
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Het Graafse stadsbestuur bleek er niet zo happig op om de wisseling van de wacht te verwelkomen. Burgemeester Thielen moest zelfs maar een berisping krijgen en tot excuses gedwongen worden, zo vond de kolonel, want hij verleende nauwelijks enige medewerking.
Twee brieven van de kolonel aan zijn superieuren.
Grave, 14 mei 1814
Vandaag, 14 mei, is het garnizoen weggetrokken. Volgens afspraak had dit om zes uur vanmorgen moeten gebeuren. Maar omdat er enige paarden en karren te weinig waren, werd het ongeveer twaalf uur voordat alle Fransen de stad via de Hampoort hadden verlaten. De commandant had te kennen gegeven dat hij de vesting niet zou verlaten eer het laatste paard er was.
Mijn manschappen, die de poorten en de hoofdwacht bezet hielden, namen de grootste stilte in acht bij het defileren van de Franse soldaten. En afgezien van het aanhoudend geschreeuw van Vive l’Empereur! verliep alles geregeld. (…)
Zodra het garnizoen buiten de stad was, liet ik de witte vlag weghalen en de nationale vlag hijsen die met honderdeen schoten rondom de wallen gegroet werd.
Ik liet bovendien een dagorder uitgaan om gepaste vreugde te bevorderen, de inwoners tot rust te manen en hun het gelukkige gevoel te geven, dat ze weer de bescherming genoten van de beste der vorsten en dat ze als land binnen Europa weer zouden meetellen. Hierna rukten mijn troepen, en ook de landstorm, met slaande trom en vliegend vaandel de stad binnen. We werden met de vreugdekreet Leve Oranje! ontvangen.
Ik stuurde een telegram naar de gouverneur van de provincie Gelderland, die om vier uur uit Nijmegen arriveerde. Het garnizoen stond opgesteld, hij werd met militaire eer ontvangen en begroet met eenentwintig saluutschoten. Ik was hem tot de Maas tegemoet gegaan en vergezelde hem naar het stadhuis. Toen liet hij aan het stadhuis een publicatie aanplakken en hij nam de stad in naam van onze geëerbiedigde soeverein in bezit. Terwijl hij de leden van het stadsbestuur de eed afnam, stelde ik hun de heren officieren van het garnizoen voor, en ook die van de landstorm.
Vanavond rond acht uur vertrok de gouverneur weer naar Arnhem.
Ik zal de eer hebben aan Z.K.H. de Heer Erfprins van Oranje en aan u een rapport te sturen over het gedrag van de burgemeester van Grave bij gelegenheid van het weghalen van de Franse vlag van de toren en over de onverschilligheid waarmee hij alles heeft behandeld.
De stad is vandaag feestelijk verlicht.
Missive van 15 mei 1814:
Toen het Franse garnizoen gisteren de stad Grave verlaten had, zond ik een officier naar burgemeester Thielen. Ik verzocht hem daarin ten spoedigste de Franse vlag die nog van de toren wapperde, weg te laten halen en er de nationale vlag voor in de plaats te doen wapperen. Ik wilde dat het spoedig gebeurde, om daardoor bij de burgerij de slechte indruk uit de weg te ruimen, die mogelijk was ontstaan door het Leve de Keizer! van de Fransen.
Maar ik moest meermaals de burgemeester tevergeefs hetzelfde verzoek doen. Daardoor voelde ik me gedwongen, na ruim een uur wachten, zelf naar de stad te gaan om mijn troepen, die vanaf twee uur ’s ochtends onder de wapenen waren geweest, door het planten van de Hollandse vlag eindelijk de stad te laten binnenrukken en het geschut los te laten branden.
Bij het stadhuis verzocht ik de burgemeester vervolgens om zo snel mogelijk aan mijn verlangen te voldoen. Maar hij antwoordde dat de timmerlieden dronken waren en dat hij zelf de vlag niet van de toren kon halen. Ik zei daarop dat er toch wel andere mensen zouden zijn die dat wel konden, als de timmerlieden er niet toe in staat waren en dat ik tot nu toe niet van hem gevergd had dat hij het zelf zou doen. Daarop antwoordde burgemeester Thielen dat hij van mij geen orders had af te wachten.
Ik zei dat ik als commissaris van Z.K.H. de soevereine Vorst der Verenigde Nederlanden met militaire bevoegdheden bezit kwam nemen van de stad en dat hij uit dien hoofde wel degelijk onder mijn bevel stond. Met een dreiging in zijn stem antwoordde hij, dat hij me wel zou weten te vinden en zo meer. Ik zei vervolgens dat, als niemand het blijkbaar wilde doen, ik het zelf zou doen, waarop hij antwoordde dat hij er niet voor gemaakt was.
De burgemeester droeg geen oranjestrik of -lint. Pas uren later, vlak voor de komst van de gouverneur van Gelderland, had hij er zich van voorzien. Hij, noch zijn stadsbestuurders zijn mij komen verwelkomen, noch iemand van de overige autoriteiten. Deze handelwijze heeft mij en mijn troepen ten zeerste getroffen. Men kan zich geen voorstelling maken van de onverschilligheid waarmee de burgemeester alles uitvoerde.
Ik maak er geen geheim van dat het mij aangenaam zou zijn wanneer hij order zou krijgen om mij zijn excuses te maken en om mij met zijn stadsbestuur welkom te komen heten.