
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De oude pastorie heeft volgens de kadasterkaart uit 1832 ongeveer gestaan op de plek van het huidige terrasje voor het parochiecentrum. Verder zou er misschien nauwelijks iets meer over bekend zijn geweest, als er niet tussen 1743 en 1755 een daverende ruzie was geweest tussen de pastoor en het kerk- en armbestuur over het onderhoud van dit gebouw. Dat soort ruzies leiden (gelukkig voor het nageslacht) soms tot hele boekwerken geschreven materiaal.
In 1743 was de ellende al groot met het onderhoud van de pastorie. De situatie was zo ernstig, dat pastoor Cornelius Zeelandts verlof kreeg van zijn geestelijke overheid om in Ravenstein te gaan wonen, totdat de pastorie weer bewoonbaar zou zijn. Maar het kerk- en armbestuur weigerde ook maar iets aan de broodnodige renovaties te doen. Vervolgens ging iedereen zich met de situatie bemoeien: de landsdeken Aloisius van Willigen, het dorpsbestuur, het landsbestuur (Land van Ravenstein) en zelfs Heer Carl Theodor van Sulzbach.
Er kwam een rapport over de staat van onderhoud en daaruit bleek dat er veel aan het gebouw moest gebeuren. De timmerman moest o.a. een nieuwe zolder maken boven de keuken, opkamer en de geut, “met ribben daarbij te leveren 4 á 5 duijms dick. Goet greene 2 ½ voet van malkanderen...”. Ook moest hij een nieuw trapje maken van de keuken naar het opkamertje en de ramen en de “Eijken dulpers” vervangen. Daarnaast hadden ook de metselaar, de “glasmaaker en verver” en de “decker” veel werk te verrichten. De dakdekker moet er onder neer voor zorgen dat het “dack van ’t huijs heel en gans geverst worden en alle gaete opgestopt dat het goet dight is”, waarbij “de hocken met weijte of speltje Stroij gedreven en het dack met Rogge Stroij gedeckt worden”.
Uiteindelijk werden van bovenaf besluiten genomen: de kosten voor de restauratie van de pastorie werden op het kerk- en armbestuur verhaald. Om de parochianen niet te belasten, moest het geld uit de kerk- en armenkas komen. Reparatie zou beperkt blijven tot de pastorie. Het kerk- en armbestuur moest de proceskosten betalen.
Omdat het kerkbestuur dat niet kon, kreeg de rigterbode van Ravenstein en de Vijf Maasdorpen opdracht een “gereed pand te halen” bij één van de kerk- en armmeesters, dat op de eerstkomende zondag tegen twee uur ’s middags te veilen en daar genoeg proberen voor te krijgen om de schuld in te lossen.
Een bijzondere periode voor de pastorie waren de jaren tussen 1799 tot 1824. Toen huisvestte pastoor Willem Ruijs zijn ‘Theologische Hogeschool’ van Huisseling in de pastorie. Ten onrechte is wel aangenomen dat dit seminarie in het gebouw van de lagere school aan de Burgemeester Van de Wielstraat gehuisvest geweest zou zijn, maar dat is beslist niet zo!!
Op de bovenverdieping werden vijf slaapkamertjes ingericht om enkele priesterstudenten te huisvesten. Daarnaast waren “veele huizen (van de) Inwoonders vertimmerd en meubelen in de zelve aangeschaft”. Eén van de kamers beneden werd gebruikt om les in te geven.