
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Lieve kleinkinderen,
Ave Maria hoorde ik tijdens mijn crematie. Ik had niet anders gewild. Jullie ouders hebben een goede keuze gemaakt. Het lied voelt altijd goed; aan Maria heb ik dan ook veel troost ontleend. Ik had ook de Zwarte Madonna van Częstochowa in een lijstje op de schoorsteen. Ik heb bij god geen idee hoe ik daar ook al weer aan kwam. Den Heiligen Antonius heeft mij geholpen bij praktische zaken, maar Maria heeft mij wel het meest geholpen bij mijn leed. Daarom hebben jullie ouders ook allemaal Maria in de naam. Ik heb nooit de kans gehad jullie over mijn Brabant te vertellen. Nu ik op een wolkje zit heb ik eindelijk tijd.
Honderd jaar geleden ben ik geboren. In een dorp aan de Maas in een arme schippersfamilie. Niet mijn keus. Met Pasen kregen we als kind de zomerkleding en de winterkleding ging in de kast. Als het met Pasen ijskoud was had je pech gehad, je kreeg geen warme kleding. En ik had iets kunnen bereiken met mijn leven. Ik had immers op de lagere school een 10 voor taal en rekenen. Maar mijn moeder mocht mij niet. Mijn grootouders waren al dood en konden me daarom ook niet helpen. Ik moest daarom direct na school bij andere families gaan werken.
Ik was de meid, ik moest jaar na jaar schoonmaken, “G'nädige Frau” zeggen, een buigingkje maken. Van adres naar adres. Zo werkte ik op mijn 16e in Princenhage, ver van huis. Ik woonde vaak op een zolderkamertje. In de winter koud, in de zomer heet. Maar ik klaagde niet. Het was misschien zelfs beter dan thuis.
Toen werd ik 18. Zonder middelbare school. Ik kon nu als vrouw kiezen tussen trouwen of non worden. Eén van de manieren om bij mijn moeder weg te komen was inderdaad naar het klooster gaan. Vier van mijn zussen hadden die weg al gekozen. Zelf heb ik ook een tijdje in een klooster gewoond. Het was geen succes. Voor het klooster niet en voor mij niet. Ik haatte het klooster. Ik moest al weer gehoorzamen, schoonmaken en werd weer als slaaf behandeld. Dat was voor mij de rode lijn. Ik ben gestopt met eten. Ik zag geen andere uitweg. Maar andere vrouwen in het klooster stopten daarop ook met eten. De moeder-overste stond nu voor een dilemma. Ze zei netjes dat ik “geen nonnetjes-vlees” had en stuurde me weg. Ik moest weer terug naar mijn moeder.
Ondertussen begon de oorlog. Onze Joodse buren verdwenen. Mijn zussen uit het klooster vertelden nog dat een Joodse jonge vrouw bij hen heeft geprobeerd onderdak te krijgen. De abdis weigerde de Joodse vrouw als “katholieke non” een schuilplek te geven omdat ze bang was voor de bezetters. Na de oorlog had ons dorp helemaal geen Joodse inwoners meer.
Bartje werkte in een café op de Dijk. Met hem had ik wel willen trouwen maar het was oorlog. Dus moest ik weer gaan werken. Dit keer als dienstmaagd bij een notaris. Een rijke man met een mooi huis. En een kamertje waar ik verbleef. Betaald werd ik wel, maar het geld dat ik verdiende ging rechtstreeks naar mijn moeder, die het gebruikte om de school van mijn zus te betalen.
Bij de notaris kreeg ik slecht te eten en dat terwijl er wel genoeg eten was. Zoals melk, roggebrood en geweckte abrikozen. Dat eten moest ik namelijk altijd in de voorraad kelder gaan halen. Soms als de honger te groot was nam ik stiekem een slokje melk, nam ik een sneetje roggebrood en pakte een abrikoos. Maar de notaris kreeg het vermoeden dat er iemand mee at en zette een streepje op de melkfles en een streepje op het roggebrood. Waarop ik de keer daarna de melk weer met water aanlengde tot het streepje en bij het brood een nieuw streepje zette.
Mijn trouwen heb ik uitgesteld tot mijn 27e. Ik hoefde van mijn ouders niet per se te trouwen, maar ik had geen andere optie meer. En met mijn huwelijk eindigt ook mijn leven in mijn geliefde Brabant. En daarmee begon een leven van elke 15 maanden een kind, elke dag schoonmaken en elke dag voor jullie ouders zorgen. Tot ik eindelijk stierf.
Brabant bleef echter altijd in mijn gedachten en ik heb het altijd lief gehad. Altijd ben ik Brabants gebleven. Tot mijn dood ben ik Brabants blijven praten. “Hedde gullie oew haande nouw no' nie' gewasse?” was mijn meest favoriete schreeuw tegen mijn kinderen. Worstenbroodjes, Brabantse appeltaart en het Brabants roggebrood waren na mijn trouwen de enige luxe spullen die ik me gunde en ook de enige waar ik echt van kon genieten. Het eenvoudige Brabantse roggebrood dat me elke dag heeft geholpen.
Mien.