Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
In 1942 kwam daar het grootste gedeelte van het grondgebied van de gemeente Reek bij. In 1994 werden de gemeenten Schaijk en Zeeland samengevoegd tot de nieuwe gemeente Landerd. Hierbij werd ingegaan tegen het advies-Schampers, waarbij werd voorgesteld met respect voor de historische situatie Zeeland en Boekel samen met Uden één gemeente te laten vormen. De Tweede Kamer koos echter voor de combinatie Zeeland-Schaijk-Reek. Bij een volgende herindeling in 2022 zijn de gemeenten Uden en Landerd samengevoegd tot de gemeente Maashorst.
De oudste vorm van de naam Schaijk is Scadewic of Schadewijk. Dat bestaat uit twee delen, waarvan het tweede deel “nederzetting” betekent. Daar is iedereen het wel over eens.
Over het eerste stuk van de naam zijn echter meer theorieën in omloop. Oppervlakkig gezien kan het middelnederlandse scade twee dingen betekenen: schaduw/lommer of gewoon schade. In het eerste geval zou Schaijk een lommerrijke nederzetting zijn, in het andere een dorpje in een schadelijke, dat wil zeggen, een ongunstige natuurlijke omgeving. Dat laatste lijkt niet logisch: waarom zou je er anders een nederzetting vestigen?
Maar er is nog een derde mogelijkheid: scade zou een variant van het woord schaats of schoot kunnen zijn. Daarmee zou de verdeling in percelen bij de ontginning gebied rond Schaijk aangeduid zijn. Zo’n perceel grond werd dan een schoot of schot genoemd. De nieuwe nederzetting of “wijk” die bij die ontginningen is ontstaan heette dan Schaat-wijk, dat zich via de varianten Schadewijk en Scawijc tot Schaijk heeft ontwikkeld.
Een laatste, veel oudere, verklaring voor Schadewijk zou zijn dat het dorp zijn naam al zou hebben gekregen in de Romeinse tijd. De Romeinen zouden hier de schade, die ze geleden hadden door de opstand van de Batavieren onder Claudius Civilis, hersteld hebben en vervolgens de wijk hebben genomen. Een mooi verhaal, dat wel, maar als naamsverklaring lijkt het niet erg aannemelijk.
Het oorspronkelijke gemeentewapen van Schaijk, zoals dat op 16 juli 1817 aan de jonge gemeente werd verleend, liet door de raaf op het schild duidelijk de historische banden met het Land van Ravenstein zien. Het was "van goud, beladen met een raaf van sabel [=zwart], staande op een takje van hetzelfde".
Na de annexatie van Reek in 1942 moest er een nieuw gemeentewapen komen, waarbij elementen van de wapens der beide opgeheven gemeenten terug moesten komen. En zo kreeg Schaijk op 5 oktober 1959 als gemeentewapen verleend een schild: "Linksgeschuind van goud en azuur; het goud, beladen met een raaf van sabel, staande op een takje van hetzelfde, het azuur aan de bovenzijde voorzien van een zilveren balk, schuinlinks gesteld, beladen met 3 latijnse letters R van sabel. Het schild gedekt door een gouden kroon van 3 bladeren en 2 parels."
Dat de “Romeinse” verklaring voor de naam Schaijk niet veel hout snijdt, blijkt wel uit het feit dat de eerste schriftelijke vermelding van Schaijk pas dateert uit het einde van de veertiende eeuw. “Scaeywijc in die prochie van Herpen” staat in het Mirakelboek van Onze Lieve Vrouwe van Den Bosch vermeld als de plaats waar in 1383 de dochter van Roelof Moliaert wonderbaarlijk genezen is van de vallende ziekte.
Toch woonden er wel eerder mensen in het gebied, zelfs al in de Romeinse tijd. Daarvan getuigen de resten van een grafheuvel in de Gaalse heide. Vóór 1200 is er echter geen sprake van permanente bewoning. Rond die tijd komt daarin echter verandering door de stichting van zogenaamde “uithoven” op gronden die door de Abdij van Berne waren aangekocht. Deze uithoven, stenen gebouwen met een kapel, werden bewoond door groepen broeders, die zich bezighielden met akkerbouw en veeteelt. Zij onderwezen hun landbouwtechnieken aan hun pachters, die in de lager gelegen gedeelten van het gebied woonden.
Vanuit deze uithoven ontgon men dus de woeste gronden. De bevolking nam toe, waardoor tussen Mun en Gaal een buurtschap kon ontstaan. Rond 1421 kwam daar een kapel.
Schaijk maakte eeuwenlang deel uit van het Land van Ravenstein. Vanaf 1600 kreeg Schaijk steeds meer zelfstandigheid, zowel bestuurlijk als kerkelijk. In 1591 had Schaijk eigen schepenen, die optraden als dorpsbestuur. Dezelfde schepenen spraken samen met die van Herpen recht in de schepenbank.
Ook kerkelijk ontwikkelde Schaijk zich steeds verder: kort na 1648 werd Schaijk een zelfstandige parochie, los van Herpen. In 1810 werd Schaijk een zelfstandige gemeente.
De gemeente Schaijk telde vanaf het begin van de negentiende eeuw rond de 1.300 inwoners, een aantal dat in de eerste helft van deze eeuw langzaam steeg. In 1861 bedroeg het aantal inwoners 1.584. Vanaf die tijd echter was een geleidelijke afname te bespeuren: dertig jaar later, in 1891, woonden er nog maar 1.466 mensen in Schaijk. Die afname kan voor een deel verklaard worden door de emigratie naar met name Noord-Amerika, die in deze periode op gang kwam. In verhouding emigreerden zelfs meer mensen uit Schaijk dan bijvoorbeeld uit Uden, de grootste leverancier van landverhuizers in de regio.
Na 1900 nam de bevolking weer toe. In 1931 telde Schaijk 2.039 en in 1950 4.007 inwoners. De herindeling met Reek in 1942 had daar natuurlijk ook zijn steentje aan bijgedragen. De grens van 5.000 inwoners werd in 1965 overschreden (door Mirjam Koenen uit Reek), die van 6.000 in 1974 en die van 7.000 in 1979. Bij de samenvoeging met Zeeland in 1994 telde Schaijk ruim 7.800 inwoners en anno 2013 zijn dat er 7.003 (maar dat geldt natuurlijk alleen voor het dorp zelf).
Van oudsher vond de bevolking zijn bestaan vooral in de landbouw. Kleinschalige industrie vulde in onze tijd de werkgelegenheid verder aan. Een belangrijke factor in de landbouw rond Schaijk was de Beerse Maas. Schaijk ligt in het z.g. Maaskantgebied, waar de Beerse Maas ieder jaar weer het land overstroomde. Het noordelijk deel van Schaijk hoorde ook bij dat overstromingsgebied, waardoor daar intensief bodemgebruik en bebouwing onmogelijk waren.
De bebouwing ligt dan ook meer zuidelijk, in wat ooit het overgangsgebied tussen lage gronden van de Beerse Maas en de hoger gelegen onvruchtbare heidegronden was. Deze gronden waren qua structuur en ligging het meeste voor landbouw geschikt. In het zuiden waren de onvruchtbare heide, bos en zandverstuivingen. Daarin kwam verbetering toen in 1942de Beerse Overlaat gesloten werd. Nu er een einde was gekomen aan de jaarlijkse overstromingen, kon de grond worden geëxploiteerd als grasland. Ook de hei ten zuiden van Schaijk werd in de loop der tijd ontgonnen ten behoeve van de landbouw.
De parochiekerk is gewijd aan H. Antonius Abt. De huidige kerk is van 1902. Van de oude kerk is toen alleen de toren behouden, zij het dat er een nieuwe toren om die oude heen gebouwd is. In de omliggende dorpen werd wel gekscherend gezegd dat de toren van Schaijk laag genoeg was om bij slecht weer binnengezet te kunnen worden.
Op de gemeentelijke monumentenlijst staan ook de pastorie uit 1865 en het klooster van de Zusters van de Congregatie van JMJ uit 1890. De zusters verpleegden er zes bejaarde vrouwen en zes dito mannen.