
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De H. Eligius is na Lambertus de tweede patroonheilige van Huisseling. Zijn officiële sterfdag (en feestdag) is 1 december. Omdat het dan bijna winter is, werd als feestdag 25 juni aangehouden, de dag waarop het heilige gebeente uit het graf is gelicht en overgebracht naar een reliekschrijn (de zogenaamde translatio). Ook Huisseling heeft ooit vanuit Brugge relieken van Eligius gekregen. Deze relieken bestaan uit een aantal vingerbotjes van de heilige die in een zilveren reliekschrijn geborgen zijn.
Eligius (ook wel Eloy of Alo, of op z'n Huusselings Liezejes genoemd) werd geboren in Chaptelat, een dorp in de buurt van Limoges. Hij leefde van rond 590 tot 660. Hij was achtereenvolgens hoefsmid, goudsmid en muntmeester onder een paar merovingische koningen. Later werd hij bisschop van Doornik/Noyon. Het attribuut van Sint Eligius is het aambeeld, dat een verwijzing is naar zijn beroep. Eligius heeft verschillende wonderen verricht. Toen hij nog hoefsmid was, zou hij eens het been van een onhandelbaar paard hebben afgesneden, dat op het aambeeld van een nieuw hoefijzer te hebben voorzien en vervolgens het afgesneden deel weer aan het been hebben gezet, zonder dat het dier bloedde of pijn leed.
Eligius wordt in het bijzonder aangeroepen tegen klierziekten (“koningszeer”), gezwellen en andere kwalen bij mens en vee. Oorspronkelijk was hij ook de beschermer van de edel- en hoefsmeden. In Huisseling werd hij vooral vereerd als hoefsmid en beschermer van het vee.
Vanuit heel Brabant kwamen de gelovigen die zijn bescherming zochten naar Huisseling toe. De bedevaartgangers kwamen tussen St. Jan (24 juni) en de acht dagen daarna (het octaaf) naar de kerk en gingen weer huiswaarts met gewijd brood of ‘Liezejeswòtter’. Op Eligiuszondag (of als 25 juni op een doordeweekse dag viel, de eerstvolgende zondag) werden ten tijde van pastoor J. Vinken (1895-1909) drie missen gelezen.
De eerste was om 6.00 u., de tweede om 7.30u. en de Hoogmis om 9.30u. Daarna volgde de verering van de relieken, processie, predicatie, wijding van water en brood en de inschrijving in de "Broederschap van den Heiligen Eligius". Ook op het feest van Petrus en Paulus gebeurde dit allemaal na de Hoogmis. De rest van het jaar werd er elke maandag om 8 uur een Eligiusmis gezongen.
De processie na de Hoogmis op 25 juni was voor de parochianen hét hoogtepunt van het jaar. Compleet met vaandels, bruidjes, engeltjes, baren met daarop de beelden van Eligius en Lambertus, lantaarns, etc., trok men door Huisseling. Over het ‘Streepestraatje’ (tussen Hamstraat nrs. 4 en 6) liep men naar De Ringelenburg. Op de plek waar eens het jachtslot stond, was het rustaltaar. Van daaruit trok men over de Schutsboomstraat (Heuveleindstraat) terug naar de kerk. Na de ruilverkaveling stond het rustaltaar op de hoek Heuveleindstraat/Dwarsstraatje, waar nu het gashuisje staat. Een pater uit Velp hield dan ook een boter- en tarweomgang in Huisseling.
Wanneer eens in de zoveel jaar de Eligiusprocessie niet samenviel met de St. Jansprocessie in Neerlangel, dan liep O.B.K. mee in de stoet. De laatste processie was in 1972. Vanwege de ‘tanende belangstelling’ is er na dat jaar geen meer gehouden. De genadeslag voor de actieve verering van Eligius in Huisseling was de opheffing van het Veefonds in 1975. Het Veefonds van de N.C.B. Huisseling betaalde namelijk reglementair jaarlijks twee Heilige Missen ter ere van Eligius. Na de opheffing werd het erg stil rond de verering van Eligius.
In de kerk staat nog wel altijd het bijzondere beeld van hem. Vroeger werd het altijd ‘in winterslaap gezet’, door het beeld in een kast op te bergen. Nu mag het pronken in onze kerk, op de zuil van de oude preekstoel. Het dateert uit de eerste kwart 16e eeuw en is mogelijk uit de beeldhouwtraditie of/en de omgeving van beeldhouwer Henrick Douwerman. Het beeld draagt een mijter, vernieuwde staf en aambeeld met hamer. Het ietwat boze gezicht en het gewaad zijn zeer gedetailleerd weergegeven. In 1951 is het beeld molmvrij gemaakt en overgeschilderd.