skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Egbert Dekkers wint Noord-Brabantse Prijs voor de Schone Kunsten 1956

In 1953 werd de Noord-Brabantse Provinciale Prijs voor de Schone Kunsten voor de eerste keer toegekend en wel aan beeldend kunstenaar Albert Troost (1924-2010) voor zijn muurschilderingen in het priesterkoor van de Sint Gerardus Majellakerk in Eindhoven. Kreeg de priester-kunstenaar Egbert Dekkers (Zeeland 1908 – Boxtel 1983) in dat jaar nog een eervolle vermelding, voor het jaar 1956 zou de Provinciale Prijs voor de Schone Kunsten aan hem worden uitgereikt. Maar die uitreiking vond pas in 1957 plaats. En dat leidde tot verwarring.

Glas-in-loodraam St. Anthonis Abt (foto: © Josephine Dekkers)
Glas-in-loodraam St. Anthonis Abt (foto: © Josephine Dekkers)

De ter beoordeling gestelde werken waren ramen in de kapel van het Psychiatrisch Ziekenhuis Sint Anna in Venray en de parochiale Anthonius Abt-kerk in Sint Anthonis, evenals een serie pastels die zich destijds bevonden in de collectie van het Museum voor Religieuze Kunsten in Utrecht. Hoewel de gebrandschilderde ramen van de Brabantse glazenier Marius de Leeuw in onder andere De Klokkenberg in Breda en de hbs in Boxmeer ‘een vollediger gaafheid en een volkomener realisatie der conceptie’ weerspiegelden, waren de werken van Dekkers van een zodanige ‘grootheid en diepgang’ dat de commissie besloot om hem de prijs toe te kennen.

Enkele jaren eerder, in 1952, was de provinciale prijs ingesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten. De prijs zou in perioden van drie opeenvolgende jaren beurtelings worden toegekend aan een kunstenaar uit de categorieën beeldende kunsten, muziek en toneel en literatuur. Zowel professionele - als amateurkunstenaars konden meedoen. Het doel van de prijs was zowel het nauwer tot elkaar brengen van kunstenaars en bevolking, als een stimulans en ondersteuning zijn voor de ‘cultureel-artistieke werkzaamheid’ van de kunstenaar zelf, zo werd in De Maasbode van 26 oktober 1953 uitgelegd. Kunstcriticus W. Jos de Gruyter, die zowel in 1953 als in 1956 lid was van de adviescommissie, vond het toekennen van een driejaarlijkse prijs niet meevallen. Zo deden veel Brabantse kunstenaars nog niet mee en was de kwaliteit van het werk van de categorie amateurs nogal mager.

Pastel Egbert Dekkers (foto: © Josephine Dekkers)
Pastel Egbert Dekkers (foto: © Josephine Dekkers)

Voor iedere prijstoekenning werd een nieuwe beoordelingscommissie samengesteld, in 1956 bestaande uit vijf personen. Twee daarvan waren goed op de hoogte van de ontwikkelingen in de beeldende kunsten in Brabant, namelijk de heren mr. J.J.M. Dony en dr. F.A. Vercammen. Voor een meer objectievere visie werden landelijke deskundigen gevraagd: prof. dr. N.R.A. Vroom, directeur van de Rijksacademie van Beeldende Kunsten te Amsterdam, kunstcriticus W.J. de Gruyter, tevens directeur van het Groninger Museum en Ch. Wentinck, kunstredacteur van Elseviers Weekblad. Deze commissieleden hadden geen persoonlijke noch plaatselijke binding met de te beoordelen kunstenaars en amateurs. Bij de installatie van deze commissie werd al op voorhand gewaarschuwd dat het ‘toekennen van prijzen meestal kritiek’ opleverde. Gehoopt werd dat de vijfkoppige commissie naar beste weten haar taak zou vervullen.

Bij de beoordeling van Dekkers’ werk kwam het kritische commentaar niet zozeer van buitenaf, als wel vanuit de commissie zelf, namelijk van de heer Vroom uit Amsterdam. Nadat de directeur van de Rijksacademie te Amsterdam, waar overigens Egbert Dekkers zelf zijn opleiding had gevolgd tussen 1937 en 1941, twee juryvergaderingen had bijgewoond én een rondgang had gemaakt langs de aangeleverde werken, kon hij zich niet committeren aan een positieve beoordeling van het werk van Dekkers. Vroom kon noch in zijn persoonlijke noch in zijn ambtelijke verantwoordelijkheid instemmen met het positieve oordeel over Dekkers. Vroom was namelijk van mening dat Dekkers’ werk ‘zowel krachtens zijn aard’ als ‘onder een chaotische profusie’ gebruik maakte van ‘verkeerd begrepen moderne en traditionele vormen’. Daarbij constateerde de academiedirecteur een gebrek aan wezenlijke inhoud en ontbrak het de kunstenaar aan iconografische kennis en oog voor de functie van een monumentaal kunstwerk in de architectuur. Omdat Vroom zich educatief verantwoordelijk voelde voor de nog op te leiden generatie jonge kunstenaars, onder andere uit Brabant, wilde hij geen ‘geestesuitingen’ aanmoedigen waarvan ‘sinds enige tijd duidelijk was dat die als verwerpelijk werden geboekstaafd.’

Pastel Egbert Dekkers (foto: © Josephine Dekkers)
Pastel Egbert Dekkers (foto: © Josephine Dekkers)

Was Dekkers’ werk verwerpelijk te noemen of juist een blijk van vooruitgang? Vrooms veroordeling van het werk van Egbert Dekkers werd in elk geval niet unaniem gedeeld. Bij de prijsuitreiking, uit handen van prof. dr. J.E. De Quay, Commissaris van de Koningin van 1946 tot 1959, werd gesteld dat de plastische kunsten in Brabant zich sinds 1953 ontwikkeld hadden van een ‘enger gewestelijk domein’ naar een ‘ruimer gebied van nationale en internationale kunstrichtingen,’ zo blijkt uit een toelichting op het juryrapport. In 1956 waren er geen kunstwerken meer voorgedragen, die verwant waren aan de zogeheten neo-barok, een stijl die na de Tweede Wereldoorlog nog door menig Brabantse kunstenaar was toegepast en ook in Limburg nog veel werd aangehangen (onder andere door de bekende Charles Eyck). De ‘archaïsering’, waarvan nog sprake was in de neo-barokke werken, had inmiddels plaatsgemaakt voor een eigentijds stijlbeeld, waarin van vrome, natuurgetrouwe uitbeeldingen geen sprake meer was. Waar het in de voor de provinciale prijs te beoordelen werk niet alleen ontbrak aan neo-barokke kunst, was ook de in zwang zijnde nationale en internationale abstracte kunst (nog) niet vertegenwoordigd. De Quay vroeg zich af of het algemene stijlbeeld in Brabant nog niet voltooid was, of dat er andere krachten waren, die de abstracte kunst tegenhielden.

Egbert Dekkers kreeg ondanks de kritiek van Vroom de Provinciale Prijs voor de Schone Kunsten voor het jaar 1956. In literatuur en andere media wordt vaak gemeld dat hij deze prijs in 1957 had behaald. Wie echter het archief van het Provinciaal Bestuur raadpleegt in het Brabants Historisch Informatiecentrum te Den Bosch zal zien dat zowel de samenstelling van de commissie, de prijsvoordracht en de beoordeling van de werken alle plaatsvonden in en over het jaar 1956. Het was alleen de prijsuitreiking die plaatsvond in januari 1957.

Bronnen

BHIC. BHIC, 1392 Provinciaal Bestuur 1950-1986, inv.nr. 7270
De Tijd van 16 oktober 1953
De Maasbode van 16 oktober en 26 oktober 1953

 

Reacties (1)

Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 7 december 2020 om 19:23
Bedankt voor je bijdrage, Petra, wat interessant om zo een kijkje achter 'de schermen' te krijgen. En fijn dat nu duidelijk is hoe het nu zit met de Provinciale Prijs voor de Schone Kunsten van 1956, in 1957 ;)

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.