
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Vergezeld van hun piepjonge kinderen Pieta (1934) en Bert (1935) werden ze door boeren van hun nieuwe buurtschap opgehaald met diverse paard-en-wagen combinaties. Hun veestapel ging natuurlijk ook mee: 1 haan en zijn zestien concubines, 3 varkens, 3 koeien en een paard. Het vrouwvolk (vrollies in dialect) van hun nieuwe buurt was dagenlang bezig geweest om het huis weer bewoonbaar te maken. Dieptepunt van de schoonmaak was een dooie kat die op zolder in verregaande staat van ontbinding een ondraaglijke stank verspreidde.
Het hele boerenbedrijf was ernstig verwaarloosd. De arme zandgrond was al jaren niet meer bemest en de boerderij zelf was ook allesbehalve deugdelijk onderhouden. Beetje bij beetje knapten ze de boel weer op. Naast het feit dat ze een gammele boerderij en arme zandgrond hadden gekocht, was er ook nog de nawerking van de crisis van 1929, waardoor de prijzen die de boeren voor hun producten kregen bijna halveerden. Daar kwam nog een verregende zomer van 1936 bij met een schrale oogst.
Gelukkig kregen ze in die tijd voor de oorlog heel veel steun van de nonnen die in het nabijgelegen klooster – Het Retraitehuis - woonden en hun knechten die een boerderij hadden op steenworpafstand van het klooster. Als er weer een kind geboren werd, zorgden de nonnen tien dagen voor het hele huishouden. Eens, toen een griepepidemie zowel Mijntje als Driek geveld had, boden niet alleen de nonnen maar ook hun boerenknechten hulp. De knechten rooiden en raapten alle aardappels. De nonnen brachten warme maaltijden en zorgden voor de kinderen. Mijntje was zeer dankbaar voor alle belangeloze hulp die ze kreeg van de nonnen en hun knechten. Daarnaast kregen Driek en Mijntje ook veel steun van een gemeentelijke organisatie, die de kleine boer op allerlei manieren steunde, bijvoorbeeld met zaaigoed, mest, financiële hulp, of bij een noodzakelijke verbouwing of onderhoud.
Het spoor scheidde het perceel van Driek en Mijntje van de rest van De Raam, waar een handvol andere boerderijen stond. De Millsebaan liep parallel aan de Waaistapstraat*, die vele jaren later werd omgedoopt tot Loopkantstraat. De Waaistapstraat was de scheidslijn tussen Uden en Volkel. De schuur stond in Volkel, het woonhuis in Uden. Van het gehucht De Raam staat anno 2020 nog de boerderij van de familie Daandels ongebruikt overeind. Die zal geen lang leven meer beschoren zijn.
Vanaf het moment dat Driek en Mijntje zich op De Raam vestigden, hebben zij hun gemengd bedrijf parallel ontwikkeld aan de uitdijende kinderschare. In 1951 bereikten zij de magische grens van tien kinderen, 6 jongens en 4 meisjes. Hierbij speelde de pastoor de rol van enthousiaste supporter van het grote katholieke huisgezin. Niet dat er daadwerkelijke steun kwam van de geestelijkheid. Integendeel, als er een varken geslacht werd, was de pastoor er als de kippen bij om de lekkerste stukjes van de knoeris te scoren. Dat lukte bij Driek en Mijntje niet, omdat Mijntje hem haarfijn duidelijk maakte dat het gezin alles van de knoeris nodig had om het gezin te voeden. De kleine boerderij was geen vetpot, maar ze hadden voldoende gezonde producten die ze vooral zelf produceerden. Brood haalden ze bij de mulder (molenaar) in ruil voor graan. Geleidelijk breidden zij het boerderijtje uit met melkkoeien, varkens en kippen. Ze verbouwden tarwe, haver, rogge, aardappelen, hooi, kuilgras, spurrie, stoppelknollen (pisknöllekes**) etc.
Op De Raam raakte hun leven en dat van de kinderen verweven met het spoor achter hun grote achtertuin met appel-, peren- en kersenbomen, bessenstruiken, een moestuin, kippenkooien en kippenrennen. Er reden toen nog regelmatig passagierstreinen op het zogenaamde Duits Lijntje van Boxtel naar Wesel, later alleen nog goederentreinen. De volgende vertellingen spelen zich af tegen de achtergrond van dat spoor. De lezer heeft vast en zeker vermoed, dat Driek en Mijntje mijn ouders waren.
* Waaistapstraat: plaats waar je door water kan waden en stappen, bijvoorbeeld op stapstenen.
** Het prefix pis- in het dialectwoord suggereert een vochtafdrijvende werking; dat blijkt inderdaad te kloppen.
Meer verhalen over het leven van de familie Dekkers langs het Duits Lijntje lezen? Klik dan hier