Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In het noorden grenst de voormalige gemeente aan Rosmalen, in het oosten en zuidoosten aan Berlicum, in het westen aan Sint-Michielsgestel en Den Bosch. In 1996 is Den Dungen, samen met Berlicum en Sint-Michielsgestel samengevoegd tot een nieuwe gemeente Sint-Michielsgestel.
Het woord “dungen” in de gemeentenaam is een variant op “donken”, een benaming voor de natuurlijke zandverhogingen in de moerasachtige delta van de rivieren de Dommel en de Aa.
Ooit werd de naam van het dorp geschreven als “Op die Dunghen”, dus: op de donken. De naam verklaart dus ook het ontstaan van de dorpsgemeenschap: de eerste bewoners vestigden zich op de plekken waar ze droge voeten konden houden. In het verleden is wel beweerd dat het dorp specifiek op drie donken zou zijn ontstaan (de Eikendonk, de Hooidonk en de Poeldonk). Er waren echter veel meer donken, en het dorp heeft zich dan ook geleidelijk vanuit de verschillende woonkernen ontwikkeld.
De Hoge Raad van Adel verleende op 14 oktober 1818 de net nieuwe gemeente Den Dungen een gemeentewapen “van lazuur[=blauw], beladen met het beeld van St. Jacobus van goud”.
In 1815 had de gemeenteraad besloten om de parochieheilige op te nemen in het gemeentewapen, en dat gebeurde dus ook. Bij de aanvraag had de burgemeester zich niet uitgelaten over welke kleuren dit wapen zou moeten hebben, en daarom kreeg Den Dungen een wapen in de rijkskleuren blauw en goud.
Omdat Den Dungen vóór 1810 altijd tot het Vrijdom van de stad 's-Hertogenbosch had behoord, beschikte het dorp niet over een eigen dorpszegel, zoals andere dorpen, dat als voorbeeld voor het gemeentewapen had kunnen dienen. De parochieheilige, Sint-Jacobus de Meerdere, was een goed alternatief.
Den Dungen komt voor het eerst in schriftelijke bronnen voor in een grondcijnsboek van de hertog van Brabant uit 1340. In dit cijnsboek staan namen vermeld van mensen die een grondbelasting (cijns) moesten betalen aan de hertog en woonachtig waren in de cijnskring “Donghen”. Daarmee werd het grondgebied van de huidige gemeente Den Dungen bedoeld.
Bewoningssporen zijn er echter al van veel eerder. De oudste vondsten van stukjes vuursteen en twee stenen bijlen stammen respectievelijk uit de Midden-Steentijd (8000- 3000 v. Chr.) en uit de Nieuwe Steentijd (3000 v. Chr.). Toen was er echter nog geen sprake van een nederzetting. Die was er wel in Het Bossche Broek tussen de Kloosterstraat en de A2 rond 1800-1200 voor Chr. (de Bronstijd). Dat is gebleken uit archeologisch onderzoek in 1983/1984. Ook zijn daar bewoningssporen gevonden uit de IJzertijd (700 v. Chr. tot begin van onze jaartelling) en de Romeinse tijd.
Den Dungen had van oudsher geen eigen bestuur, omdat het dorp tot de vrijdom van ’s-Hertogenbosch behoorde. Het gebied buiten de stadsmuren was net als de stad zelf “vrij” , dat wil zeggen, het viel niet meer rechtstreeks onder het gezag van de hertog van Brabant.
Mensen die in Den Dungen geboren werden of er gedoopt werden, kregen automatisch alle rechten van een Bossche poorter. Ze stonden ook wel bekend als “buitenpoorters” van ’s-Hertogenbosch. Slimmeriken uit de rest van de Meierij lieten dan ook regelmatig hun kinderen in Den Dungen dopen.
De Bossche schepenbank oefende het bestuurlijk gezag uit over Den Dungen, maar er was wel een soort beperkt lokaal bestuur voor de Dungense gemeenschap. Zo was er het huisliedengilde of ploegersambacht, dat in 1372 werd opgericht. Dit gilde had een militaire taak: de gildebroeders moesten hun eigen wapens hebben en stonden onder leiding van drie dekens. Vanaf 1543 behandelde het Bossche stadsbestuur de dekens daadwerkelijk als vertegenwoordigers van de dorpsgemeenschap.
De periode tussen de val van ’s-Hertogenbosch in 1629 en de Vrede van Munster in 1648 was een tijd van politieke chaos. De bestuurlijke functionarissen in Den Dungen, dekens, dijkmeesters, kerkmeesters en armmeesters, grepen toen hun kans om meer bestuurlijke zelfstandigheid te veroveren. Na 1650 heeft Den Dungen dan ook burgemeesters die het recht hebben de dijkmeesters te benoemen en hun eigen opvolging te regelen. Die burgemeesters waren altijd met zijn drieën: ieder vertegenwoordigde een hoek van het dorp (Eikendonk ofwel De Keer; Hooidonk ofwel Kort en Lang Griensel; Poeldonk). De burgemeesters waren verantwoordelijk voor de dorpsfinanciën en de contacten met de overheid. Tussen 1692 en 1744 was er ook een “buitenburgemeester” die de burgemeesters assisteerde bij de belastinginning.
Op 31 juli 1810 werd de Bataafse Republiek ingelijfd bij het keizerrijk Frankrijk. De wet die toen een nieuwe staatsrechtelijke indeling vastlegde, noemt ook de “commune Den Dungen” en daarmee was de zelfstandige gemeente een feit. In 1996 kwam daaraan een einde door de samenvoeging met Sint-Michielsgestel en Berlicum tot de nieuwe gemeente Sint-Michielsgestel.
In de 17e en 18e eeuw schommelde het aantal inwoners van Den Dungen rond de 1.000. In de 19e eeuw groeide de bevolking nauwelijks en bleef daarmee nogal achter bij de landelijke ontwikkeling. In 1850 telde Den Dungen 1.388 inwoners, in 1900 waren dat er zelfs een vijftigtal minder. Pas na 1910 kwam de bevolkingsontwikkeling van Den Dungen weer in de buurt van de landelijke trend. In 1909 overschreed men de 1.500, en in 1951 de 2.500 inwoners. In 1962 kon men de 3.000ste inwoner verwelkomen en in 1972 de 4.000ste. Daarna ging het een tijdje bergafwaarts, want in 1981 overschreed het dorp opnieuw het inwonertal van 4.000. Bij de opheffing van Den Dungen in 1995 telde het dorp rond de 4.250 bewoners.
Alle bewoners en hun huisadressen tussen 1810 en 1925 zijn tegenwoordig in één document te zien.
Het voornaamste middel van bestaan in de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw was het gemengd agrarisch bedrijf. De belangrijkste landbouwproducten waren rogge en aardappelen. Haver en boekweit maakten maar een klein deel van de teelt uit. Door de relatief vruchtbare grond is Den Dungen van oudsher de moestuin van 's-Hertogenbosch geweest. Die traditie bestaat nog steeds, want ook nu nog staan er veel Dungense marktkooplui met hun groenten-, fruit- en bloemenhandel op de Bossche markt.
De plaatselijke nijverheid was in de 19e eeuw beperkt van omvang en vooral van lokale betekenis. Oefende in 1876 slechts zo’n 2,5% van de beroepsbevolking een ambacht uit, in 1901 was dat percentage gestegen naar 3,7 %. Weer 25 jaar later, in 1926, was dat nog steeds niet meer dan ruim 3% van de beroepsbevolking: negen timmerlieden, zeven bakkers, zeven strodekkers, zeven slagers en vijf aannemers.
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de samenstelling van de beroepsbevolking wel sterk en raakte Den Dungen zijn hoofdzakelijk agrarische karakter kwijt. Al in de jaren vijftig werd duidelijk dat de meeste zonen en dochters uit de kinderrijke boerengezinnen een baan moesten gaan zoeken buiten het boerenbedrijf. Den Dungen is tegenwoordig dan ook vooral een forensendorp.
Den Dungen is sinds eeuwen door een ringdijk beschermd tegen wateroverlast van de (Beerse) Maas, de Aa en zelfs de Dommel. Overstromingen, maar ook opzettelijke inundaties (om militaire redenen) zetten de ringdijk regelmatig onder druk. Daar was de dijk niet altijd tegen bestand en dan overstroomde het binnendijkse land.
De wielen die tot op de dag van vandaag langs de ringdijk zijn te vinden, vormen de overblijfselen van dergelijke doorbraken. Het verdwijnen van de vestingfunctie van Den Bosch en de kanalisatie van de Maas in de jaren 1930 en de sluiting van de Beerse Overlaat in 1942 maakten een einde aan deze wateroverlast.