skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Enkeltje Veenhuizen na vragen aalmoes

Karel van Hasselt, geboren in 1858 in Cuijk, was een landloper die op bevel van de rechtbank in 1898 naar Veenhuizen werd gestuurd. Deze foto werd bij aankomst  gemaakt. Foto: gevangenisregister Veenhuizen.   

 

Werken voor je geld, het liefst van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Dat was het motto in de negentiende eeuw. Want ledigheid is des duivels oorkussen. Sterker dan in vorige eeuwen werd door kerk en staat geëist dat de mens werkte voor zijn brood. In vroeger eeuwen werd het nog getolereerd, dat een deel van de bevolking rondzwierf en dan eens hier en dan eens daar een klusje deed in ruil voor een boterham. Maar in de eeuw der vooruitgang werd lanterfanten niet langer getolereerd. Wie van hot naar her kon zwerven, was ook fit genoeg om te werken, zo was de gedachte. Landloperij en bedelarij werden dan ook steeds strenger aangepakt.

In 1854 werd ingevoerd dat wie bedelend werd aangetroffen, werd gestraft met een celstraf van ten minste veertien dagen tot maximaal zes maanden. Werd iemand voor de tweede keer opgepakt, dan werd die naar de strafkolonie Veenhuizen gestuurd. Die was speciaal ingericht voor landlopers en bedelaars. De gestraften werden daar, in het werkkamp, aan het werk gezet bij de landontginning.

Orgeldraaier aan lager wal

Eén van de bewoners uit de regio die zo’n verwijzing naar Veenhuizen kreeg, was de 41-jarige Cuijkenaar Antonie Kuijpers. Officieel was hij orgeldraaier, maar daar zal hij in de winter van 1875/76 geen boterham mee hebben kunnen verdienen. Twee getuigen verklaarden tegenover de rechtbank dat ze hadden gezien dat Kuijpers op 23 februari 1876 in Escharen aan het bedelen was geweest. Ze hadden gezien dat Kuijpers ‘in bedelende houding’ voor het huis van de weduwe Dielis Verhagen had gestaan. Hij zou de deur van het huis hebben geopend en om eten hebben gevraagd.

Uit het verslag van de rechtszitting valt op te maken dat de weduwe door de getuigen, van wie de namen onbekend zijn gebleven, kort na het vertrek van de orgeldraaier is ondervraagd. De sociale controle was blijkbaar groot. Wie stiekem een bedelaar een aalmoes gaf, werd daar door zijn omgeving op aangesproken. De weduwe gaf toe dat Kuijpers om eten had gevraagd zonder daar een tegenprestatie voor te zullen leveren en dat was voor de rechters voldoende bewijs om de Cuijkenaar tot veertien dagen cel te veroordelen en te bepalen dat hij daarna naar de strafkolonie Veenhuizen zou worden gebracht. Want het was al de tweede keer dat hij voor bedelen werd veroordeeld.

Twee sneden spek en twee sneden brood

Met Geertrui Willems, een 26-jarige huisvrouw uit Vierlingsbeek, had de rechtbank meer compassie. Zij werd op 6 maart 1865 in Vierlingsbeek ‘betrapt’ op bedelarij. Die dag had ze bij Lambert van den Bosch aan de deur gestaan en aan de dienstmeid een aalmoes gevraagd. Ze had die nog gekregen ook: twee sneden spek en twee sneden brood. Twee marechaussees hadden dat gezien en Geertrui werd voor de rechters geleid. Tijdens de zitting verklaarde ze dat ze niet voor zichzelf een aalmoes was komen vragen, maar voor haar armlastige moeder en dat het een regelmatig gebruik was: Van den Bosch schoof haar moeder wel vaker iets toe.

Dat laatste kon ze echter niet bewijzen. De rechters oordeelden dat ze schuldig was aan bedelarij. Maar in hun vonnis lieten ze meetellen dat Geertrui Willems tot dan toe van onbesproken gedrag was geweest en in wel heel armoedige omstandigheden was beland. Daarom hoefde ze niet de minimale straf van veertien dagen uit te zitten, maar werd ze veroordeeld tot één dag cel. Van 15 tot 16 mei 1865 zat ze haar straf uit. Ze moest ook de kosten van het proces betalen. Hoe ze die 11 gulden en 91 cent bij elkaar heeft gesprokkeld, is niet bekend…

Dit verhaal verscheen eerder in de Gelderlander

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen