Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Als je via de trap de zolder bereikte, was er een lang, smal gangpad met aan weerszijden allerlei opgeslagen spullen. Achterin was een verhoginkje dat leidde naar een soort slaapkamer gelegen tegen de achtergevel. Daar sliepen vier jongens in twee tweepersoons bedden. Voor het trapje naar de verhoging stonden twee bedden aan weerszijden van het gangpad. We keken zo tegen de stropoppen tussen de pannen aan. Het was er ongeveer even koud als buiten. Maar we hadden dikke, gestikte dekens waar ’s ochtends je gestolde adem op stond als het flink gevroren had. Soms ook waaide er stuifsneeuw binnen, omdat de pannen en de stropoppen het dak niet geheel afsloten. Uiteraard was er geen verwarming. Er was ruim voldoende ventilatie: bij winderig weer tochtte het flink. Gek genoeg herinner ik me niet dat we veel kou hebben geleden. Nu nog ben ik buitengewoon goed bestand tegen kou en slaap ik het liefst met open raam.
Wasgelegenheid was er niet. Ook geen elektriciteit. We moesten ons op de voorstal wassen, waarbij een zestal koeien voor luchtverwarming zorgden: ze stonden gewoon in je nek te hijgen. Het water pompten we op uit de grond, dus dat was ook lekker fris. Volgens mij kwam van dat wassen niet zoveel terecht. Ter compensatie werd er een keer in de week een teil warm water gevuld waar tien kinderen in gewassen werden. De laatste waste zich in het vuil van alle anderen in water dat behoorlijk was afgekoeld. Wat een erremoei!
Terug naar de zolder. Zoals ik al zei was er een lang gangpad naar onze bedden. Onze ouders waarschuwden ons dat het buitengewoon gevaarlijk was om buiten het gangpad te lopen. Daar kon je namelijk gemakkelijk door de vloer zakken. Hallo, pa en ma, maak dat de kat wijs maar ons niet. Daar stonden allerlei voedselvoorraden, gereserveerd voor slechte tijden. Mijn ouders zijn rond de crisis van 1929 getrouwd, dus die waren goed op slechte tijden voorbereid. Naast een kelder met veel weckflessen vol etenswaar en een pekelbad vol varkensvlees, waren er op zolder grote blikken vol gedroogde bonen en erwten. Maar onze speciale aandacht ging uit naar de goudgele ronde blikken vol gedroogde appelschijfjes! Een beetje taai als je ze net in de mond had, maar na enig kauwen en de toevoeging van wat spuug erg lekker. Dat waren onze Smiths chips, denk ik. ’s Zomers moesten we vele kilo’s appels schillen, waarvan moeder appelmoes maakte of die ze, in schijfjes gesneden, liet drogen bij de bakker.
Maar het allerspannendst van die zolder was – na het verwijderen van een ijzeren deksel – de blik op de tafel in den herd (een ander woord voor woonkamer). Als mijn ouders kaarters hadden, Mina en Piet Verbruggen bijvoorbeeld, dan vonden wij het reuze spannend om dat deksel te lichten en met tussenpozen op de kachel te spugen, waar de spuug dan als een bolletje sissend ronddanste op het glimmend zwarte fornuis tot het verdampt was. Mijn ouders snapten er niks van, denk ik, maar dat kan ik niet meer vragen. De kunst was om niet in lachen uit te barsten, want enerzijds wil je niet betrapt worden, anderzijds wil je de eer van zoveel uitdagend, ondeugend gedrag opstrijken. Dat gaf een prettig soort stress.