Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Mijn hobby was toen, en is nog steeds, geschiedenis en heemkunde. Toen ik in 1972 uit militaire dienst kwam, had ik een half jaar vrij voordat ik aan mijn eerste baan begon. De periode, die ik nu hieronder beschrijf, gaat over de daarop volgende tien jaar: de jaren ’70 en begin jaren ‘80.
Mijn vader, Herman Budde, was chef van de afdeling Interne Zaken van de gemeente Oss. Onder zijn afdeling viel het stadsarchief en de restanten van het oude Jan Cunenmuseum, die toen op de zolder lagen van de voormalige afdeling sociale zaken van de gemeente Oss, in het voormalige koetshuis in het stadspark. Ik heb gedurende die zes maanden in 1972 en 1973 de vele documenten en boeken in het Jan Cunenmuseum bestudeerd en weken en weken door de oude archieven gebladerd. Achter een klein tafeltje in de koude kelder van het voormalige gemeentehuis heb ik daar de geschiedenis opgetekend van de stad en van meer dan 100 gebouwen in het centrum van Oss, terugbladerend in tijd.
Op 22-jarige leeftijd, jong en vol idealen, dacht ik “wat een waardevolle collecties, wat een ongelooflijke hoeveelheid fantastische informatie, daar moet meer mee gedaan worden”. Na verloop van een aantal maanden trok ik de stoute schoenen aan en maakte ik een afspraak met de chef van de afdeling culturele zaken, Guido Abbenhuis. Met hem besprak ik de mogelijkheid om de Jan Cunencollectie opnieuw te inventariseren en het oude Jan Cunenmuseum in ere te herstellen.
De zeventiger jaren waren zeer zeker niet historievriendelijk. De verwoesting in de naam van modernisering die in de jaren ‘60 was begonnen, was in Oss nog lang niet uitgeluwd. Het gemeentebestuur had in die dagen nagenoeg geen interesse in de geschiedenis van Oss en iedereen die daar verandering in wilde brengen, werd als zeer vervelend beschouwd. Maar met de steun van Guido Abbenhuis hebben we langzaam maar zeker voortgang kunnen boeken, en uiteindelijk leidde dit tot de opening van het nieuwe Jan Cunenmuseum. Een ander belangrijk persoon in dit proces was de kunsthistoricus Els Peterse; zij bracht een heel belangrijk professioneel aspect aan in de werkgroep, die we voor de oprichting van het museum gevormd hadden.
Mijn archiefonderzoeken leidde tot een beter inzicht in de stad, waarom Oss is zoals het er vandaag uitziet. Hoe meer je daarover leest en studeert hoe groter de liefde voor de stad wordt. En het deed daarom pijn dat de bestuurders in de jaren '70 zo weinig afwisten van de geschiedenis, daar ook niet echt in geïnteresseerd waren en daarom vaak erg onzorgvuldig omgingen met de historische aspecten van de stad, die zij regeerden.
Alles, maar dan ook alles, werd gesloopt. Hoewel we dat allemaal niet hebben kunnen behouden, leidden de toenemende protesten uiteindelijk tot de oprichting van de Gemeentelijke Monumentencommissie, ingesteld om een inventaris te maken van gebouwen die een wettelijke bescherming zouden gaan krijgen.
Gedurende deze jaren organiseerde ik ook de Stadsfeesten rondom het 575-jarig bestaan van de stad Oss in oktober 1974. Dat was zo’n succes dat de toenmalige burgemeester Louis Jansen er niet onder uit kon om aan de festiviteiten mee te doen. Tijdens de openingsceremonie kon hij het niet nalaten om mij ‘de Osse rebel’ te noemen: ik vond het een eretitel.
Mijn meest succesvolle project was de restauratie van de Osse stellingmolen Zeldenrust. We hadden een fantastisch team met amateur-archeoloog Gerard van Alphen, de molenaar Bennie Verbruggen en onze penningmeester Frank Monchen. Natuurlijk waren er ook vele anderen bij betrokken en vooral de Osse Lyons en Rotary Clubs hebben een geweldige bijdrage geleverd aan het project.
De opvolger van burgemeester Louis Jansen, Eppo van Veldhuizen, was gelukkig een leider met veel meer interesse in geschiedenis en cultuur, en dit leidde tot minder confrontaties, meer samenwerking en veel meer vooruitgang. Een van de successen uit deze periode was dat we enkele gebouwen van de oude Jurgensfabrieken aan de Kruisstraat hebben kunnen redden. Ook de straatnaamgeving naar de oude stadgildes dateert uit deze jaren.
Het bijzonder prettige contact met Eppo van Veldhuizen zorgde ervoor dat ik na mijn vertrek naar Australië goed op de hoogte bleef over Oss. Elke keer als ik in Oss was, wipte ik even in zijn kantoor binnen om bij te praten. Ook ben ik contact blijven houden met Gerard Ulijn met wie ik samen twee boekjes ‘Oss in oude ansichten’ heb uitgegeven. Maar de allerbeste bron is nog steeds mijn moeder, die mij trouw krantenknipsels toestuurt.
Sinds de 00’s ben ik ook weer meer in contact met mijn Osse geschiedenisvrienden. De Brabantse historicus Henk Buijks is op bezoek geweest in Australië en dat was een goede reden om de geschiedenisbanden weer eens aan te halen.
Graag wil ik afsluiten met een deuntje van John van Boekel dat ik nog altijd in mijn hoofd heb: “Oss ge het toch heel apart, ’n werm plekske in m’n hart”.