
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Schijndel wordt voor het eerst in schriftelijke bronnen genoemd in 1299. In dat jaar gaf Hertog Jan II van Brabant toestemming tot de bouw van de Koeveringse molen. De plaatsnaam komt in deze akte in zijn oude vorm voor, namelijk als Skinle. Dat is een samenstelling van skin, wat ‘schors’ betekent, en loo dat voor ‘bos’ staat. De betekenis van de naam Schijndel is dan ook waarschijnlijk schorsbos of eikebos.
Er is nog een andere naamsverklaring in omloop, namelijk dat "schijn" een variant van "schim" of "verschijning" zou zijn, waardoor Schijndel van oorsprong dus eigenlijk een spookbos genoemd zou worden. Het is een aardige gedachte en een leuk verhaal, maar verder hoogst onwaarschijnlijk.
De eikeboom in het gemeentewapen staat in relatie met het oorspronkelijke eikenbos. Deze eikeboom komt al in de veertiende eeuw voor op het schependomszegel van Schijndel. Al heel vroeg verschijnt echter ook de Heilige Servatius op het schependomszegel, en vandaar waarschijnlijk dat de nieuwe gemeente in 1817 een gemeentewapen met alleen de patroonheilige aanvroeg bij de Hoge Raad van Adel.
Op 28 september 1819 stelde de Raad voor de gemeente Schijndel het gemeentewapen als volgt vast: "In azuur het beeld van de H. Servatius, houdende in de rechterhand een kromstaf, in de linker een rozenkrans, de Heilige staande op een losse grond, alles van goud."
In 1950 kwam de gemeente met het verzoek om het wapen te wijzigen. Het ingediende ontwerp was echter niet naar de zin van de Hoge Raad van Adel. Die stelde uiteindelijk het volgende wapen vast:
‘Gedeeld; I doorsneden: a in goud drie wassenaars van sabel, geplaatst 2 en 1; b in zilver een jonge eikeboom van sinopel; II in azuur het beeld van St. Servatius, houdende in de rechterhand een kromstaf, en in de linkerhand een sleutel, alles van goud. Het schild gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee paarlen’. Dit wapen werd bij Koninklijk Besluit van 11 april 1959, nr. 6 dan ook verleend.
In het nieuwe wapen is het wapen van Van Duivenvoorde (wassenaars of halve maantjes) gecombineerd met de aloude eikeboom. De wassenaars zijn genomen uit het wapen van Hendrik van der Leck, die Schijndel in 1398 als leen ontving en dus vanaf dat jaar heer van Schijndel was.
De boom legt weer de relatie met het bos waar men eikeschors haalde om leer te looien.
Op 6 december 1309 vaardigde Hertog Jan II een oorkonde uit, waarin hij verklaarde dat hij de ’gemeynte’ (de woeste gronden voor gemeenschappelijk gebruik) van Schijndel aan de ‘lieden’ aldaar had uitgegeven. Omdat de ‘lieden van Schijndel’ in deze tekst in wezen de gemeenschap van Schijndel vertegenwoordigen, kan de uitgifte van de gemeente worden aangemerkt als de formele bevestiging van het bestaan van het dorp, of zeg maar de stichtingsakte. In deze akte werden namelijk ook de dorpsgrenzen vastgelegd en het recht verleend om vreemd vee uit de ’gemeynte’ te weren. Dat was dus feest in 2009!
Tussen 1400 en 1500 hebben de hertogen van Brabant een paar keer een soort volkstelling in het hertogdom gehouden, de zogenaamde haardstedentellingen. Uit het aantal haardsteden (of huizen) kunnen we ongeveer afleiden hoe groot de lokale bevolking was. Schijndel telde gemiddeld zo’n 260 huizen, met een waarschijnlijke bevolking van rond de 1.200 inwoners. Dat bevolkingsaantal bleef door de eeuwen heen tamelijk constant, behalve natuurlijk als zich plotselinge rampen voordeden.
Meestal hebben we vanaf het begin van de negentiende eeuw meer exacte gegevens over de omvang van de bevolking, maar voor Schijndel valt daar niet veel over te zeggen: het archief van de gemeente is in 1944 totaal verbrand. In 1847 telde Schijndel ruim 4.000 inwoners. Aan het eind van de negentiende eeuw waren dat er al rond de 5.500. De bevolking was een halve eeuw later verdubbeld: in 1952 werd de 11.000ste inwoner geregistreerd. In 1984 werd de 20.000 bereikt. Sindsdien lijkt het inwonertal nog maar heel langzaam te groeien, naar het huidige aantal van rond de 23.000.
Per 1 januari 2017 is Schijndel geen zelfstandige gemeente meer: samen met Sint-Oedenrode, Veghel en Erp maakt Schijndel sindsdien deel uit van de nieuwe gemeente Meijerijstad.
Schijndel is altijd vooral een landbouwdorp geweest. Nijverheid speelde tot in de negentiende eeuw nauwelijks een rol. Rond 1800 ontstond er wel iets als een bescheiden centrum van klompenmakerij in de kring van de dorpen Sint-Oedenrode, Best. Liempde, Boxtel en Schijndel.
In de 19e eeuw werd op bescheiden schaal ook het leerlooiersbedrijf uitgeoefend. Zo telde het dorp in 1865 zeven leerlooierijen. Deze vorm van bedrijvigheid is in de loop van de negentiende eeuw geheel uit het dorpsbeeld verdwenen.
Een bijzondere vorm van landbouw, specifiek voor Schijndel, is heel lang de hopteelt geweest.
Bierbrouwerijen vormen een ander kleinschalig, maar in de geschiedenis belangrijk economisch fenomeen, dat natuurlijk direct samenhangt met de aanwezige hopteelt. In het begin van de achttiende eeuw kende Schijndel nog zeven brouwerijen. Met het verdwijnen van de hopteelt, verdwenen ook de brouwerijen, al was schaalvergroting ook een belangrijke landelijke factor. De laatste Schijndelse brouwerij die aan het eind van de jaren ’30 van de twintigste eeuw haar poorten sloot was Brouwerij De Zwaan van de familie Swinkels. Sinds 22 Oktober 1997 kent Schijndel echter weer een bierbrouwerij, namelijk die van Sint Servattumus, opgericht door Toon van der Heijden, en Carli en Henk van den Ekart. De brouwerij is vernoemd naar Sint Servatius, de schutspatroon van Schijndel.
Aan het eind van de negentiende eeuw kwam er wel enige industrie in Schijndel: in 1871 begon Antonius Bolsius een blekerij van bijenwas, die uiteindelijk uitgroeide tot een echte kaarsenindustrie: Bolsius is een begrip in de kaarsenwereld in heel Europa geworden.
Sinds 1898 kende Schijndel een steenfabriek: Molenheide. In de periode van 1900 tot 1925 werkten bijna 150 personen in deze fabriek. In 1930 werd de steenfabricage gestaakt. De uitgraving, waaruit de leem voor de stenen werd gehaald, werd in de crisisjaren met behulp van de Werkverschaffing omgebouwd tot het gelijknamige openluchtzwembad.
In 1915 kwam de kousenbreierij van Jansen de Wit naar Schijndel. Ook dit aanvankelijk bescheiden bedrijf groeide uit tot een hele grote werkgever in Schijndel.
De enige echte Schijndelse zeeheld: Jan van Amstel
De stichter van de Schijndelse Zusters van Liefde: Antonius van Erp
De Schijndelse Zusters zelf
Jan Heesters