
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De geallieerde vliegtuigen waren heel vaak bommenwerpers die bij bombardementsmissies op doelen in Duitsland geraakt werden door Duits afweergeschut (de zogenaamde Flak) of onderschept werden door Duitse jachtvliegtuigen (vooral ’s nachts, tijdens de zogenaamde Nachtjagd).
Wij gaan proberen de verhalen achter al deze crashes te achterhalen met behulp van iedereen die ofwel zélf nog herinneringen heeft of de verhalen gehoord heeft van eerdere generaties. Soms is er al veel bekend, soms wat minder.
Op 26 februari 1943 stortte om 21.34 uur bij Boerdonk een Vickers Wellington III bommenwerper (Z1599) van het 426 Squadron van de Royal Canadian Air Force neer langs de Cruysstraat/Hondseind, zo'n 200 meter van de boerderij van M. Pennings. De piloot was F/Sgt. Harold Rands (25), een Canadees.
Hij kwam om bij deze crash, net als vier andere leden van zijn bemanning: F/Sgt. William Wilson Cameron (27), radiotelegrafist en boordschutter, Canadees; Sgt. Richard Edward Dean (21), radiotelegrafist en boordschutter; Sgt. Robert Williams (31), boordschutter. Deze vier liggen begraven in Woensel, graven JJB 29-32. De vijfde gesneuvelde, ook weer een Canadees, was F/O John Philip Monckton (23), navigator en bommenrichter. Hij ligt sinds 21-11-1945 begraven op de Canadese erebegraafplaats in Groesbeek, graf XVI F 12, na een eerder graf in Woensel gehad te hebben. Eén bemanningslid zou het hebben overleefd en krijgsgevangen gemaakt door de Duitsers. Zijn naam kennen we echter niet.
Maar inmiddels kennen we die naam dankzij Antoon Verbakel wél: het was de boordwerktuigkundige F/Sgt. H.E. Vey van de RCAF, die als enige per parachute aan de overzijde (westzijde) van de Zuid-Willemsvaart landde. Hij kwam terecht bij de boerderij van Marinus Penninx, waar hij werd gevonden door een onderduiker op dat adres. Vey werd gearresteerd door de politie/marechaussee uit Beek en Donk en overgebracht naar het krijgsgevangenenkamp Stalag VIII B / 344 bij Lamsdorf, waar hij op 11 mei 1945 werd bevrijd.
|
Monument in Boerdonk. Foto: © Frans van de Pol/BHIC, 2017. |
Op 17 juni 1943 kwam om 01.41 uur opnieuw in Boerdonk een Avro Lancaster III neer, niet ver van de plaats waar in februari de Wellington was gevallen. Deze bommenwerper was van het 49 Squadron en werd gevlogen door F/Lt. C.W. Dunnet.
Het was een van de 202 bommenwerpers die die nacht een aanval uitvoerden op Keulen. Het was een zeer bewolkte nacht, zodat slechts de helft van de bommenwerpers er daadwerkelijk in slaagde hun bommen op het doel te laten vallen.
Veertien Lancasters keerden niet terug op hun basis, waarvan twee van het 49 squadron. Ook in Esch kwam die nacht een Lancaster neer.
De Lancaster ED497 van F/Lt. Charles William Dunnet (24) werd neergeschoten door Hptm. Manfred Meurer in zijn nachtjager van I./NJG 1. De bemanning bestond naast de piloot uit Sgt. Reginald Frank Middlebrook (37), boordwerktuigkundige; Sgt. Robert Gordon Smith (21), navigator; Sgt. Michael Frederick Haley (21), radiotelegrafist/boordschutter; P/O Charles Arthur Edwards, boordschutter; Sgt. William Arthur Dutton (24), bommenrichter; Sgt. Richard Montacute William Selby-Lowndes (20), boordschutter. Het vliegtuig kwam in Boerdonk neer vlakbij de boerderij van de familie Penninx.
Geen van de bemanningsleden heeft deze crash overleefd. Het was hun derde operationele vlucht. Hun stoffelijke resten zijn begraven op het oorlogskerkhof van Woensel. Dunnet ligt in graf EE 69, de anderen meer bij elkaar in de graven JJB 99-104. Zoals Antoon Verbakel hieronder heeft aangegeven: het stoffelijk overschot van Dunnet werd pas 11 dagen na de crash gevonden. Hij is dan ook pas op 2 juli begraven. Smith ligt in graf JJB 107.
Op 14 juni 2008 is er bij Boerdonk een herdenkingsplaquette onthuld met de namen van de bemanningsleden.
Ruim een jaar later, op 21 juli 1944, stortte om 01.35 uur in Keldonk bij de Keldonksestraat weer een Avro Lancaster III neer, dit keer van het 75 (NZ) Squadron. Piloot was W/O Hugh Edward Gilmour (24), een Australiër. Het 75 Squadron was in de kern Nieuw-Zeelands, maar de bemanning van deze Lancaster AA-A was samengesteld uit Brits en Australisch personeel. Behalve de piloot waren dat radiotelegrafist F/Sgt. John Edward Osborne (23), eveneens een Australiër; boordwerktuigkundige Sgt. Reginald Ernest Buzza (24); F/Sgt. Samuel Mills (32), Australiër en boordschutter Sgt. John Leonard Stephenson. Deze vijf sneuvelden. Zij liggen begraven op het oorlogskerkhof van Woensel, graven KK 111-115.
Boordschutter Sgt. W.J.S. Ballard en navigator W/O L.A. Woodward brachten het er levend af en wisten zelfs aan krijgsgevangenschap te ontkomen, zij het niet voor lang. Woodward verbleef een aantal dagen in het ”Pyama House” van de familie Otten te Erp en Ballard werd opgevangen door de Veghelse illegaliteit. Maar eenmaal op een vluchtlijn gezet, werden zij in België alsnog gevangen genomen en verbleven tot de bevrijding in het krijsgevangenenkamp Stalag Luft VII Bankau.
In de dagen van Operatie Market Garden, een poging van de geallieerden om de bruggen over de Maas, Waal en Rijn te veroveren met luchtlandingstroepen, crashten er verschillende vliegtuigen in Erp.
Op de eerste dag van de operaties, 17 september 1944, stortte om 13.16 uur even ten westen van Vogelenzang een Douglas C-47A Skytrain, registratienummer 43-15111, call sign V4-O, van 442TCG/304Sq. neer, met aan de stuurknuppel 2nd Lt. H. Shulman. Het toestel, “Sonya” gedoopt, was eerder die dag opgestegen van het Royal Air Force Station Chilbolton om in het kader van Market Garden veertien parachutisten van de 101e US Airborne Division naar droppingszone (DZ) A in Veghel te brengen. Boven Eindhoven werd het toestel geraakt door Duitse luchtafweer, waardoor brand ontstond. Desondanks slaagde de piloot erin de para’s naar hun bestemming te brengen en hen daar te droppen. Ook twee bemanningsleden landden per parachute in de omgeving van Veghel.
Het vliegtuig stortte neer tussen Erp en Keldonk, deels ín het riviertje de Aa, deels op de oever. Daarbij kwamen de beide piloten, piloot 2nd Lt. Herbert E. Shulman (25) en zijn co-piloot 2nd Lt. Omar J. Kampschmidt om. Shulman was uit het toestel geslingerd en leefde nog even. Maar nog dezelfde namiddag werd hij, gewikkeld in een doek, onder leiding van Pastoor A. Meuwese en onder grote belangstelling van Erpse burgers, begraven op het r.-k. kerkhof van Erp.
Omar Kampschmidt werd pas laat op de zondagavond gevonden in het wrak. Hij werd op maandagmorgen 18 september op hetzelfde kerkhof begraven. De twee zijn in juli 1945 eerst overgebracht naar de tijdelijke begraafplaats voor de 101e US Airborne Division te Wolfswinkel-Son en vandaar naar de Amerikaanse erebegraafplaats in Margraten. Later zijn ze op verzoek van de nabestaanden herbegraven op begraafplaatsen in de USA: Shulman op het Westlawn Cemetery te Chicago en Kampschmidt op het Mt. View Mausoleum te Oakland.
Boordwerktuigkundige Sgt. Ralph Zipf en radiotelegrafist Sgt. Roger Gullixson overleefden het, zoals gezegd. Ook de veertien para’s kwamen veilig aan de grond en namen verder deel aan de gevechten in en rond Veghel. Lt. Shulman kreeg posthuum een hoge Nederlandse onderscheiding toegekend, die in de zomer van 1948 in Chicago aan zijn zoontje werd uitgereikt.
![]() |
Opstelling van Douglas Dakotas op Blakehill Farm Airfield, april 1944. Fotograaf: Bridge (F/O), Royal Air Force official photographer. Bron: Collectie Imperial War Museums, fotonr. CH 12833. |
Op 21 september kwam rond 17.30 bij Keldonk de Dakota III serienummer KG376, call sign Z2-US, van 437 RCAF Squadron neer, gevlogen door F/O G.P. Hagerman. Het toestel kwam van vliegveld Blakehill Farm in Engeland om de Britse luchtlandingstroepen rond Arnhem te bevoorraden.
Het werd aangevallen door Duitse jagers en stortte neer in een akker achter de boerderij van P. Biemans,’t Hool te Keldonk. Het vliegtuig brandde geheel uit, maar piloot Hagerman (RCAF), boordtelegrafist W/O J.P. DeChamplain (RCAF) en drie Air Despatchers van RASC (het Royal Army Service Corps van het Britse leger), namelijk Cpl. Latham, Drv. Tulley en Drv. Ward konden zich per parachute redden.
Dat gold helaas niet voor de hele bemanning: co-piloot F/Sgt. J.C.H. Hackett (RAF), navigator F/O M.S.R. Mahon (RCAF) en Air Despatcher L/Cpl. J. Adamson (RASC) kwamen in het brandende vliegtuig om. Zij kregen ongeïdentificeerd een veldgraf naast het wrak.
Naar de twee vliegers werd na de oorlog nog een opvallend onderzoek gedaan. Namens de RAF schreef de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant op 5 september 1945 een brief aan alle Brabantse burgemeesters met het verzoek hem op de hoogte te stellen van aanwijzingen omtrent eventuele graven van de twee. Dat bleef echter zonder resultaat.
De gemeente Erp had vanzelfsprekend in de opgave van oorlogsgraven op haar grondgebied aan het Departement van Oorlog en aan het Nederlandse Rode Kruis ook deze drie graven in ’t Hool vermeld. Men voegde daar echter de - onjuiste - aantekening aan toe: “waarschijnlijk Amerikanen”. Op grond daarvan groef een eenheid van de Amerikaanse legergravendienst de drie in juli 1946 op en bracht ze eerst over naar de tijdelijke begraafplaats voor de 101e US Airborne Division te Wolfswinkel-Son en vandaar naar de Amerikaanse erebegraafplaats in Margraten. Daar moet zijn vastgesteld, dat het geen Amerikanen betrof en zijn de drie vervolgens waarschijnlijk verder gebracht naar een Britse oorlogsbegraafplaats en Noord-Franrijk. De documentatie daarover is echter verloren gegaan, met als resultaat dat de drie nog steeds officieel als vermist staan geregistreerd.
En zo staan de namen van F/Sgt. Hackett en navigator F/O Mahon onder de vermisten op de panelen 218 en 247 van het Runnymede Memorial in Surrey en die van despatcher L/Cpl. Adamson op panel 9 van het Memorial op de Canadese erebegraafplaats in Groesbeek.
De volgende dag, 22 september, crashte om 18.10 uur een Hawker Typhoon IB (MN241) van het 181 Squadron, met piloot P/O Derick Roy O'Reilley Shearburn (22). Shearburn voerde een missie uit tegen Duitse troepenconcentraties van de Kampfgruppe Walther te Erp en Veghel die de ‘Corridor’ aanvielen. Boven Veghel-Erp werd hij door Flak getroffen en stortte neer bij de buurtschap ’t Ham, zo’n 150 meter links van de weg Veghelsedijk – ’t Ham.
Men vond Shearburn dood in zijn cockpit. Geallieerde militairen begroeven hem in een veldgraf in de buurt van het wrak. In eerste instantie werd hij als vermist geregistreerd, maar op 30 oktober 1944 ondernam men een zoektocht naar een wrak of een graf vanaf vliegveld B.78-Eindhoven. Met een Auster op lage hoogte vliegend vond zijn Squadroncommandant, S/Ldr. A.E.S. Vincent, hem. Begin november 1944 werd Shearburn overgebracht naar de Algemene Begraafplaats te Woensel, graf KK 207. (Zie ook de reactie hieronder van Marcel Hermes).
En op 23 september moesten twee Waco-zweefvliegtuigen van de USAAF een noodlanding maken in Erp en Boerdonk. Antoon Verbakel schreef er dit verhaal over.
Op 2 november 1944 rond 16.00 uur stortte F/O Brooks met zijn Spitfire IX van het 64 Squadron neer in Erp, achter een boerderij aan de Boerdonksedijk.
Eerste Kerstdag 1944 maakte OLt. Hans-Georg Lamle (30) rond 12.30 uur met zijn Me 262A-2a (werknummer 170126) van 4./II/KG(J) 51 een fatale duik bij Kraanmeer. Hij werd neergeschoten door F/Ldr. J. Boyle van 411 Squadron RCAF, dat op dat moment op vliegveld B.88-Heesch gestationneerd was.
De Duitse straaljager keerde terug van een missie boven Luik (B) en stortte neer op Melvert tussen Erp en Veghel. Lamle werd tijdelijk begraven op het kerkhof van de r.-k. parochie St. Servatius te Erp en op 21 juli 1948 herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats Ysselsteyn, graf L-6-137. De Britten van het 83e Group Control Centre, gelegerd in Erp, hadden grote belangstelling voor dit “propellerloze” vliegtuig.
En op Nieuwjaarsdag stortte een andere Duitse piloot, Lt. Karl Grabmair (21), rond 09.50 uur neer in ’t Hool, Keldonk, met zijn Focke Wulf Fw 190A-8 van 5.II/JG 6. Grabmair werd neergeschoten door F/Ldr. D.C. Gordon (onderscheiden met het Distinguished Flying Cross) van 442 Squadron RCAF, dat op dat moment gestationeerd was op het vliegveld B.88-Heesch.
De Duitse piloot kreeg aanvankelijk een anoniem veldgraf bij de boerderij van H. Kanters, in een weiland van A. v.d. Nieuwenhuizen, C13, Keldonk. Tegelijk met Lamle werd hij op 21 juli 1948, inmiddels geïdentificeerd, herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats Ysselsteyn, graf L.6-138.
![]() |
Het horloge van Grabmair bevindt zich tegenwoordig in de collectie van de heemkundekring Erthepe (en we mochten een foto daarvan op deze plaats gebruiken).
Dankzij de reacties hieronder en nog veel meer aanvullende informatie van Antoon Verbakel weten we inmiddels al best veel over deze crashes. Maar we staan natuurlijk nog steeds open voor nieuwe inzichten en feiten!