
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Mijn ouders hebben ook een onderduiker opgevangen. Tegen het einde van de oorlog werd het steeds riskanter om hem in huis te hebben. Daarom maakte mijn vader onder de houtmijt op het erf een soort schuilkelder, waarin de man zich schuilhield als er onraad was.
Die schuilkelder kwam hen tegen het einde van de oorlog bijzonder goed van pas. Toen vanuit het zuiden van Nederland de bevrijding op gang kwam, namen ook de schermutselingen tussen Duitsers en bevrijders in hevigheid toe. Bij het Duits Lijntje was het regelmatig raak, vaak ’s nachts. Daarom besloten mijn ouders de schuilkelder te gaan gebruiken voor de kinderen, totdat het rustiger en veiliger zou worden. Op dat moment waren er zeven kinderen(en eentje onderweg). Zelf sliepen mijn ouders in huis. De oudste twee, Pieta en Bert die ook nog maar 10 en 9 waren, zorgden voor de kleintjes. Ze kregen wat mee voor de nacht: een kaars, wat lekkers en natuurlijk een pispot. Volgens mijn oudste broer en de twee oudste zussen met levendige herinneringen aan hun ondergrondse onderkomen was het een gezellige boel onder de houtmijt, gewend als ze waren aan alle ontploffingen en vol vertrouwen in de oudste twee eindverantwoordelijken. In de hectiek van een beschieting zijn mijn ouders een keer onze toen driejarige Jan vergeten.
Toch sloeg het noodlot bij een van die luchtaanvallen toe. Mijn moeder beschreef de situatie als volgt: ”De hemel boven ons huis was vol lichten. De knallen kwamen van alle kanten. Opeens een enorme donderklap: het hele slaapkamerraam kwam naar binnen en landde bij ons op bed. En toen is het begonnen. Onze Tinie werd met zeven maanden geboren. Hij woog maar drie pond. Naar het ziekenhuis kon niet, omdat het oorlog was. Hij moest elke twee uur, de klok rond, beurtelings een lepeltje melk, een lepeltje gekookt water en een lepeltje karnemelk gevoerd worden. Na een maand woog ie nog maar twee pond. Hij sliep in “d’n herd”, de woonkamer, die dag en nacht op temperatuur gehouden moest worden. Het mocht er absoluut niet tochten, omdat ie zijn eigen temperatuur nog niet kon vasthouden. Hij paste in het poppenwagentje van ons durskes (=meisjes) die er mee rondreden als ie huilde. Ik begrijp nog steeds niet hoe ik het volgehouden heb.”
De toewijding, het doorzettingsvermogen en de hulp van de zusters van het Retraitehuis hebben Tinie toch doen besluiten om te gaan groeien. Hij werd een gezond kereltje, die nu als jongere oudere meer dan een paar pondjes welvaart heeft opgeslagen voor slechtere tijden. Als jongeman was hij de sportiefste van ons allemaal. Zwemkampioen bij De Zeester, waterpoloër, snorkelaar, duiker en vele jaren badmeester, eerst bij het open bad en later bij het overdekt bad in het dorp. Mogelijk heeft zijn strijd om te overleven een soort winnaar van hem gemaakt.
Meer verhalen over het leven van de familie Dekkers langs het Duits Lijntje lezen? Klik dan hier