
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Zoals op de tekening is te zien, beslaat het gebouwtje de hele zijkant van de toren, die ruim vier meter breed is. Als we uitgaan van een vierkante plattegrond, dan was deze raadkamer dus ongeveer 4x4 meter groot.
Dat was natuurlijk te klein voor vergaderingen van het voltallige gemeentebestuur (zeven schepenen, een schout, een secretaris, twee burgemeesters, kerkmeesters, armmeesters en soms nog wat gegoede ingezetenen). Bij die gelegenheden week men dan ook bij voorkeur uit naar de herberg. De kosten voor verteringen tijdens deze bijeenkomsten zijn altijd keurig verantwoord in de dorpsrekeningen.
Binnen was plaats voor een paar kasten: "het kleine binnenkastje van de gemeente" voor de belangrijkste stukken, de gemeentekist (die ook wel de "comme" genoemd werd) voor de rekeningen en de gemeentekast (of "secretarije") voor de lopende administratie. De secretaris had er zijn werkplek en het dagelijks bestuur (enkele schepenen met de secretaris) kon er vergaderen. Er was natuurlijk ook verwarming in de vorm van een schouw (zie de schoorsteen op de tekening).
Dit mini-gemeentekantoortje voldeed aan de behoeften tot aan het midden van de negentiende eeuw. In 1851 werd de gemeentewet van Thorbecke ingevoerd. Als gevolg van die wet kreeg het gemeentebestuur veel meer taken uit te voeren. De administratie groeide en het bestuur werd professioneler. Begin 1856 was het dan ook duidelijk: de oude raadkamer voldeed echt niet meer. In dat jaar kwam ook alles tesamen.
Ten eerste was er groot onderhoud nodig aan het gebouwtje zelf. Het was bouwvallig geworden en dak en zolder moesten eigenlijk geheel worden vernieuwd. Het was er vochtig, waardoor de archiefstukken erg te lijden hadden. In de winter was het er te koud om te werken, want als men ging stoken hing de ruimte al snel vol rook, "doordien den rookuitgang zich stuit tegen de toren of de kerk, naar gelang de winden".
Ten tweede moest de kerk worden afgebroken: te klein en ook al in een staat van verval. Alleen de toren zou mogen blijven staan.
Dat was dus een mooie aanleiding om te gaan denken over een compleet nieuwe behuizing. Begin maart besloot de gemeenteraad een nieuw raadhuis te bouwen "tot meerder gerief der gemeente". Het moest ergens in het centrum komen (waar wist men nog niet) en duidelijk groter zijn dan de oude raadkamer: een vergaderkamer voor de raad, een kamer voor archief en secretaris, een ruimte voor de burgerwacht en liefst ook nog een arrestantenlokaal.
Het probleem van de lokatie werd opgelost door Hendrik van Leeuwen en Martinus Liket, die de gemeente een stuk grond aanboden, schuin tegenover de oude toren. Begin mei begon de sloop van de oude raadkamer. Op 16 juni plaatsten burgemeester Verheyen en de wethouders Laurens Brox en Franciscus van den Braak de eerste steen voor de nieuwbouw en in het najaar kon het nieuwe raadhuis in gebruik worden genomen. In het gebouw stonden twee kachels, dus warmhouden was geen probleem meer.
Hoezeer de tijden in een stroomversnelling raakten, kunnen we aflezen uit het feit dat al weer na 30 jaar, in 1886, de eerste klachten in de raad te horen zijn. Burgemeester Van Leeuwen houdt dan zijn raadsleden voor dat de ruimte binnen het raadhuis zeer beperkt is. Er komt een uitbouwtje aan het pand voor een kolenbergplaats en een privaat, wat blijkbaar de ergste ruimteproblemen (voorlopig) heeft opgelost.
In 1856 waren acht nieuwe stoelen aangeschaft (voor 80 cent per stuk). In 1902 deed een Bossche antiquair een bod van zestig gulden op de resterende zeven. De gemeenteraad besloot onmiddellijk tot verkoop. Meer problemen waren er met de voorgestelde aanschaf van een typemachine in 1921. Het apparaat moest 300 gulden kosten en dat was heel veel "met het oog op den ongunstigen financieele toestand der gemeente".
In 1937 wilde de burgemeester, die tot dan toe zijn werk vooral thuis had gedaan, de raadzaal ook als zijn werkkamer gaan gebruiken. Nieuw behang en reparatie van het plafond waren daarvoor nodig. Bij de bevrijding van Esch in oktober 1944 raakte het gebouw vrij ernstig beschadigd, maar het kon allemaal hersteld worden. Na de oorlog groeide de behoefte aan meer ruimte. In de jaren ’50 werden er verschillende plannen tot uitbreiding gemaakt, maar die leidden uiteindelijk allemaal tot niets.
Pas in 1968 slaakte het college van B en W de verlossende noodkreet: "zoals U allen overvloedig bekend is, verkeert het gemeentehuis in een erbarmelijke staat en is bovendien het ruimtegebrek zo nijpend geworden, dat er zonder uitstel andere voorzieningen moeten worden getroffen". Besloten werd de aanpalende ambtswoning van de burgemeester bij het gemeentehuis te trekken.
Op 7 november 1969 opende burgemeester Walboomers het nieuwe raadhuis. Het oude raadhuis bleek nu opeens (tijdelijk) ruimte te kunnen bieden aan een kapper, de muziekschool of een kleuterklas. In 1978 werd de benedenverdieping van het oude raadhuis als archiefbewaarplaats ingericht, terwijl op de eerste verdieping een nieuwe raadzaal kwam. Beneden kwam ook nog een post van de Rijkspolitie. Deze situatie is zo gebleven tot aan de opheffing van de gemeente in 1995.