
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De geallieerde vliegtuigen waren heel vaak bommenwerpers die bij bombardementsmissies op doelen in Duitsland geraakt werden door Duits afweergeschut (de zogenaamde Flak) of onderschept werden door Duitse jachtvliegtuigen (vooral ’s nachts, tijdens de zogenaamde Nachtjagd).
Wij gaan proberen de verhalen achter al deze crashes te achterhalen met behulp van iedereen die ofwel zélf nog herinneringen heeft of de verhalen gehoord heeft van eerdere generaties. Soms is er al veel bekend, soms wat minder.
Over Oirschot is heel veel uitgezocht en ook gepubliceerd door F. Beks en P. Machielsen in hun boek Een dorp in oorlog : Oirschot 1939-1944. (Oirschot, 1994). Alle hieronder genoemde vliegtuigcrashes zijn hierin uitgebreid beschreven. Frans Beks is zelf directe ooggetuige geweest van de crash van een Amerikaanse bommenwerper in 1944. Hij was met zijn broer bezig dennenappels te rapen in de Witte Bergen toen het toestel op een paar honderd meter van hen vandaan neerkwam. De bemanning had het vliegtuig toen al verlaten.
De eerste crash vond al plaats tijdens de Duitse inval in Nederland, in de meidagen van 1940. Er waren toen ook militaire vliegtuigen van de Franse luchtmacht boven ons land actief. Een aantal daarvan werd boven Noord-Brabant neergeschoten, zoals in Etten-Leur en Roosendaal. Ook in Oirschot werd op 13 mei 1940 een Frans verkenningsvliegtuig, een Potez 63.11 van G.A.O. (Groupe Autonome d'Observation) 501 rond 16.14 uur neergeschoten, tijdens een achtervolging door vier Duitse Messerschmitts.
Het toestel, gevlogen door Capt. Albert Wiccaert, stortte uiteindelijk neer aan de Kapeldijk, tegen de berging van Jan van Nunen. De drie inzittenden, behalve de piloot waren dat Lt. Louis Coqueton en Sgt. Louis Leygnac, verloren daarbij het leven. De materiële schade aan het huis van Van Nunen bedroeg zo’n ƒ 500,-.
Op 24 mei 1943 stortte om 01.55 uur een Vickers Wellington X (HE655) van het 166 Squadron neer, na aangevallen te zijn door Olt. Manfred Meurer van het I/NJG 1. De vijfkoppige bemanning van de bommenwerper kwam hierbij om: piloot Sgt. Charles William Henry Westwood (21); navigator Sgt. Arthur Benson (21); radiotelegrafist Sgt. William Parker Baxter; boordschutter Sgt. Terence William Shadgett en bommenrichter Sgt. Harold Walter Fields werden begraven in Woensel, graven JJB 58-62.
Deze bommenwerper maakte deel uit van een vloot van 826 vliegtuigen die deelnamen aan een bombardement op Dortmund. Dit toestel was een van de 38 die bij die operatie verloren gingen. Wat Noord-Brabant betreft kwam een daarvan in Schaijk terecht.
Op 30 november 1943 werd om 11.15 uur boven De Mousten de P47D Thunderbolt (42-8411) van 1st Lt. Robert M. Brown van de 352FG neergeschoten door een Duitse jager. Het vliegtuig, dat een aanval met ruim 300 B17- en B24-bommenwerpers escorteerde naar Solingen sloeg een vier meter diepe trechter in de Oirschotse bodem.
Pogingen van de Duitsers om het vliegtuigwrak te bergen mislukten vanwege de drassige ondergrond. In oktober 1945 werd opnieuw een bergingspoging gedaan, maar door de hoge waterstand mislukte ook deze actie. Pas in oktober 1946 slaagde men er in wrak en piloot te bergen.
Op 20 december 1943 stortte rond 21.00 uur aan de Eindhovensedijk een Halifax II van het 78 Squadron neer. De bommenwerper was op de terugtocht van een aanval op Frankfurt, Mannheim en Ludwigshafen met in totaal 576 vliegtuigen. Daarvan keerden er 44 niet terug van hun missie, waaronder de Halifax van piloot F/Lt. J.G. Smith die werd neergeschoten door een Duitse nachtjager, gevlogen door Olt. W. Baake. De acht bemanningsleden konden zich allemaal per parachute in veiligheid stellen. Vier van hen werden onmiddellijk door de Duitsers gevangen genomen, een vijfde overkwam dat de volgende dag.
Radiotelegrafist F/Sgt. J. Cash, boordschutter Sgt. F. Allen en navigator F/O S. Smith wisten voorlopig uit handen van de Duitsers te blijven. Cash werd op 23 januari 1944 in Brussel gearresteerd bij een zoekactie door de Gestapo. Smith kwam met hulp van verschillende verzetsstrijders tot in Limoges, waar hij op 1 maart 1944 werd gearresteerd door de Gestapo. Hij belandde in een krijgsgevangenenkamp, Stalag Luft III.
Allen ten slotte vond met hulp van het verzet na wat omzwervingen onderdak in Charleroi, waar hij in september 1944 de bevrijding door geallieerde troepen meemaakte.
Op 13 juni 1944 stortte rond 01.00 uur even ten westen van Oirschot een Lancaster I (LL812) van het 622 Squadron neer en ontplofte. De gehele bemanning kwam hierbij om het leven: vijf Australiërs, een Ier en een Brit.
Piloot P/O William Frederick Harvey Rattle (29) (RAAF); boordschutter Sgt Reginald Bramley (26) (RAF); bommenrichter F/O Walter Richard Tanner (27) (RAAF); boordwerktuigkundige Sgt Francis Michael (27) Leany (RAF); navigator Richard John William Moore (24) (RAAF); boordschutter Sgt Martin Dea (24) (RAF) en radiotelegrafist Richard Paul Percival Holden (20) (RAAF) werden in Woensel begraven, graf KK 71-72.
Het was een van de 17 Lancasters die niet terugkeerden van een missie met 303 vliegtuigen om een olieraffinaderij in Gelsenkirchen te bombarderen.
Op 9 augustus 1944 kwam om 10.15 uur bij De Witte Bergen een B-17G van het 452BG/731BS neer, zoals gezegd vlakbij de plek waar Frans Beks en zijn broer dennenappels aan het verzamelen waren. De gehele bemanning wist tijdig het vliegtuig per parachute te verlaten. Zes bemanningsleden werden direct of de volgende dag krijgsgevangen gemaakt door de Duitsers. Dat betrof co-piloot 2nd Lt. T.I. Ahern, navigator 2nd Lt. W.P. Farris, bommenrichter 2nd Lt. G.A. Blanford, radiotelegrafist S/Sgt. M. Billey, en de boordschutters S/Sgt. A.P. Jablonski en S/Sgt. W.J. Kirk.
Piloot 2nd Lt. H.F. Bradshaw, boordwerktuigkundige S/Sgt. R.O. Martin en boordschutter Sgt. F.E. Doucette wisten uit handen van de Duitsers te blijven. Bradshaw en Doucette kregen contact met Nederlandse verzetsstrijders van de PAN die hen verborgen in de bossen bij Lierop. Daar deden zij actief mee aan sabotageacties en aanvallen op Duitse militairen. Op 19 september waren de Duitsers aan het terugtrekken en besloot de groep met de Amerikanen om zich in de strijd te mengen.
In de bossen stuitten ze echter bij verrassing op een Duitse patrouille. In het vuurgevecht dat daarop volgde, werd Doucette vrijwel direct dodelijk getroffen in hoofd en buik. Ook twee van de Nederlanders raakten gewond, maar de Duitsers trokken zich uiteindelijk terug. ’s Avonds heeft men het lijk van Doucette opgehaald en begraven op het kerkhof van Lierop.
Op de zevende dag van Market Garden, 23 september 1944 om 16:07 uur, moest een Amerikaanse Douglas C-47B Skytrain van 440TCG/96Sq (registratienummer 43-48400) een noodlanding maken langs de Oirschotsebaan in Oirschot, bij De Logt ter hoogte van de Lage Logtsedijk. Het toestel was eerder die dag vertrokken vanaf vliegveld Exeter in Engeland met een zweefvliegtuig achter zich aan.
De piloot was Maj. W.R. Cooper, zijn co-piloot 2nd Lt. L.L. Andermatt. De rest van de bemanning bestond uit navigator 1st Lt. H.I. Wardell; radiotelegrafist S/Sgt. J.I. Cutts en Crew Chief S/Sgt. G.A. Scherer. De radioman Cutts kwam bij de noodlanding om het leven. Hij ligt begraven op de Amerikaanse militiare erebegraafplaats in Margraten, graf I-18-7. De overige bemanningsleden werden door de Duitsers krijgsgevangen gemaakt.
Kees van der Loo hoorde van de boer die nu op het Moleneind woont een verhaal dat hier wonderwel bij past. Van die boer kreeg hij ook een versie van de familie uit Canada. Het gaat om Johannes van der Hijden, in 1923 getrouwd met Barbara Neggers. Ze kregen 10 kinderen, Barbara overleed in 1934. Hun jongste zoon, Adrianus, vertelde in 2006 aan zijn eigen zoon Bill wat er zich heeft afgespeeld op die 23e september 1944, toen er achter de boerderij waar hij woonde een glider landde.
Adriaan was toen 14 jaar oud en zat in het weiland koeien te melken toen hij transportvliegtuigen over zag komen die zweefvliegtuigen trokken. Een van die gliders haakte af en begon boven het weiland te cirkelen, duidelijk met de bedoeling te gaan landen. Hij leek recht op Adriaan af te komen.
Eenmaal geland sprongen er vijf militairen uit het toestel. Vrijwel onmiddellijk doken er ook Duitse soldaten op, die meteen al drie van de vijf arresteerden. De twee die probeerden te ontkomen, werden kort daarna alsnog aangehouden.
De Duitsers waarschuwden de vader van Adriaan, Johannes, dat ze ’s avonds de glider zouden gaan opblazen. Ze zouden drie waarschuwingsschoten lossen, en dan moest men de ramen openzetten en dekking zoeken. Zo gebeurde, maar wat er ook gebeurde: de boerderij vatte vlam, waarschijnlijk door overwaaiende vonken of brandende stukjes glider, en brandde uiteindelijk totaal af. Het gezin Van der Hijden raakte verspreid. Na de oorlog zag Van der Hijden geen toekomst meer in Nederland en op 19 juli 1948 vertrok hij met het grootste deel van zijn gezin naar Canada.
Op 1 januari 1945 deed de Luftwaffe een laatste, vertwijfelde aanval op geallieerde doelen. Honderden Duitse vliegtuigen werden neergeschoten en de Luftwaffe was daarmee voor de rest van de oorlog vrijwel uitgeschakeld. Eén van die vliegtuigen met werknummer 737414 werd ten zuidzuidoosten van Oirschot neergeschoten.
Het was een Focke Wulf Fw 190A-8 van 2./JG 6, gevlogen door Hptm. E. Trost, die bij zijn aanval op het vliegveld Eindhoven geraakt werd door lichte vuurwapens. De piloot kwam daarbij om. Maar dat laatste klopt dus niet.
Zoals Marcel Hermes hieronder heeft aangegeven: in het boek van John Manrho en Ron Putz, Bodenplatte : The Luftwaffe's Last Hope. (Stackpole Books, 2010) wordt vastgesteld dat Trost een geslaagde noodlanding heeft gemaakt op de Aarleseheide, 7 km ten noorden van het vliegveld. Trost had een schotwond in zijn rechterarm opgelopen en brandwonden in zijn gezicht, waarvoor hij in een Canadees legerhospitaal behandeld werd. Eind januari is hij als krijgsgevangene voor verhoor naar Engeland overgebracht.