
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Van nog grotere schaal was de storm van 9 november 1800 ofwel - volgens de op dat moment in een groot deel van Europa gebruikte Franse Revolutionaire kalender - 18 brumaire (nevelmaand) van het jaar IX.
Die zondag was al vreemd begonnen: hoewel begin november, leek het eerder mei, zo warm was het. Toen de Boxtelse kinderen die middag naar de Petruskerk liepen voor hun catechismusles waaide het al stevig, maar tijdens de les zwol de wind aan tot een vreselijke storm: glazen werden uit de kerkramen geblazen, de pannen vlogen van het dak. Pastoor en leerlingen bleven in de kerk, buiten was het immers zo mogelijk nog veel gevaarlijker. Maar het natuurgeweld was zo heftig, dat zelfs het robuuste kerkgebouw het dreigde te begeven: de muren begonnen te scheuren, pilaren te schudden, met man en macht wist men een pijler die zo’n tien centimeter van zijn voet was afgeschoven ternauwernood nog terug op zijn plaats te duwen. Eindelijk, tegen zeven uur in de avond, ging de wind weer liggen en kon de schade in het dorp worden opgemaakt. Materieel was die groot: ingestorte huizen, omgewaaide bomen, maar gelukkig hadden alle inwoners de storm overleefd, zo lezen we in het doopboek van Boxtel. En daarmee waren ze er in Boxtel zelfs nog betrekkelijk goed vanaf gekomen.
Op die negende november van het eerste jaar van de negentiende eeuw hield een storm vreselijk huis over een enorm gebied, van de Franse Atlantische kust over het huidige België en Nederland, tot ver in Duitsland, met enorme materiële schade als gevolg en ten koste van vele mensenlevens. Of het nu in Duinkerken was of in Brugge, in Antwerpen of Middelburg, Utrecht of Arnhem, overal liet de storm een spoor van vernieling achter, van afgewaaide dakpannen, ingeblazen ruiten en omgeblazen kerktorens, tot omgewaaide muren, ingestorte huizen, molens, kerken en andere gebouwen.
Noord-Brabant kreeg de volle laag. Jan Buisman, de chroniqueur van het Nederlandse weer, geeft een ellenlange opsomming van de vernielingen en maakt daarmee de omvang van de ramp zeer aanschouwelijk. Het lijkt erop dat zowat geen enkele plaats in de provincie die zondag ongeschonden is doorgekomen. Een kleine bloemlezing moge volstaan: omgewaaide kerktorens in Loon op Zand, Princenhage, Sint-Oedenrode, Woensel, kerken in Aalst, Blaarthem, Budel, Duizel, Eerschot, Haarsteeg, Stratum vernield, evenals het klooster Mariagraf in Grave, ontelbare ontwortelde bomen, talloze zwaar beschadigde huizen, boerderijen en andere gebouwen in zowat ieder dorp en elke stad, vele dode koeien en ander vee, om nog maar te zwijgen over de dodelijke slachtoffers onder de bevolking.
Zo lezen we bijvoorbeeld over ’s-Hertogenbosch:
De schade was er zo algemeen, dat er bijna geen huis gevonden werdt, of het hadt min of meer van den wind geleeden, terwijl er veelen van daken, en schoorsteenen, jaa van gevels beroofd werden. De Haan van den groote Kerkstooren is met den ijzeren bal afgerukt, en in een der daken van de Kerk blijven hangen. Buiten deeze Stad zijn verscheide Plaisierhuisjens verscheide voetstappen ver geworpen. Zo opgezet en onstuimig was de Maas, dat dezelve het water op het Fort Crevecoeur wierp. Daarbij woei het zo sterk, dat men niet meer na den Dongen [=Den Dungen] te voet gaan kon, dewijl de Landerijen in de nabuurschap dier Stad allen overstroomd zijn geworden.
En op het platteland was de toestand zo mogelijk nog schrijnender:
Te St. Antonis is de Koorn-Windmolen mede omgewaaid en verbrijzeld; en kwam dit toeval den Molenknecht op het leeven te staan. Veele op het platte Land staande Boerenwooningen met stroo gedekt, werden door den wind geheel opgenomen en vernield. Rondsom Budel zag het er verschriklijk uit, aldaar zijn de Kerken en Molens omgevallen of ingestort, en die streek schijnt in eene Woestenij veranderd.
Hoewel er talloze gegevens over de storm van 9 november 1800, waaronder zelfs metereologische metingen, voorhanden zijn, volstaan die niet voor moderne weerhistorici om dit natuurverschijnsel nader te typeren en te verklaren. Adriaan Loosjes had daar in 1801 in zijn Beschrijving van den storm van den negenden november des jaars 1800 minder moeite mee. Hij spreekt van eenen Storm, die waarlijk eenige overeenkomst gehad heeft met die Orkaanen, welke somtijds de geduchtste verwoestingen op de Eilanden van America aanrichten.
Tenslotte: veel tijdgenoten merkten op dat de storm samenviel met de eerste verjaardag van Napoleons staatsgreep van 18 brumaire VIII. Sommigen zullen hier ongetwijfeld een diepere betekenis in hebben gelezen. In het midden blijft of het hier een stormachtig applaus van de weergoden betrof voor de machtsovername van de toekomstige keizer of juist een waarschuwing voor de orkaan van oorlog en geweld die Bonaparte in het eerste decennium van de nieuwe eeuw over Europa zou laten razen.
Beschrijving van den Storm van den negenden november des jaars 1800 (Haarlem 1801), Google Books
Jan Buisman, Duizend jaar weer, wind en water in de Lage Landen. Deel 7: 1800-1825 (Franeker 2019) blz. 47-63.
Gaston R. Demarée, ‘Een alderschrikkelickste wynd-tempeest. De storm van 9 november 1800’, in: Biekorf. West-Vlaams Archief voor Geschiedenis, Archeologie, Taal- en Volkskunde 117 (2017), blz. 200-214