Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Dat kon heel eenvoudig door een zand- of grasbaantje uit te graven op een geschikt weiland. Voor je het wist stonden er een paar honderd mensen om de baan heen de renners toe te juichen.
Maar er zat ook muziek in het exploiteren van professionele wielerbanen van hout of beton, met tribunes en allerlei voorzieningen. Daarvoor was een investering nodig, en een ondernemer of gemeente met visie.
Zo'n wielerbaantje moest wel voldoen aan de standaardeisen, wilde je er met toestemming van de wielerbond officiële wedstrijden op mogen houden. De bond (eerst NWB, vanaf 1927 NWU) hanteerde A- B- en C-classificaties. Daarbij was het materiaal en de lengte belangrijk. C was zand of gras, B enigzins verhard met leem of cement en A waren de topbanen van hout of beton. De lengte kon variëren van 100 tot 400 meter, meestal een deel van de Engelse mijl of de kilometer. Dan kon het uitkomen op 125, 150, 166, 200 of 250 meter, soms ook 333. Geen van die wielerbanen was overigens overdekt.
Brabantse wielercultuur
Er valt zo veel te zeggen over de Brabantse wielercultuur dat we de cijfers beter voor zich kunnen laten spreken: van alle Nederlandse wielerbanen (zeker 160) lag de helft in deze provincie. Tussen Bergen op Zoom en Deurne kwam je bijna letterlijk in elke gemeente een wielerbaan tegen, zij het van verschillend niveau. Meestal was er in de grotere steden meer budget en continuïteit om het groot aan te pakken.
Zo bezien heeft bijvoorbeeld Eindhoven zeker liefst dertien banen gehad, maar dat komt ook door de typische wijkenstructuur van die stad en de annexatie van Tongelre. Wielerclub Het Zuiden is altijd zeer actief gebleven. Net als één van haar oprichters, de invloedrijke J. van der Horst, die tientallen jaren bondsconsul was.
Het credo dat elk Brabants dorpscafé zijn eigen wielerbaan in de achtertuin had, is wat overdreven maar geeft wel weer hoe de wielersport leefde. En reken maar dat inderdaad de caféhouders een belangrijke rol hadden, zeker in Westbrabant.
De oorzaken zijn velerlei: de nabijheid van koersland België, het katholicisme, het landschap, de smokkelarij, de wil om zich via het fietsen te ontworstelen aan werkloosheid of het armoedige boerenbestaan. Allemaal geldige argumenten, hoewel ook weer niet specifiek voor deze provincie of zelfs voor Nederland. Ook in de buurlanden werden heel erg veel wielerbanen gesticht. Het was dé populaire publiekssport, je kon voor een paar dubbeltjes een prima zondagmiddag als toeschouwer hebben. De verschillende disciplines op de baan (sprint, achtervolging, aflossing, enzovoort) met steeds eigen specialisten zorgden voor een aantrekkelijke afwisseling in het programma.
Door massaproductie werden de fietsen ook goedkoper en door de verbeterde arbeidstijden kregen de mensen meer vrije tijd. Ook speelt mee dat de gewone burgers kranten gingen lezen, waardoor de sportjournalistiek zich ontwikkelde. De maandagkranten brachten pagina's vol wedstrijdverslagen van de wielerbanen. De commercie sprong er gretig op in. Helden werden gemaakt en gebroken, sommigen konden er goed van leven en braken internationaal door, zoals Jan Pijnenburg, Piet Moeskops, Gerrit Schulte en Piet van Kempen. Op de zandbanen kwam Marijn Valentijn op, die zo getalenteerd was dat hij ook twee keer het Nederlands kampioenschap op de weg wist te veroveren.
Na de Tweede Wereldoorlog was het wel echt voorbij. De meeste wielerbanen waren verdwenen of bleven beschadigd en ongebruikt liggen. Het wielrennen moest opnieuw worden uitgevonden en de aandacht ging meer naar de criteriums, klassiekers en grote ronden. Wielerclubs gingen hun trainingsrondjes rijden op industrieterreinen of afgesloten parkoersen. Tot op heden is het baanwielrennen een niche gebleven. In Nederland zijn nu vier (overdekte) wielerbanen: Amsterdam, Alkmaar, Apeldoorn en Assen. In Rotterdam wordt jaarlijks voor de Zesdaagse in Ahoy' de houten wielerbaan opgebouwd.
Ik heb geprobeerd alle Nederlandse banen en baantjes op te sporen en te documenteren, tot ik zeker wist waar ze lagen en dat ze meer dan incidenteel zijn gebruikt. Daarna ben ik op de exacte plekken gaan fotograferen. Het overzicht lijkt behoorlijk compleet.
Maar in Brabant waren het er eigenlijk teveel om op te noemen. Soms vind je wel verslagen van clubvergaderingen waarin de oprichting van een baan werd aangekondigd, maar regelmatig strandden die plannen in opportunisme of goede bedoelingen, werd er maar een enkele wedstrijd verreden en is er geen locatie of zelfs maar wedstrijdprogramma of -verslag terug te vinden.
Van een aantal regio’s zijn de (kranten)archieven nog niet ontsloten of openbaar te lezen, of zijn er geen luchtfoto’s beschikbaar. Dat laatste geldt vooral voor een deel van Oost-Brabant. Tegelijkertijd zijn van sommige plaatsen juist heel veel gegevens en verhalen bewaard dankzij een actieve internetgemeenschap, zoals in Eindhoven. Het BHIC doet indrukwekkende inspanningen om zoveel mogelijk historisch materiaal online te zetten.
Uiteindelijk mis ik een paar exacte locaties. Zo zijn er onder meer in Den Dungen, Gerwen-Nuenen, Lage Mierde, Lieshout (o.a. Ginderdoor), Oosterhout (Voorheide), Rosmalen (Kruisstraat), Rijen (Laareind), Tongelre, Uden-dorp, Veghel en Zevenbergen banen geweest, waarschijnlijk allemaal onverhard, waarvan ik de plek niet of nét niet gevonden heb. Daar is dus meer onderzoek voor nodig.
Verder had je op sommige plekken eerst een onduidelijke gras- of zandbaan, waarna er al snel een baan van betere kwaliteit kwam. Dan heb ik soms alleen voor de laatste gekozen. Overigens niet heel consequent: als de plek van een minder belangrijke baan wel duidelijk was, ben ik er toch wel gaan fotograferen.