skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Ans Holman
Ans Holman RA Tilburg

Een roepende in de polder. Ingenieur W.J. Rulkens

De watersnoodramp van 1953 staat in februari 2023, precies zeventig jaar na dato, natuurlijk weer volop in de belangstelling: een TV-serie, kranten- en tijdschriftartikelen, podcasts met emotionele verhalen, maar ook met kritische beschouwingen over de oorzaken van de ramp. En daarbij valt vaak de naam van ingenieur Johan van Veen, die sinds het eind van de jaren dertig bleef wijzen op de veel te lage zeedijken in Zuidwest-Nederland en de grote gevaren die dat met zich meebracht.

Een klokkenluider zouden we tegenwoordig zeggen. Maar Van Veen was niet de eerste, want al in 1928 had ingenieur Rulkens van de Provinciale Waterstaat in Noord-Brabant een alarmerend rapport uitgebracht over de toestand van de Westbrabantse zeedijken. Kees Slager, schrijver van het standaardwerk over de watersnoodramp, noemt deze Rulkens dan ook de eerste klokkenluider.

Rulkens en de West-Brabantse zeedijken (1920-1953)

ir. W.J. Rulkens

Ir. W.J. Rulkens in 1926
(Honderd jaar Provinciale Waterstaat ('s-Hertogenbosch 1976))


Willem Joseph Rulkens (Roermond 1891-Eindhoven 1974) was van 1920 tot aan zijn pensionering in 1957 werkzaam bij Provinciale Waterstaat van Noord-Brabant, eerst als ingenieur, vanaf 1947 als hoofdingenieur. Zijn taak was leiding te geven aan de verbetering van de afwatering en de waterkeringen in de provincie en de reorganisatie van de waterschappen. In die hoedanigheid begon hij meteen met een onderzoek naar de West-Brabantse zeedijken. Hij bestudeerde wat vroegere stormvloeden daar hadden aangericht, liet opmetingen doen en onderzoek naar de samenstelling van de dijken. Met als resultaat in 1928 een rapport, waarin scherp werd gewaarschuwd voor het grote gevaar van dijkdoorbraken, en dat als het ‘Rapport Rulkens’ de geschiedenis in zou gaan.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant namen dit rapport over en stuurden het door naar de betrokken gemeente- en waterschaps-besturen. En ook de pers kreeg er lucht van: de Nieuwe Rotterdamsche Courant doet op 18-9-1928 uitgebreid verslag van de bevindingen. 

Dan blijft het - vreemd genoeg - een paar jaar stil. Pas in 1931 kwam de kwestie van het verbeteren van de zeedijken weer op de agenda, en wel – de economische crisis had intussen toegeslagen – in het kader van de werkverschaffing. Op diverse vergaderingen van de Commissie van werkverruiming in Roosendaal kwam de versterking van de zeedijken ter sprake als een geschikt project voor de werkverschaffing: De gelegenheid is thans bijzonder gunstig, het geld is goedkoop, deskundige arbeidskrachten zijn er in West-Brabant genoeg te vinden en een gelegenheid als thans door rijk en provincie wordt geboden komt wellicht niet zoo gauw terug. Rulkens en zijn chef hoofdingenieur Kersemaekers reisden zelfs naar Roosendaal om de plannen toe te lichten. Maar veel concreets leverden deze vergaderingen niet op.

Tot een grootschalige, structurele aanpak van de West-Brabantse zeedijken kwam het niet. Dat was te wijten aan de versnippering van het waterstaatkundig beheer en aan de financiering van het systeem, waarbij alleen de grondbezitters betaalden. Anderzijds werd in die tijd op vergaderingen van de Noord-Brabantschen Waterschapsbond, de vereniging van de in die tijd circa 250 waterschappen in de provincie, regelmatig met een beschuldigende vinger naar het Provinciebestuur gewezen, dat ‘tegenwoordig ... erg zuinig is met haar subsidies’.

Carolina en Kooi polder bij Dinteloord

Gedetailleerde opmetingen van de dijk van de Carolina en Kooi polder bij Dinteloord
en voorgeschreven dijkhoogte -en breedte, ca. 1928


Rulkens ging intussen na 1928 gewoon door met zijn werk: hij maakte de daaropvolgende jaren gedetailleerde plannen, waarin hij aangaf hoe de verbeteringen van de zeedijken moesten worden uitgevoerd. Maar vrijwel al deze plannen bleven op de plank liggen. Slechts drie waterschappen, de Heensche Polder, de Prins Hendrikpolder en de Hogerwaardpolder, hebben ze uiteindelijk volledig uitgevoerd, lezen we in een overzicht van Rulkens’ werkzaamheden dat na zijn pensionering door Provinciale Waterstaat is opgesteld. En dat overzicht gaat verder met de volgende wrange vaststellingen en conclusies: Bij de stormvloed van 1 febr. 1953 bleven van alle zeedijkwaterschappen alleen deze drie voor dijksdoorbraak gevrijwaard. Daarom is het aannemelijk, dat wanneer de plannen van ir. Rulkens waren uitgevoerd, de waterramp in Noord-Brabant in 1953 van beperkte omvang zou zijn geweest.

Ook op landelijk niveau speelde Rulkens een actieve rol bij de agendering van de slechte staat van de Nederlandse zeedijken: in 1939 werd hij lid van de landelijke Stormvloedscommissie (waar de al eerder genoemde Johan van Veen secretaris van was). Deze commissie kwam in 1944 met een rapport dat de stormvloedhoogten aangaf waarmee rekening moest worden gehouden bij de versterking van de zeedijken. Die berekeningen bleken in 1953 nagenoeg te kloppen en vormden de basis voor de plannen voor de Deltawerken.

Rulkens in februari 1953

In die fatale nacht van 31 januari op 1 februari 1953 werd het doemscenario dat Rulkens al in 1928 had geschetst realiteit. Rulkens reisde zo snel mogelijk naar het rampgebied af, met als opdracht om verdere overstromingen tegen te gaan. In een van de verslagen lezen we het volgende: Het uit de Eendracht en de Oosterschelde binnenstromende water doorbrak meerdere binnendijken en stuitte ten zuiden van Steenbergen op de Boomdijk; bij doorbraak van deze zwakke binnendijk zou o.a. Cruijslandspolder, 5000 ha. vruchtbare grond, met 2000 bewoners, vrij diep inunderen. Ir. Rulkens begreep, dat voor afdoende versterking van de Boomdijk geen tijd meer was, en nam onmiddellijk ter hand de aanleg van een kade van zandzakken dwars door het binnenstromende water, en wel op de weg Halsteren-Steenbergen, waar de waterdiepte was beperkt tot omstreeks 0.50 m., en de kade slechts 800 m. lang hoefde te zijn. De kade kwam, in enkele werkdagen van 24 uur, nog net op tijd klaar, om het bezwijken van de Boomdijk te voorkomen, en de Cruijslandspolder werd niet overstroomd.

Kort daarop werd Provinciale Waterstaat in het rampgebied op een zijspoor gezet: het personeel van die dienst trok zich terug uit de getroffen gebieden, Rijkswaterstaat kreeg de regie over het herstel van de waterkeringen in West-Brabant.

Een stille klokkenluider?

Gedurende zijn hele carrière heeft Rulkens geijverd voor verhoging van de West-Brabantse zeedijken: bij Provinciale Waterstaat, bij de Stormvloedscommissie. Voor zover we weten deed hij dat steeds binnen de bestaande kaders. Dit in tegenstelling tot Johan van Veen, die onder het pseudoniem Dr. Cassandra bewust ook buiten waterstaatkundige en bestuurlijke kaders – tevergeefs – probeerde de urgentie van de zaak op de agenda te zetten. Of Rulkens het ijveren voor de verhoging van de zeedijken als meer dan een regulier onderdeel van zijn functie zag? We weten het niet. Ik aarzel dan ook om hem een klokkenluider te noemen. In ieder geval is het wel zijn verdienste dat hij de problematiek van de zwakke zeedijken in Zuidwest-Nederland al in 1928 als eerste heeft aangekaart.

Benieuwd naar onze podcast over de watersnood van 1953 in Brabant? Klik op de knop hieronder.

Luister hier naar de podcast

bronnen en literatuur:
  • BHIC, 1392 Provinciaal Bestuur 1950-1986, inv.nr. 1482, Persoonsdossier van W. Rulkens, 1950-1986
  • Kees Slager, De Ramp. Een reconstructie van de watersnood van 1953 (Amsterdam en Antwerpen 2003) 401-402
  • Kees Slager, ‘Vergeten rampgebied : de watersnoodramp in West-Brabant’, Brabants Heem 54 (2002) 129-141

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen