Arsenaal open zou blijven.
In 1952 werd de veel grotere Amercentrale opgeleverd en nam de aanvoer van steenkool explosief toe. Langs de Maas kwam een insteekhaven ten behoeve van de Amercentrale, naast de langshavens langs de rivier de Donge.
De haven van Geertruidenberg is momenteel op basis van het totale gewicht van de goederenoverslag, één van de grotere binnenhavens in Brabant. Dat komt door het hoge soortelijk gewicht van de aangevoerde steenkool en de grote omvang van de Amercentrale. Enkele cijfers:
2004 |
2005 |
2006 |
|
Overslag in ton |
2.589.000 |
2.709.000 |
2.232.000 |
Containers |
nvt |
nvt |
nvt |
Aantal schepen |
onbekend |