
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Daarvoor waren schutsluizen nodig, die met de toenmalige stand van de techniek per sluis 2 à 2,5 meter hoogteverschil aankonden. Dat betekende dus 21 sluizen voor het totale traject. Daarvan liggen er 13 op Noord-Brabants grondgebied.
Het kanaal, met een oppervlaktebreedte van 18 meter en een bodembreedte van 10 meter was geschikt voor schepen van maximaal 400 ton. Bij de aanleg was de bodemdiepte ruim 2 meter, in 1887 werd het kanaal uitgediept tot 2,30 meter.
Uit oogpunt van efficiëntie werden de kunstwerken, zoals bruggen, sluizen en duikers zoveel mogelijk gestandaardiseerd. De sluizen werden ontworpen door de jonge ingenieur B.H. Goudriaan (1796-1842), zoon van de toenmalige inspecteur-generaal van waterstaat, A.F. Goudriaan (1768-1829).
Iedere sluis had een gemetseld beneden- en bovenhoofd. De kolk daartussen was 50 meter lang en 15 meter breed en voorzien van houten puntdeuren. De doorvaartbreedte was 7 meter. De aarden kolkwanden waren hellend gemaakt en van rijspakwerk.
Rond 1865 werden deze rijspakwerken vernieuwd, en vanaf 1880 begon men de aarden kolkwanden te vervangen door basaltmuren. In sluis 11 is dat basalt nog te zien, bij de meeste andere sluizen zijn die muren inmiddels vervangen door stalen damwanden.
In Noord-Brabant lagen de sluizen 1 tot en met 13, genummerd vanaf ’s- Hertogenbosch tot aan Someren, op de provinciegrens met Limburg. Dat men zo heeft genummerd, komt doordat men het kanaal is begonnen te graven vanaf Den Bosch. In de jaren tussen 1890 en 1900 is het kanaal verbreed ten behoeve van grotere en snellere schepen en in de jaren ’30 zijn de meeste sluizen verbreed naar 22 meter. In 1933 werd sluis 1 opgeheven.
De functie van sluis 1 was toen al overgenomen door sluis 0. Deze sluis is in 1825 aangelegd, ná de aanleg van de serie schutsluizen (vandaar dat het ongebruikelijke nummer 'nul' is gebruikt). Hij had dan ook een andere functie, namelijk om de stad Den Bosch watervrij te houden bij inundaties. Sluis 0 was dus van oorsprong een keersluis, of eigenlijk twee keersluizen achter elkaar.
Om het inundatiewater ter hoogte van de stadswal te keren, werden deze twee keersluizen op korte afstand van elkaar gebouwd. Tezamen konden ze functioneren als schutsluis. De eerste keersluis kwam bij de doorsnijding van de hoofdwal bij de Kleine Hekel, de tweede werd in het Hinthamereinde gebouwd. Onder normale omstandigheden stonden deze sluizen altijd open.
Ze gingen pas dicht als het (inundatie)water hoger kwam te staan dan het Diezepeil. Zij vormden dan de sluishoofden van een sluis waarmee geschut kon worden. De schutkolk was door de ligging van de twee sluishoofden aanzienlijk groter dan die van de normale kanaalsluizen.
De sluishoofden van sluis 0 schiepen namelijk een beschikbare schutlengte van 124 meter. De totale schutbreedte is in de jaren 1932-1933 van 20 meter naar 27 meter gebracht. De doorvaartwijdte van de beide sluishoofden is 7 meter, net als in de andere sluizen van de Zuid-Willemsvaart.
In de jaren 1990 zijn de sluizen 2 en 3 gesloopt en vervangen door de nieuwe Sluis Schijndel: groter, in staat een verval van 4 meter te overbruggen en voorzien van een centrale bediening voor een groot aantal sluizen en bruggen in Noord-Brabant. Dit gebeurde in het kader van verbreding van de Zuid-Willemsvaart.
Tussen 2007 en 2010 zijn de sluizen 4, 5 en 6 vervangen als onderdeel van een aantal langetermijn-projecten om Zuidoost-Brabant beter bereikbaar te maken over het water.
Hierbij hoort het verleggen van de Zuid-Willemsvaart om ‘s-Hertogenbosch heen, het verbreden van het Wilhelminakanaal, het vernieuwen van bruggen en sluizen en het aanleggen van scheepvaartvoorzieningen zoals wachtplaatsen, zwaaikommen en passeerplaatsen. Als dit allemaal klaar is, kunnen schepen van Klasse IV (1350 ton) tussen de Maas en Ekkersrijt bij Eindhoven varen.
Ook het kwartet sluizen 10-13 is tussen 2003 en 2010 aangepakt. En ook hier zijn de sluizen vernieuwd en vergroot.
De kosten van deze plannen worden niet alleen door Rijkswaterstaat gedragen. Waterschap Aa en Maas; Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE); de gemeenten Veghel, Laarbeek, Son en Breugel, Eindhoven en Den Bosch nemen samen met het bedrijfsleven een derde van de kosten voor hun rekening.
Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Brabant tenslotte delen de resterende tweederde van de kosten.