
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Antonius Johannes Maria van der Bom (1868-1919) had tien broers en zusters van wie er nog twee broers en twee zussen in het klooster intraden. In 1886 werd hij Minderbroeder in Zevenaar en in 1892 tot priester gewijd. Drie jaar later vertrok hij als missionaris naar Smyrna. Na vele omzwervingen als missionaris, overtuigde een Oostenrijkse geestelijke hem tijdens een zeereis op weg naar Amerika ervan in plaats daarvan naar Oostenrijk te gaan.
In 1902 meldde hij zich bij de aartsbisschop van Wenen. Deze benoemde hem als kapelaan in Kirchberg am Wagram. In 1910 werd hij pastoor in Oberfellabrunn en in 1913 van Oberhollabrunn.
Uit deze tijd dateert zijn brochure over het wonder van Pieter de Rudder uit Oostakker, waarin hij 1.000 Kronen uitlooft aan diegene, die de wonderbaarlijke genezing te Lourdes van twee gebroken benen als wonder zou weten te ontzenuwen. Daar is overigens niemand in geslaagd.
Pater Anton was een bezig baasje. Tijdens een verblijf in ons land deed hij een beroep op zijn vroegere dorpsgenoten om hem financieel te ondersteunen bij de bouw van een patronaat in zijn parochie. Het was hem namelijk een doorn in het oog dat er in Oberhollabrunn wel een socialistisch verenigingsgebouw was en geen rooms katholiek. Die actie leverde hem de benodigde 130.000 Kronen op, waarmee het patronaat Sankt Antoniusheim gerealiseerd kon worden.
Maar nu de bleekneusjes: naarmate de Eerste Wereldoorlog langer duurde, werd de voedselvoorziening in de omgeving van Wenen steeds nijpender. Van der Bom kon niet aanzien hoe de jeugd hieronder leed en ondervoed raakte. Hij vatte het plan op om groepen kinderen onder te brengen in het neutraal gebleven Nederland en hen daar gedurende zes weken aan te laten sterken. In 1917 vertrok hij, samen met zijn zuster die hem daarbij hielp, voor het eerst met 30 noodlijdende Oostenrijkse kinderen naar Nederland die ondergebracht werden in Oudenbosch, Etten-Leur en Langeweg. Dit herhaalde hij in 1918. Het jaar daarop vertrokken drie treinen naar Nederland. Op 28 oktober 1919 keerde Van der Bom voor de laatste keer naar Oberhollabrunn terug.
Pastoor Van der Bom leed die jaren aan een maagkwaal, die er door het slechte voedsel in Oostenrijk niet beter op werd. Zondagnacht 7 december 1919 kreeg hij een hevige aanval, waarop men besloot hem te opereren. De operatie verliep goed, maar er kwam een ernstige longontsteking bij ten gevolge waarvan hij op woensdagavond 10 december 1919 overleed.
Na zijn dood werd zijn werk in Nederland voortgezet door ’t R.K. Huisvestingscomité. Op 15 mei 1924 verliet vanuit ’s-Hertogenbosch de laatste trein met Oostenrijkse bleekneusjes Nederland. Duizenden Oostenrijkse kinderen waren in de jaren daarvoor in ons land ondergebracht. Velen kwamen in de jaren daarna nog terug bij hun voormalige gastgezinnen. Hechte vriendschappen waren er opgebouwd, die soms zelfs uitmondden in huwelijken.
Voor zijn grote verdiensten werd Anton van de Bom meermaals onderscheiden: met de Oostenrijkse Rode-Kruismedaille, de Franz-Josephmedaille en in 1918 met het Kruis van Verdienste met de Kroon.