Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Vanaf die tijd werden de overledenen dan ook rondom de kerk begraven. De eerste schriftelijke vermelding van het kerkhof dateert uit 1506. In 2006 vond nog een begraving plaats.
In de rekeningen van de Heilig Geestmeesters over het jaar 1505 werd vermeld, dat aan Clais Aerts een beloning werd gegeven voor een doodskist en offerlicht, gebruikt om een vrouw op het kerkhof te begraven. Aerts zal wel koster en doodgraver geweest zijn. Oorspronkelijk was het kerkhof veel groter. De eerste onttrekkingen vonden plaats tussen 1300 en 1500. In die periode werd de kleine Romaanse kapel uitgebreid tot een grote hallenkerk. Het hoogtepunt lag rond 1500 met een driebeukige kerk, die zeker vier keer zo groot was dan de huidige kerk/raadzaal. Al deze uitbreidingen gingen ten koste van het kerkhof.
Diverse pestepidemieën in de zestiende eeuw maakten het noodzakelijk de begraafplaats uit te breiden. Op 3 juni 1536 werd het kerkhof uitgebreid door aankoop en afbraak van een huis. Het huis was gelegen aan de zuidzijde van het kerkhof naast de straat. Een klein stukje van deze uitbreiding werd in beslag genomen door een gedeelte van het nieuw gebouwde huis van Jan Cornelis Arnouts. Vanaf 1629 moest hij voor het gebruik van deze grond jaarlijks 2 gulden en 10 stuivers betalen. Enige tijd later kocht men ook nog de hofstee van Anthonij Melson. In 1629 werd het maken van een muurtje rondom het kerkhof aanbesteed. En sinds 1649 wordt het kerkhof aan de oostzijde met een hoge muur van de straat gescheiden nadat de oude muur vervallen was.
In 1648, bij de vrede van Munster, werd de kerk en het kerkhof door de katholieken overgedragen aan de protestanten. Nog bijna twee eeuwen zouden de katholieken op dit kerkhof begraven worden (pas in 1826 kregen zij een eigen kerkhof in de Stationsstraat). Helaas ontbrak er nog een pastorie bij de kerk. Dus besloot de Hervormde gemeente pogingen te ondernemen om een pastorie te mogen bouwen. In 1649 gaf stadhouder Willem II aan hun toestemming kerkelijke eigendommen te verkopen voor de financiering van de nieuw te bouwen pastorie. “Ende is alsoo uyt enkele kercken-middelen de Pastoraale wooninge op den suytwestenhoeck van het kerkhoff tot Etten opgebouwt, begonnen in July7, geëyndicht ende opgemaakt in October des jaars 1650.” De dominee kwam dus letterlijk op het kerkhof te wonen. Dat verklaart waarom het in sommige kamers zo stonk, vooral als de ramen langere tijd gesloten waren geweest.
Tussen 1798 en 1822 is er heel wat afgesteggeld tussen de protestanten en katholieken over de teruggave van de kerk. , werd door hem afgewezen. Er werd een compromis gesloten tussen de burgerlijke gemeente en de hervormde gemeente. Hierbij werd bepaald dat voor iedere are van het kerkhof de hervormde gemeente een vergoeding van 25 gulden zou ontvangen. In feite erkende de gemeente hiermee dat kerk en kerkhof één geheel vormden.
In 1825 werd het kerkhof weer een stuk kleiner door de aanleg van de rijksstraatweg van Bergen op Zoom naar Breda, de Roosendaalseweg. Dit ter vervanging van de oude verbindingsweg, de Oude Kerkstraat, die begon tussen de oude pastorie en de noordzijde van het kerkhof. Voor de aanleg was een oppervlakte van 800 m2. nodig. Ook moest voor deze weg een deel van de muur rond het kerkhof worden afgebroken. In 1841 verleende de Nederlands-hervormde gemeente Etten aan Jacobus Hendrikz Jager het recht van opstal om op het kerkhof tussen de kerk en het oude gemeentehuis en woning te bouwen. Voor deze woning, de voormalige kosterswoning en thans het Van Gogh informatiecentrum, was in eerste instantie 110 m2. nodig. Bij de ingrijpende verbouwing in 1900 werd de oppervlakte vergroot naar 220 m2. Dit eveneens ten koste van het kerkhof.
Tijdens de ambtsperiode van Theodorus van Gogh, van 1875 tot 1882, werden nog twee kleine stukjes aan het kerkhof onttrokken. Er ging een stukje naar notaris Van der Ven, die op de hoek van het Molenend en de Roosendaalseweg woonde, ten behoeve van zijn tuin. Tussen de kosterswoning en het oude gemeentehuis ging een stukje naar de gemeente voor uitbreiding van het brandspuithuisje. In de periode dat de vader van Vincent van Gogh hier dominee was, werden op het kerkhof 38 personen begraven. In 1878 schreef Vincent aan zijn broer Theo: “en zegt niet Pa zelf ook: “ik spreek nergens liever dan op het kerkhof, want aldaar staan wij allen op gelijken grond, aldaar staan wij niet alleen op gelijken grond, maar aldaar gevoelen wij dat ook altijd.” Veel namen op de nog aanwezige grafstenen staan ook op het plattegrondje van Etten-Leur, dat Vincent in 1878 voor zijn ouders maakte. Namen als Van Eekelen, Gelijns, Kerstens en Van der Put. Sommigen van hen moet Vincent nog persoonlijk gekend hebben.
In 1977 verkocht de kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente Etten, de kerk, kosterswoning en het kerkhof voor fl. 50.000,00 aan de gemeente Etten-Leur. Het ging om een totale oppervlakte van 2.130 m2, waarvan 1.200 m2. begraafplaats. Alle rechten en plichten, welke op de overgedragen onroerend goederen rustten, werden aan de gemeente overgedragen. De begraafplaats zou beheerd en onderhouden worden door de gemeente. Kort na de overdracht, werd het gemeentehuis uitgebreid met een westelijke vleugel, die grensde aan de noordkant van het kerkhof. De ingang van het gemeentehuis werd verplaatst van de Markt naar de Roosendaalseweg.
Van de oorspronkelijk overgedragen 1.200 m2 begraafplaats werden twee rijen graven aan de westzijde (de achterkant) geruimd en conform de koopakte ingeplant met groen. Het betrof hier graven die ouder dan 50 jaar waren. Het voormalige pad aan de noordzijde, was bij de overname al ingeplant met groen. De meerstammige boom op de noord-oostpunt van het kerkhof vormt zowel de noord- als de oostgrens. De groenstrook aan de noordzijde is door de bouw van de westelijke vleugel van het oude gemeentehuis, de bestrating en het groenonderhoud in de loop der jaren nogal eens van breedte veranderd.
“Een juweeltje dat straks nadrukkelijk een plaats moet krijgen in het nieuwe centrum van Etten-Leur.” Zo omschreef wethouder H. van der Heijden in 1997 het officieel opgeleverde Nederlands-hervormde kerkhofje. De restauratie was uitgevoerd in het kader van “Brabant 200”. Op initiatief van heemkundekring Jan uten Houte werd dit project mede-uitgevoerd door leerlingen van het Munnickenheidecollege. Het kerkhofje kreeg een complete schoonmaakbeurt. Er werden nieuwe paden aangelegd, er kwam een nieuwe bank en er werd een nieuw hekwerk geplaatst. Bij deze opening werd een plaquette van kunstenares Gery Bouw onthuld, geschonken door de provincie Noord-Brabant.
Eind 20ste eeuw werd de snelweg (A58) om Etten-Leur heen geleid en verdween uit het centrum van Etten. Op de vrijgekomen ruimte werd het centrumplan gerealiseerd, dat voor een ware metamorfose zorgde. Er kwam o.a. een nieuw stadskantoor, waardoor het oude grotendeels kon worden gesloopt. Alleen het oude oorspronkelijke gemeentehuis en de Schonckzaal bleven staan. Ook de westelijke vleugel verdween. In 2004 besloot de gemeenteraad op deze plaats, achter het kerkhof, appartementen en een bioscoop te bouwen. In 2006 vond nog een begraving op het kerkhof plaats.
Tussen de treuressen, acacia’s, berken en andere bomen op het kerkhof bevindt zich een bijzondere boom; de Hickorynoot, Carya glabra, familie van de Juglandareae [= walnootachti­gen]. In mei 1982 ging het toenmalige hoofd van de plantsoenendienst, Jan Nieuwesteeg, met de VUT en burgemeester Houben bood hem namens het gemeentebestuur symbolisch een boom aan. Jan mocht zelf bepalen wat voor boom het zou worden. Hij koos een boom die nog niet in Etten-Leur voorkwam, de Hyckorynoot. Deze boom, de Nieuwesteegboom die door Jan zelf op 21 december 1982 werd geplant, doet er zeer lang over voor hij volwassen is; hij is moeilijk te kweken, laat zich moeilijk verplanten en vraagt om lange, warme zomers. Een unieke boom niet alleen voor Etten-Leur, maar ook voor ons land waar hij weinig voorkomt.
Een van de oudste grafzerken op het kerkhof is dat van luitenant-kolonel Petro Ferdinandus Vermeulen Krieger. Krieger werd in 1783 in Pruissen geboren en overleed op 27 september 1865 te Etten-Leur. Hij begon zijn militaire loopbaan als soldaat in het leger van het Koninkrijk Holland. In 1812 trok het met de legers van Napoleon mee naar Rusland. Na twee jaar krijgsgevangenschap keerde hij in 1814 terug. Hij was aanwezig bij de slag van Waterloo in 1815 maar nam niet actief deel. Daarna vertrok hij naar Nederlands-Indië, waar hij onder andere streed in de Atjehoorlog. In zijn 57-jarige carrière maakte hij 22 veldslagen mee. Voor zijn heldendaden werd hij onderscheiden als Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. In 1822 werd hij, om gezondheidsredenen, gepensioneerd en vestigde zich in Etten-Leur. Later vertrok hij als militair adviseur weer voor een aantal jaren naar Indië. In 1829 schreef hij een belangrijk militair boekwerk over de inheemse wijze van oorlogsvoering in de Indische Archipel.
Ook zijn nog aanwezig de grafstenen van twee dominees met hun echtgenotes te weten: Rein Peaux, die van 1830 tot 1868 dominee was en Jan Hendrik Leonard Dijkman die van 1900 tot 1926 dominee was. Het Nederlands-hervormde kerkhof van Etten, een sacrale plaats en een oase van rust in het drukke centrum van Etten-Leur. Samen met de oude Nederlands-hervormde kerk, het oude gemeentehuis, de kosterswoning en restaurant De Zwaan het cultuurhistorische hart van Etten.