skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Stef Uijens
Stef Uijens RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Stef Uijens
Stef Uijens RA Tilburg

Vèchte mit die van Zambèk (jaren '50)

Theo Spronk
vertelde op 22 september 2009
bijgewerkt op 19 december 2017
In mijn kinderjaren was Boxmeer het vanzelfsprekende middelpunt van de wereld of eigenlijk van het heelal. Zon, maan en sterren verplaatsen zich langs de hemelboog met Boxmeer als draaipunt. Een veilige plek om te wonen want de kans op invallen van buitenaf was relatief klein. Immers, aan de oostkant werd het dorpsgebied afgegrendeld door de Maas, een snelstromende rivier vol verradelijke draaikolken waar niemand zich overheen waagde. De spoorlijn in het westen was eveneens een scherpe grens. Hier voorbij begonnen uitgestrekte bossen met zandverstuivingen waar men gemakkelijk kon verdwalen.

Ergens op een open plek lag een kleine nederzetting: Sint Tunnis. Daar woonden goedaardige, doch enigszins onnozele kabouters waarvan wij in het geheel niets te vrezen hadden. Aan de noordkant lag de Holle Steeg, een zandweg met een paar boerderijen met aansluitend een strook niemandsland tot aan Beugen. Bij helder weer zagen we heel in de verte de heuvels waarvan wij vermoedden dat het IJsland was, domein van eeuwige sneeuw, gletsjers, ijsberen en wolven. Menselijke bewoning was daar uitgesloten.

Mocht het dan in al die kanten van Boxmeer veilig zijn, een duidelijke dreiging lag er aan de zuidkant. Daar woonden n.l. "die van Sambeek" of, zoals wij dat zeiden: "Die van Zambèk": uiterst gevaarlijkste trollen die ons het leven zuur maakten en ons rustige bestaan bedreigden. Zij hadden, net als de cyclopen, maar één oog. Neus en oren waren vrijwel afwezig en hun gebit bestond uit wel duizend venijnig scherpe tanden, zoals die ook voorkomen bij de familie der haai-achtigen.

In de winter viel de dreiging vanuit Sambeek nog wel mee. Tijdens die donkere maanden trokken de trollen zich terug in hun holen en leefden van kastanjes en eikels die zij illegaal hadden verzameld in de bossen van Boxmeer. Als gevolg van de kou bewogen zij zich traag en vormden geen gevaar. Maar naarmate de zonnestralen aan kracht wonnen, werden de trollen actiever, sneller en vooral ook agressiever. Wij (van Boxmeer) moesten ons dus op het ergste voorbereiden.

In de daarop volgende maanden werd de spanning tussen 'ons' en 'die van Zambèk' groter, om niet te zeggen ondraaglijk. De climax werd bereikt op het einde van de augustusvakantie. Plotseling ging het gerucht, dat een aanval van Sambeekse trollen nog maar een kwestie van tijd was en eigenlijk al was begonnen. Wij konden dan ook niet langer wachten met het treffen van maatregelen. Van rietstengels en wilgenhout maakten we pijlen en bogen. Om met de pijlen wat beter te kunnen schieten, werden ze aan de voorkant verzwaard met stukjes uitgehold vlierhout. Een enkele pijl werd zelfs voorzien van een verroeste kroontjespen. "Die van Zambèk" konden niet over dit geheime wapen beschikken. Kroontjespennen kenden zij niet, aangezien ze niet konden schrijven. Ook andere basis-vaardigheden ontbraken bij hen. Van wat wij ‘rekenen’ noemen beheersten zij slechts het vermenigvuldigen. Hun aantal liep dan ook razendsnel op.

Onze aanvalstactiek werd uiteraard uitvoerig besproken en afgestemd op de specifieke kwaliteiten binnen onze groep. De grootste van ons, bijgenaamd "de Kromme", zou vooraan lopen om de Sambeekse trollen angst aan te jagen. Hij liep altijd op oude schoenen van zijn vader, z.g. bouwkistjes waarmee hij elke trol zoals hij dat uitdrukte, "kapot kon trèje"

Daarnaast hadden we de beschikking over "de Schèle" Hij had een onrustig linkeroog dat met de regelmaat van een kwartshorloge van links naar rechts flitste, precies 60 keer per minuut. Tegenstanders wisten dus nooit zeker welke kant hij opkeek en raakten daardoor gemakkelijk in paniek. Verder werd afgesproken dat we via de maasweien ónder langs de dijk richting Sambeek zouden trekken. We bleven op die manier onzichtbaar voor hun uitkijkposten, hoog in de bomen bij de stuw. We wisten dat ze goed in bomen konden klimmen, "die van Zambèk" (voor ons overigens het zoveelste bewijs dat ze op een lagere trap in de evolutie stonden dan wij).

Vol goede moed trokken wij op richting de stuw. In de verte naderde de eenogige vijand, zwaaiend met stokken. Onze boogschutters werden het eerst in stelling gebracht. Omdat wij niet op tegenwind gerekend hadden, belandden de meeste pijlen nog geen tien meter verderop in een verdwaalde molshoop. Een enkele afzwaaier, die met de kroontjespen, was bijna fataal voor één van ons. Zo naderden we elkaar tot op scheldafstand: Schèle! Kale! Dikkop! Keieschieter!"

Uiteindelijk schreeuwden we allemaal hetzelfde en al gauw wist niemand meer waar het over ging. Na een minuut of tien waren we uitgeraasd en volgde een onduidelijke gevechtspauze, waarin iemand op het idee kwam om dan maar vrede te sluiten. En zo gebeurde. Het viel ons toen pas op dat die uit Sambeek toch twee ogen hadden net als wij en dat ze ook in andere opzichten wel enige gelijkenis met ons vertoonden.

Om de prille vrede te vieren werd besloten een partijtje te gaan voetballen. Maar ja, "die van Zambèk" moesten ook dat natuurlijk weer verzieken. Ze voetbalden namelijk op klompen en als ze een bal wegtrapten kwam in het verlengde van het schot ook een klomp aangevlogen. Zo werd b.v. de Schèle door een Sambeekste voltreffer geraakt en lag enige tijd als voor dood tussen de molshopen. Het duurde dan ook niet lang of er was weer ruzie en gingen we scheldend uit elkaar: Wij riepen dan "Kale", " Dikkop" en zij riepen "Keieschieters". Ik geef deze voorbeelden om duidelijk te maken hoe grof die van Sambeek konden zijn. We dreven steeds verder uit elkaar. Op enige afstand kregen zij weer dat eigenaardige trollenuiterlijk met slechts één oog, zoals wij dat van vroeger kenden.

Teruggekomen bij de Wilhelminaboom in Boxmeer werd afgesproken dat WIJ gewonnen hadden en dat we die van Sambeek weer eens een lesje hadden geleerd. Het oog van De Schèle zat weliswaar dicht en vertoonde alle kleuren van de regenboog, maar daar stond tegenover dat wij van dat onrustige oog verlost waren. We hadden zelfs stille hoop dat het door de enorme klap definitief tot stilstand zou zijn gekomen. In de daarop volgende weken konden wij nog met volle teugen genieten van de behaalde overwinning. De Kromme bijvoorbeeld wist zich plotseling te herinneren hoe de Sambeekse trollen in paniek voor ons op de vlucht sloegen, opgejaagd als schuimvlokken op het strand door de wind. En nog een paar weken later wisten het zeker: nog nóóit was er zulk een glorieuze overwinning behaald.

Ondertussen begon het linkeroog van de Schèle zich weer te openen en via een smal spleetje konden we zien dat het nog steeds onrustig heen en weer bewoog, 60 keer per minuut. Hoewel wij eigenlijk geen aanval meer vanuit Sambeek behoefden te vrezen, voerden wij toch met enige regelmaat grensinspecties uit, voor het laatst rond half december. Vanaf de dijk langs de Maas keken we uit over de bevroren akkers richting Sambeek. Voorlopig zou het stil blijven en konden we ons in alle rust voorbereiden op Kerstmis. Binnenkort zouden we in de nachtmis zingen van Vrede op aarde. Alles goed en wel, maar niet met die van…

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.

Lees ook deze verhalen