skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Een goedwillige tovenaarsleerling te Eindhoven in zijn cirkel gevangen

Luciën van Hoesel werd, zijns ondanks, meegesleurd in een baaierd van geweldsecalaties die in 1969 volgden, waarbij ook de Rode Jeugd aardig aan het derailleren was. Ze beperkte zich niet meer tot protestdemonstraties en symbolische ordeverstoringen. Maar ze ging over tot actuele geweldpleging, bedreiging, vernieling en zaaksbeschadiging. Dat zette de kerstpreek die namens de Rode Jeugd in de Theresiakerk was gehouden toch, en niet alleen achteraf, in een eigenaardig daglicht. Van Hoesel kon wel zeggen, dat hij het allemaal niet zo bedoeld had. De goegemeente geloofde het niet echt meer.


foto:  Bert van Herk

Vervolg op het verhaal De Rode Jeugd op de preekstoel

De Rode Jeugd ging naar hardere middelen grijpen, gaandeweg. De Binnenlandse Veiligheidsdienst had alle reden om haar deelnemers eens beter in de gaten te houden. Nu had Luciën persoonlijke vetes met sommige agenten van de gemeentepolitie Eindhoven, waarbij de opsporingsambtenaren echt wel dingen deden, die tegenwoordig beslist zouden worden gezien als “onrechtmatige bewijsgaring”. Met sommige langsfietsende surveillanten wisselde hij van haat sprankelende blikken. Er broeide wat, dat tot uitbarsting moest komen.

Katalyserend werkte de bezetting van de Katholieke Hogeschool in Tilburg in april 1969. De linkse pressiegroepen hadden de telefooncentrale bezet. Daarbij was nogal wat kapot gegaan. De studenten hadden de telefoon aangenomen, waarbij gevraagd werd naar professor Jeukens, de rector magnificus. Bij dóórvragen had de beller zich laten ontvallen dat Jeukens toezichthouder was bij de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Dat bewees, volgens de verhitte bezettersbreinen, dat er een wereldwijd complot bestond van het monopoliekapitaal. Want zo’n rector hóórt geen spionnendienst te begunstigen.

Het kwam in de pers en werd breed uitgemeten. Er werden door de Rode Jeugd hardere middelen ingezet. Molotovcocktails tegen de journalist van Griensven die minder prettig verslag had gedaan over de Rode Jeugd, tegen burgemeester Witte, tegen de politie in het algemeen. Dat, zo constateerde Den Haag, had die Luciën allemaal veroorzaakt. Niet fysiek, door een “lichamelijk spierkrachtelijke beweging” in het onnavolgbare mandarijnentaaltje van het strafrecht. Maar intellectueel. Hij had het allemaal uitgelokt.

De tovenaarsleerling bij Faust en Donald Duck

Walt Disney heeft een fantastisch tekenfilmpje gemaakt over Donald, de verwoed kwakende eend die regelmatig totaal uit zijn dak gaat en niet te stoppen valt door Kwik, Kwek en Kwak. Walt gebruikt het thema uit Goethes’ berijming van “De Tovenaarsleerling” uit de Doctor Faust-thematiek, waarbij de leerling een betovering uitspreekt die hij niet meer beheersen kan. Jammerend rent Donald de tovenaar tegemoet als hij soppend in de consequenties staat van de wandaden van de door hem opgeroepen geesten die uit de fles zijn: ”Meister, Meister, die Geister, die Geister die ich rief, die werde ich nicht mehr los!” Zo was het met  Luciën.

Van Agt, de staatsman uit Geldrop, toen progressief minister van justitie had er genoeg van. Luciën moest afgestopt worden via de strafvordering. Want er was een brandbom die bedoeld was voor de agent van politie Snijders per vergissing binnen gegooid bij de bejaarde buren, die nipt het barre lijf konden redden, de prachtige Mercedes van hoofdcommissaris Odekerken ontplofte en een staafbom op de oprijlaan van Philips-directeur Bavinck kon net op tijd door de explosieven-opruimingsdienst gedeactiveerd worden. Allemaal de schuld van die Van Hoesel. En ook van die pastoor, kom, hoe heet hij ook weer, Bernard de Beer, die de Rode Jeugd min of meer heilig had verklaard. De Beers vader was verdomme groot-industrieel geweest te Tilburg, een textiel-magnaat. Zo’n man moest toch beter weten.

De verschuivende perspectieven


De fontein Panta Rhei (recht voor de voormalige Philips-bedrijfsschool) startten Lucien en zijn Rode Jeugd-kornuiten vaak hun protestdemonstraties. Een soort spontane samenkomstplek.

(foto: Bert van Herk)


De andrenaline gierde bij justitie door de vergaderzalen van het nog aan het Plein gelegen statige gebouw. Daarin zitten nu de grotere fracties van de Tweede Kamer, maar destijds, waarden de geesten van Van Bijnckershoek, Thorbecke en Hugo de Groot, klassieke juristen,  er nog door de lange gangen, die schemerig vanuit kaarsenkronen verlicht werden. Een fraai renaissancistische omgeving, waarin mannelijk en krachtdadig besloten werd dat de Rode Jeugd op zijn lazer moest hebben. Die Van Hoesel kon mooi als zondebok gelden, zo zei het centrale gezag de arrondissementsofficier eerste klasse Peijnenburg aan, inderdaad, een telg uit de Geldropse koekfamilie met wie Van Agt zo niet de zandbak dan toch het gymnasium Augustinanum had gedeeld.

Luciën moest voorkomen aan de Spinhuiswal op een ellenlange tenlastelegging in de met donker eikenhout gelambriseerde zaal te Den Bosch. Ook daar fraaie koperen kaarsenkronen in neo-renaissancistische stijl. Dat was toen bij justitie universeel. Peijnenburg leefde zich fors uit, de betabberde mouw flabberend gestrekt naar de toch wat miezerig ogende bendeleider die meldde zich van geen kwaad bewust te zijn. Luciën moest gaan zitten. Cellulair. In Scheveningen, op de extra-beveiligde afdeling. Drie jaar. Dat stond tenminste in het vonnis, waarin de karakterstructuur van Luciën niet mild gefileerd werd door Geense, de president van de strafkamer.

Gevangenisopstand: allemaal door Luciën

Terwijl Luciën aan zelfstudie en critische zelfrefectie ging doen in zijn cel, legden zijn onderhebbenden contact met De Rote Armee-Fraktion in West-Duitsland, die, op het hoogtepunt van haar terroristische activiteiten, menig topambtenaar, regeringsleider en politicus sidderen deed. Om nog niet te gewagen van de groot-industriëlen, die met gijzeling bedreigd werden. Verder bleek de Jeugd ook best broederlijke sympathie te hebben voor de IRA, de Irish Republican Army die zich ook van de gewelddadigste zijde deed zien.

Er ontstond in de Scheveningse gevangenis een opstand waarbij de gedetineerden op onverklaarbare wijze over vuurwapens bleken te beschikken. De eenzame student in zijn cel was daarvan de organisator, dat stond bij voorbaat vast. Een spiraal van gewelddadigheden kwam volgtijdelijk tot stand, eindigend in een aanslag op Staatssecretaris Aad Kosto. Wegens diens versterkt restrictieve vreemdelingenbeleid van 1993. De kranten lieten Aad ontredderd in zijn witte modieuze overjas zien, staande op de smeulende resten van zijn eertijds fraaie huis te Heerhugowaard met de verongelijkte kat Augustus tegen de borst geklemd. Het dier was uit zijn slaap gerukt door zijn baasje voordat de behuizing explodeerde. Allemaal Luciëns schuld. En eigenlijk toch ook van pastoor De Beer.

Meer hierover lezen? Klik dan hier.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen