skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Vincent van de Griend
Vincent van de Griend Bhic

Hoog Bezoek: ‘Ga niet werken in Duitsland!’

In Hoog Bezoek belicht De Gelderlander de periode 1895-1928 aan de hand van de werkbezoeken van commissaris van de Koningin Van Voorst tot Voorst. In samenwerking met het Brabants Historisch Informatie Centrum. Vandaag aflevering 5: grensarbeiders.

B en W deelden mij mede dat er bijna geen menschen in Duitschland gaan werken; de geestelijkheid ijvert daar zeer tegen, vooral de Pastoor van Rijkevoort, die reeds bij de eerste H. Communie begint de kinderen te bewerken.

Pastoor Bijnen in kar getrokken door een ezel, aan de teugel Bertje van de Ven, c. 1896-1897 (coll. BHIC)De waarschuwende woorden van pastoor Bijnen mochten dan succes hebben in Beugen en Rijkevoort, waar de commissaris van de Koningin op bezoek was op 3 mei 1902, veel inwoners van andere gemeenten trokken wel degelijk de grens over. Dat was al het geval sinds aan het eind van de negentiende eeuw in het Duitse Roergebied, ‘twee dagmarsen over de grens’, de mijnbouw en de industrie enorm waren gegroeid. Aan de Duitse kant was grote behoefte aan arbeiders en ze kregen hogere lonen dan hier. In Oost-Brabant was de werkgelegenheid niet zo denderend, na de landbouwcrisis en het einde van de turfstekerijen. Ook bij de Duitse boeren konden Brabantse en Noord-Limburgse boerenzonen en -dochters terecht. Vooral melkmeisjes werden veel gevraagd; de boerenknechten werden vooral voor seizoenswerk gepaaid. In de verslagen van de werkbezoeken van de commissaris lezen we dat sommige Duitse heerboeren tijdens de oogsttijd op zondagmorgen naar Mill kwamen om daar, na het uitgaan van de kerk, seizoensarbeiders te werven. Gedurende een week of vijf, zes konden ze veel geld verdienen, waar ze hard voor moesten werken. In 1902 grepen ruim honderd Millenaren die kans.   

De zedelijkheid, daar maakten de pastoors zich zorgen over. In Duitsland werd veel gedronken, zo meenden ze. Het stond immers ook in de krant: een verslag van een internationale conferentie tegen drankmisbruik noemt Duitsland als kwalijk voorbeeld. In het land wordt jaarlijks voor 2,5 miljard mark aan brandewijn, bier en wijn gedronken. “Dat is het vijfvoudige van het Duitsche oorlogsbudget”, waarschuwt een geleerde.

De gemeente Schijndel waarschuwt inwoners niet zomaar in Duitsland te gaan werkenEn wat moest er wel niet terechtkomen van die jonge, ongetrouwde meisjes die in Duitsland als melkmeisje aan de slag gingen? De pastoor van Rijkevoort was niet de enige die het vingertje opstak. Ook de gemeentebesturen zagen die trek over de grens met lede ogen aan. Veel seizoensarbeiders bleven in Duitsland hangen omdat ze er een man of vrouw tegen het lijf liepen. Hele gezinnen, bijvoorbeeld die van Boxmeerse sigarenmakers, emigreerden en de dorpen kregen last van krimp. Burgemeesters waarschuwden in advertenties in de krant en met aanplakbiljetten dat arbeiders in ieder geval niet op de bonnefooi de grens over moesten gaan; er waren papieren en vergunningen nodig. Ook waarschuwden ze voor ‘industrieele ondernemingen’ die werklieden lokten terwijl er helemaal geen werk was. 

En de katholieke kerk? Ach, die begreep dat het gras aan de andere kant nu eenmaal groener was, wat de pastoors op de kansel ook verkondigden. De bisschoppen legden zich neer bij de trek naar Duitsland, maar richtten wel St. Jozefcomités op. Hun taak was de zeden te bewaken, en uiteraard het belijden van het juiste geloof: het katholicisme. In Duitsland organiseerden de comités bijeenkomsten voor Nederlandse en Vlaamse katholieke arbeiders.

In 1911 was het aantal Nederlandse arbeiders in Duitsland al gestegen tot 115.000. Maar weldra konden pastoors en burgemeesters tevreden zijn: toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, kwam er snel een einde aan de trek.  

Foto's

1) Pastoor Bijnen in kar getrokken door een ezel, aan de teugel Bertje van de Ven, c. 1896-1897 (coll. BHIC, foto RIJ0103)
2) De gemeente Schijndel waarschuwt inwoners niet zomaar in Duitsland te gaan werken.

Dit verhaal verscheen eerder in Dagblad De Gelderlander.

Bekijk hier alle verhalen in de serie Hoog Bezoek

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.
Doe mee en vertel jouw verhaal!