Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Je kon destijds deze rang verwerven als je je candidaats-Nederlands Recht had gehaald. Dat examen bestaat nu niet meer. Maar destijds mocht je dan “cand.iur” achter je naam zetten. En je kon subaltern gerechtelijk ambtenaar worden. Je heette ook wel “honderd gulden-griffier”. Omdat je per zitting dat bedrag kreeg. Ik had de centen dringend nodig. Want een studiebeurs kreeg in niet in 1972. De idee van Den Uyl dat kennis, inkomen en macht breed gedeeld moest worden in een soort van participatie-samenleving was nog niet breed ingedaald. Ik solliciteerde. En werd, omdat ik mooie punten had gescoord, meteen in 1976 aangenomen. Aanstelling bij ministeriële verordening. Ik kwam terecht als eerste assistent-hulp-onderbaas-niks bij de Franse Kamer. Die werd zo genoemd omdat de rechters daarin erg sjiek waren. Ze spraken heel deftig, in hoogverheven Nederlands. Maar dat wist ik niet.
Ik kreeg de groflakense zwarte toga om maandagochtend omgeworpen door een wat saggerijnige mijnheer De Bruin die al eeuwen griffier was in vaste dienst en overduidelijk zat te wachten op zijn pensioen. Daarbij hoorde een gore, geel-bezwete bef, die gedragen was, overduidelijk, door een ambtsgenoot met drie onderkinnen. Dat zag je wel aan de afdrukken van dat lichaamsonderdeel in het batist. Dat ging er nooit meer uit. En ik vond het vies. Mijn besluit was dan ook onmiddellijk een gloednieuwe te bestellen. De Bruin zei mij gramstorig, dat ik dat wel zelf moest betalen. Maar dat had ik er wel voor over. Ik liep flapperend in de wijde toga de gang op en werd door de minzaam rijzende rij advocaten die daar zat te wachten op de openbare zitting eerbiedig Edelachtbare! genoemd. Dus mijn dag kon, dacht ik, niet meer stuk. Dat bleek overigens een ernstige vergissing. Ik had de lastigste kamer van de rechtbank te bedienen. Gelukkig, dat geldt voor je hele leven, wist ik dat niet. Maar er is wel meer in je leven, dat je beter niet tevoren kunt overzien.
Koning Willem I had al veel problemen gehad met de Zuid-Nederlandse rechters, waaronder die van de Zuidelijke Arrondissementen. Die waren in de tijd van Lodewijk Napoleon, het zo tijdelijke Hollandsche koninkje, al helemaal gewend geraakt aan het Napoleontisch rechtssysteem. Dat had Lodewijk wel proberen op te heffen. Maar de Brabantse rechters hadden zich daar niet al te veel van aangetrokken. Ook toen Willem I was aangeland op 9 november 1813 te Scheveningen waren ze eigenlijk hartgrondig tegen diens Souvereine Wetsbesluiten in blijven gaan.
Daarin hadden ze volhard ook nadat in 1830 de Belgen zich definitief hadden afgescheiden. Ook in Den Bosch. Nee: vooral in Den Bosch. Daar waren ze in de lijfstraffelijke kamer gewoonweg het Franse recht blijven toepassen. Tot en met het krankzinnigenrecht toe. Ze hadden zelfs ter zitting Frans gesproken. Dat waren ze blijven doen in 1840, ook nadat Londen de grensscheidingen tussen België en Nederland definitief had overgedragen aan landmeters, die daarvoor tot in 1973 waren blijven prutsen. Dat ging dan vooral om de geografische delineaties van de Belgische exclaves. Vooral die rondom Baarle-Nassau. Dat karwei is nog steeds niet helemaal klaar.
In 1886 had de Franse Kamer te Den Bosch, aan de Spinhuiswal gezeten, het eenvoudigweg verdomd het nieuwe Nederlandse Wetboek van Strafrecht in volle omvang toe te passen. De rechters vonden dat veel te Germaans van opzet in het Algemeen Deel. Het was dan ook gemodelleerd naar het Strafwetboek van de Noord-Duitse Bond van Bismarck in 1870. Den Haag moest een gerechtsauditeur afvaardigen om de vonnissen van deze Bossche Kamer te vertalen in het Nederlandse Strafrecht. Met name in de terminologie van het Algemeen Deel daaruit. Dat blééf die functionaris decennialang doen.
De Franse Kamer bleek verdomd hardnekkig. Tot in mijn dagen. Dat zou ik merken. Hun Limburgse president, in de wandeling Ger Cremers genaamd, maar nimmer als zodanig aangesproken had de pest aan Hollanders. En ook dat zou ik grondig mogen ervaren. Hij had vooral de ziekte aan studenten van de Karl Marx-universiteit, zoals de Katholieke Hogeschool Tilburg nog heette. Dat waren, zo stelde Ger in zijn presidium, allemaal linkse communisten. Laat ik dáár nu van herkomstig blijken te zijn, zoals Ger woedend vaststelde bij de controle van de appointeringslijst voor de dinsdagzittingen. Dat zou ik echt wel bezuren. Oproerlingen in toga waren niet welkom, aldus een geharnaste Ger.
Dit verhaal is geschreven vanuit een sterk persoonlijke betrokkenheid van de auteur bij zijn onderwerp. De woordkeuze en schrijfstijl geven dan ook een gekleurde weergave van de gebeurtenissen zoals de schrijver die heeft ervaren.