skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Om poorterschap

Achterin het katholieke doopboek van Berlicum over de periode 1685-1712 heeft de pastoor - buiten de gebruikelijke chronologische volgorde van een dergelijk register - een paar ‘bijzondere’ dopen genoteerd. Bij drie van die dopen staat vermeld 'om porterschap'. Dat deed bij mij een belletje rinkelen. Alle reden om eens dieper in te gaan op het Bossche poorterschap, want daar gaat het hier om.

De doop van Jan van Berkel (1463)

In of kort na 1463 werd op het goed tEynden te Eerde, een herenboerderij onder Sint-Oedenrode, een jongetje geboren, dat de naam Jan kreeg. Jan was niet binnen een wettig huwelijk verwekt, maar een natuurlijk kind. Over zijn moeder weten we niets; zijn vader, Nicolaas van Berkel, was eigenaar van dat goed en woonde er ongetwijfeld ook een deel van het jaar, maar was ook Bosschenaar en vooral poorter van ’s-Hertogenbosch. Omdat hij poorter was kon hij in het regeringsjaar 1469-1470 schepen van de Diezestad worden.

Nicolaas vond het zo belangrijk dat ook zijn zoon Bosch’ poorter zou worden, dat hij het pasgeboren kind aan twee vrouwen toevertrouwde, die met de zuigeling naar ’s-Hertogenbosch reisden om het daar in de Sint-Jan te laten dopen. Met die doop werd de kleine Jan natuurlijk opgenomen in de gemeenschap der gelovigen, maar hij verwierf zo bovendien ook de status van geboren poorter van de stad.

Een reis van meer dan 20 kilometer door weer en wind met een pasgeboren kind was in de vijftiende eeuw natuurlijk niet gespeend van risico’s. En toch zal die reis al heel kort na de geboorte van de kleine Jan zijn ondernomen, want zuigelingen werden indertijd zo snel mogelijk gedoopt, meestal binnen een dag na de geboorte: voor wie ongedoopt stierf bleef namelijk de hemel voor eeuwig gesloten. Bij moeilijke bevallingen waarbij het leven van het kind op het spel stond, werd daarom vaak een nooddoop uitgevoerd, niet zelden door de vroedvrouw; het kwam zelfs voor dat een kind nog ‘in utero’, dus in de baarmoeder, werd gedoopt. In het licht van de eeuwigheid was gedoopt te zijn belangrijker dan lang te leven.

De piepjonge Jan overleefde de tocht naar ’s-Hertogenbosch en groeide op als Bosch’ poorter. Hij ging studeren aan een universiteit (mogelijk is hij de Joh. Berckell de Buscoducis die zich in 1487 aan de Keulse universiteit liet inschrijven) en verwierf de titel van meester.

In 1491, hij moet dan inmiddels zo’n 28 jaar oud zijn, laat meester Jan bontwerker Henrick Mols en zijn vrouw, die in 1463 op de Triniteit hadden gewoond, voor de Bossche schepenbank roepen. Zij verklaren onder ede dat corts nader groten brande die bynnen deser stad geboerd anno domini 63 […] tot hoeren huyze quamen twee vroukens by hen hebbende een jonge nuwe boren kyndeken, daer vader aff was Claes van Berkel doen ter tyt wonende ten Eirde inden parochie van Sunte Oeden Rode […] omme dat voirscreven kynt corsten gedaen te wordene inden fonten van Sinte Jans kerck. […] dat die voirscreven twee vroukens dat kyndeken van daer droegen tot inden kerken voirscreven ende aldaer corsten gedaen ende Jan van Berkel genoemt wairt, daer peeteren aff waeren Arnt Stamelairt Henricx ende Lucas Pyeck ende die peete Lysbeth Steenwechs, die begyn. […] dat dat zelver kynt voirscreven nu is meester Jan van Berkel Claess […] ende dat die zelver meester Jan van Berkel alsoe is een geboeren poirter des voirscreven stad vanden Bossche. [Bosch' Protocol 1261, 123v-124r]

Waarom Jan in 1491 dit bewijs van zijn Bosch’ poorterschap liet optekenen weten we niet. Maar hij was zeker niet de enige die zo’n getuigenverklaring liet vastleggen: dit soort akten komt regelmatig voor in het Bosch’ Protocol.

De rechten en plichten van een Bosch’ poorter

Waarom het zo belangrijk was voor meester Jan en voor talrijke anderen om het geboren poorterschap van ’s-Hertogenbosch aan te kunnen tonen? Dat had te maken met de voorrechten die verbonden waren aan dat poorterschap.

Iedereen die binnen de vrijdom van ’s-Hertogenbosch (de stad en het omliggende gebied, inclusief Orthen en Den Dungen) werd geboren of gedoopt was geboren poorter van de stad. Wie dat niet was kon onder voorwaarden het poorterschap van de stad kopen.

De Bossche poorter deelde in de lusten en lasten van de stad. Voor bestuurlijke functies als schepen van de stad moest men geboren poorter zijn. Lidmaatschap van een ambachtsgilde was slechts weggelegd voor poorters, een ambachtsdeken moest geboren poorter zijn. Als poorter kon men een beroep doen op de vele privileges die de stad in de loop der tijd had verworven, bijvoorbeeld tolvrijdom in een aantal gebieden. En misschien nog wel belangrijker: een Bossche poorter hoefde niet voor vreemde rechtbanken te verschijnen, maar alleen voor schepenen van de eigen stad. Daar stond tegenover dat een poorter bij moest dragen aan de verdediging van zijn stad en belastingen moest betalen. Bovendien was een poorter persoonlijk aansprakelijk voor de stadsschulden en dat leverde nogal eens problemen op: beslaglegging op goederen van Bossche kooplieden, soms zelfs arrestatie van Bosschenaren, door schuldeisers van de stad. Maar de voordelen lijken ruimschoots tegen de nadelen op te hebben gewogen, gezien bijvoorbeeld de vele dopen binnen de vrijdom van kinderen die daarbuiten waren geboren.

Dopen om porterschap in een Berlicums doopboek

Bij ontstentenis van een doopregistratie valt over geboren poorters voor het einde van de zestiende eeuw weinig te zeggen. Na het Concilie van Trente (1545-1563) moest elke parochie voortaan een doopboek bijhouden. Het oudst bewaarde Bossche doopboek dateert van 1565, op het platteland van de Meierij dateren de oudste boeken meestal pas uit de zeventiende eeuw.

Die verschillende doopboeken bevatten regelmatig dopen buiten de betreffende parochie: ofwel heeft de pastoor bij afwezigheid van de plaatselijke zieleherder in een naburige parochie een kind gedoopt, ofwel wordt een kind uit de eigen parochie elders gedoopt, maar wordt die doop (ook) in het doopboek van de eigen parochie opgetekend. In dat laatste geval gaat het vaak om dopen in ‘s-Hertogenbosch of Den Dungen, binnen de vrijdom van de stad dus, en zal het verwerven van het Bossche poorterschap het motief zijn geweest.

Maar dat motief blijft vrijwel steeds impliciet. En dat maakt de drie dopen in het Berlicumse katholieke doopboek (register 1428-4 scan 187) , waar het motief – om poorterschap - wél expliciet wordt vermeld, zo bijzonder (hoewel zeer waarschijnlijk niet uniek: voor meer voorbeelden houd ik me van harte aanbevolen). Laten we deze dopen eens nader bekijken:

  • 26-2-1695 doop van Martinus, zoon van Theodorus Jansen van der Meulen en Maria, op den dungen om potterschap.
    In het katholieke doopboek van Den Dungen vinden we op diezelfde datum inderdaad de doop van Martinus, den vader Dirck Janssen vander Meulen, de moeder Mari Martens, sub parochia de Berlicom

  • 20-9-1696 doop van Antonius zoon van Willebrordus Drisse Theijs en Hendrina, op den dungen om porterschap.
    Deze doop is niet te vinden in het Dungense doopboek.

  • 18-10-1699 doop van Adrianus zoon van Willebrordus Dries Theijse en Hendrina, tot den bosch om porterschap Jacob.
    In het doopboek van de katholieke parochie van Sint-Jacob in ’s-Hertogenbosch vinden we op die datum: Adrianus ex Berlicum, pater Wilebrordus Spirinx, mater Hendrina Sijmons.

     

(De grote verschillen in naamsaanduidingen tussen de verschillende doopregisters laten we hier even terzijde, zie daarover een ander verhaal op deze site). Twee dopen in Den Dungen, en één in de schuilkerk van de parochie van Sint-Jacob in ’s-Hertogenbosch, alle drie met als motief om porterschap. Blijkbaar was ook aan het eind van de zeventiende eeuw het Bossche poorterschap nog een begerenswaardig bezit, zelfs voor katholieken, die hoe dan ook uitgesloten waren van bestuurlijke functies, ongeacht of ze wel of geen Bosch’ poorter waren. De andere voordelen (vooral de rechtszekerheid?) lijken voldoende zwaar te hebben gewogen om ook in de jaren 1690 met zuigelingen van hoogstens een paar dagen oud door weer en wind naar Den Dungen of ’s-Hertogenbosch af te reizen (al was de afstand vanuit Berlicum natuurlijk niet heel groot) om ze daar in de katholieke gemeenschap en de Bossche samenleving op te laten nemen.

 literatuur:

Over meester Jan van Berkel:

Reacties (2)

Willie Damen van de Mosselaer zei op 1 januari 2023 om 08:24
Dat is mooi.
In Veghel zijn ze bezig met het uitzoeken van boerderijen waaronder ook het gedeelte Eerde dat in die tijd onder Sint-Oedenrode viel.
126/180 folio 208 Deel 28 map 522 Bosch Protocol R. 1246 periode 1476-1477
Claes Claess van Berkel (bezit de hoeve ‘tgoet ter Teijnden’ in Eirde)
Hugo Claess van Berkel
Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 2 januari 2023 om 09:38
Ah kijk, begrijp ik goed dat deze Claess ook weer familie is van de Jan uit het verhaal, Willie?

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.