Johannes Hermanus Selten wordt in Haps geboren op 7 december 1861 als zoon van landbouwer Reijnerus Selten en Johanna Driessen. Hij kan goed leren, wordt priester, professor aan het Groot Seminarie, pastoor-deken van Drunen en zelfs Geheim Kamerheer van paus Benedictus XV.
Die laatste functie zorgt ervoor, dat hij zich de laatste zes jaar van zijn leven als ‘monseigneur’ mag laten aanspreken.
Reijner Selten en zijn vrouw Johanna brachten succesvolle kinderen groot. De oudere broer van Johannes, Anthonius (geboren in 1855), was tot 1896 gemeentesecretaris te Haps. Die functie werd toen overgenomen door de jongste broer Hermanus (geboren in 1865).
Johannes zelf is een briljante leerling. Na de Lagere School in Haps gaat hij naar de Latijnse School in Gemert. Daarna hij voltooit in de “Rhetorica” (de 6e klas) van het gymnasium/Klein Seminarie “Beekvliet” in Sint-Michielsgestel zijn priesterlijke vooropleiding.
Zes jaar achter elkaar behaalt hij in Gemert en Sint-Michielsgestel de Eerste Prijs. Hij is duidelijk voor het priesterschap voorbestemd. Hij vervolgt zijn opleiding dan ook aan het Groot-Seminarie te Haaren.
In 1885 wordt hij tot priester van het bisdom Den Bosch gewijd. Van 1885-1892 is hij vice-prefect en professor aan het Klein-Seminarie en aansluitend tot 1905 professor aan het Groot-Seminarie. In die tijd publiceert hij een theologisch tractaat in het Latijn over genade, rechtvaardiging en verdienste.
In 1905 volgt zijn benoeming tot pastoor in Drunen. Hij wordt tegelijk deken van het dekenaat. Maar hij krijgt er nog wat buiten-parochiële taken bij. Zo is hij voor het bisdom Censor Librorum (belast met het kerkelijk “Imprimatur”, ofwel de kerkelijke goedkeuring tot het drukken van boeken). Ook is hij Examinator Synodalis.
Als pastoor was hij de drijvende kracht achter de uitbreiding van het gebouw van de Drunense Jongenscongregatie, de bouw van een kleuterschool en de verfraaiing van de Lambertuskerk aldaar; ook was hij de motor achter de oprichting van het plaatselijke Wit-Gele Kruis en een RK Werklieden- en Werkmeesterbond.
In 1918 benoemt paus Benedictus XV hem tot Geheim Kamerheer. Daarmee verdient Selten de aanspreektitel van “monseigneur”. Hij overleed op 14 januari 1924, betreurd door zijn parochianen, want hij was in zijn parochie “alles voor allen” geweest.
Die laatste functie zorgt ervoor, dat hij zich de laatste zes jaar van zijn leven als ‘monseigneur’ mag laten aanspreken.
In 1905 volgt zijn benoeming tot pastoor in Drunen. Hij wordt tegelijk deken van het dekenaat. Maar hij krijgt er nog wat buiten-parochiële taken bij. Zo is hij voor het bisdom Censor Librorum (belast met het kerkelijk “Imprimatur”, ofwel de kerkelijke goedkeuring tot het drukken van boeken). Ook is hij Examinator Synodalis.
In 1918 benoemt paus Benedictus XV hem tot Geheim Kamerheer. Daarmee verdient Selten de aanspreektitel van “monseigneur”. Hij overleed op 14 januari 1924, betreurd door zijn parochianen, want hij was in zijn parochie “alles voor allen” geweest.
