Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Waarschijnlijk ontleent het dorp zijn naam aan de venige bodem. Oppervlakteveen is er overigens niet meer te bekennen en zal daarom in de loop van de tijd wel zijn afgegraven.
Oorspronkelijk vormde Veen een ambachtsheerlijkheid en bleef lang in "'s Graven boezem". Dit hield in dat de graaf en later de Staten van Holland rechtstreeks, dus zonder tussenkomst van de ambachtsheer, zeggenschap hadden over het dorp. Deze situatie eindigde pas in 1724 toen geldgebrek de Staten Van Holland noopten de heerlijke rechten aan mr. Maarten Vlaardingerwoud te verkopen. Later kwam de heerlijkheid in handen van de familie Kretschmar.
De schepenbank van Veen had zowel administratieve als rechterlijke taken. Op het gebied van de rechtspraak beperkten haar bevoegdheden zich tot de voluntaire rechtspraak. Andere juridische procedures vielen onder de competentie van Heusdense schepenbank. In 1811 verloor het dorpsbestuur de rechterlijke macht helemaal. Het dorpsbestuur kwam in de Franse tijd in handen van de maire die tevens voorzitter van de gemeenteraad was. Na de Franse tijd kwam het dorpsbestuur in handen van de gemeenteschout en gemeenteraad. Alleen werd vanaf 1825 niet langer over schout, maar voortaan over burgemeester gesproken.
Deze situatie bleef tot het van kracht worden van de Gemeentewet van 1851 bestaan. Toen werd de gemeenteraad het hoogste orgaan binnen een gemeente en het college van B&W het dagelijks bestuur. Al vanaf 1852 werden de burgemeestersambten in Veen en het naburige Wijk en Aalburg door een en dezelfde persoon vervuld. Deze twee betrekkingen van geringe omvang vormden samen een aardige baan. In 1973 gingen beide gemeentes samen met de gemeente Eethen op in de nieuwe gemeente Aalburg.
Veen staat nu bekend als een dorp van handelaren, maar dat is niet altijd zo geweest. In de negentiende eeuw was Veen nog vooral een agrarisch dorp. Rond 1850 werd het grootste deel van de ruim 114 bunders "teulland" met aardappelen verbouwd. Niet verwonderlijk, want de teelt van dit gewas was voor de kleine boeren het meest rendabel. De aardappelteelt was weliswaar arbeidsintensiever dan het verbouwen van bijvoorbeeld tarwe, maar leverde per hectare ook vijf keer zoveel op. Tussen 1770 en 1840 nam het belang van de aardappel als handelsgewas dan ook enorm toe, vooral in het kleigebied. In Veen volgden andere gewassen zoals tarwe, rogge, gerst en haver de aardappel dan ook op afstand, zoals duidelijk wordt in het overzicht van de landbouwproductie.
Net als elders was de landbouw in Veen gedurende de negentiende eeuw nog erg gevoelig voor weersomstandigheden. Onweer, hagel, vorst en overstromingen waren een constante bedreiging voor de landbouwopbrengsten. De grote nadruk op de aardappelteelt maakte dat de aardappelziekte, die rond het midden van de negentiende eeuw in Europa veel misoogsten veroorzaakte, ook in Veen haar desastreuze uitwerking niet mistte. In 1851 heette het in het jaarverslag dat de "ziekte der aardappelen veel minder dan in voorgaande jaren is geweest". In 1853 was er weer een beduidend slechtere aardappeloogst. Desondanks heette de gemiddelde toestand van de landbouw in dat jaar "voldoende". In 1854 "liet de ziekte zich veel minder dan in het voorgaande jaar zien".
In de veeteelt was de melkveehouderij toonaangevend.
De veestapel in Veen tussen 1851-1865 |
|||||
1851 |
1852 |
1853 |
1854 |
1865 |
|
Ruinen |
15 |
17 |
10 |
11 |
44 |
Merries en veulens |
70 |
42 |
80 |
85 |
60 |
Stieren |
1 |
1 |
- |
1 |
- |
Trek- en slachtossen |
10 |
89 |
30 |
45 |
95 |
Koeien en kalveren |
260 |
371 |
240 |
251 |
174 |
Schapen |
16 |
18 |
- |
- |
5 |
Varkens |
40 |
40 |
31 |
57 |
68 |
Bokken en geiten |
20 |
18 |
40 |
36 |
49 |
Pluimvee |
- |
- |
- |
- |
283 |
Op het vlak van de ambacht en de industrie was Veen weinig betekenend en daarmee vergelijkbaar met andere plattelandsdorpen. Halverwege de negentiende eeuw bestond er weliswaar een katoenweverij waar twintig personeelsleden gemiddeld ƒ 2,60 per week verdienden, maar dit bedrijf verdween in 1856 tijdens de toen vigerende algehele malaise in de katoennijverheid. Voor het overige beperkte de nijverheid zich tot een ambachtelijke vorm zoals elders in agrarische dorpen. Opgemerkt dient dat de in de Veense ambachtelijke nijverheid werkzame personen vrijwel zonder uitzondering mannen waren. Vrouwen- en kinderarbeid kwam alleen voor in de fruitdrogerij en op het land.
Werkzaam in de ambachtelijke nijverheid van Veen 1865-1929 |
|||||
1865 |
1876 |
1900 |
1925 |
1929 |
|
Bakkers |
3 |
5 |
10 |
7 |
7 |
Molenaars |
1 |
3 |
2 |
6 |
6 |
Metselaars |
2 |
2 |
1 |
2 |
2 |
Timmerlieden |
3 |
3 |
2 |
6 |
9 |
Verwers |
1 |
- |
- |
- |
- |
Smeden |
1 |
2 |
2 |
2 |
- |
Wagenmakers |
1 |
1 |
1 |
1 |
- |
Mandenmakers |
- |
2 |
4 |
8 |
2 |
Schoenmakers |
- |
1 |
5 |
2 |
1 |
Koffiestroopbranders |
- |
3 |
- |
2 |
2 |
Sigarenmakers |
- |
- |
- |
5 |
- |
Siroopfabriek |
7 |
2 |
2 |
- |
- |
Schilders |
- |
7 |
3 |
3 |
3 |
Kleermakers |
- |
3 |
2 |
1 |
1 |
Slagers |
- |
- |
- |
2 |
3 |
Tuinmannen |
- |
- |
- |
1 |
- |
Fruitdrogers |
- |
24 |
79 |
17 |
16 |
Fietsenmakers |
- |
- |
- |
3 |
4 |
Kappers |
- |
- |
- |
1 |
3 |
Al met al was de economische toestand van Veen in de negentiende eeuw niet bepaald een vetpot. Met landbouw, veeteelt of visserij was maar een karige boterham te verdienen, en daarom probeerden veel inwoners met handel er wat bij te verdienen. De zich ontwikkelende infrastructuur maakte dit steeds meer mogelijk. In de jaren vijftig was er enkel nog maar een jaarlijkse "paarden- en beestenmarkt" in juni en heette de "verdere handel van weinig belang te zijn". Ondanks haar goede ligging aan de Maas had Veen slechts een wekelijkse beurtschipper op Gorinchem. Rond 1900 waren er geregelde stoombootdiensten en vanaf 1923 kwam er ook een autobusdienst voor reizigers. Volgens het gemeenteverslag van 1923 "voorzag deze in een groote behoefte".
Het gemeenteverslag van 1925 noemde de toestand van de handel bevredigend. De groothandel beperkte zich tot de handel in fruit en aardappelen.
De matige toestand waarin de plaatselijk economie van Veen verkeerde valt ook af te lezen aan de bevolkingsontwikkeling. Wanneer het bevolkingsaantal verminderde, dan was dat een gevolg van een negatief migratiesaldo. Zo hadden bijvoorbeeld 1900, 1925 en 1929 een negatieve bevolkingsgroei.
1809: 539 inwoners; 1851: 912 inwoners; 1875: 912 inwoners;
1900: 952 inwoners; 1925: 990 inwoners; 1929: 951 inwoners;
1950: 1283 inwoners; 1971: 1490 inwoners.
Een van de fraaiste gebouwen van Veen is de oorspronkelijk aan de H. Paulus toegewijde kerk. De bouwgeschiedenis van dit gebouw gaat terug tot ongeveer het jaar 1100. Mogelijk werd toen een houten kapel vervangen door een nieuwe in Romaanse stijl uit stenen opgetrokken kerk. Dit kerkgebouw had buitenwerks een lengte van 12,75 en een breedte van 8,40 meter. In 1504, tijdens de Gelderse oorlogen, werd de inmiddels uitgebreide kerk verwoest, maar later weer hersteld en uitgebouwd. Zo werd de toren in 1648 verhoogd.
Veen staat nu bekend als een door en door protestants dorp, maar de reformatie kreeg er eerst na veel problemen vaste voet aan de grond. Ondanks veel pogingen van de classis, lukte het rond 1600 namelijk maar moeilijk om in het Land van Heusden predikanten te krijgen. Zo valt in de classicale acta van Gorinchem van april 1604 te lezen dat in den Dorpe van Veen noch geduldet wert een Paep de welcke daer alomme veel schade doet. Met behulp van de drossaard van Heusden werd deze uiteindelijk uit Veen verwijderd en kon er een gereformeerde kerckendienaer worden aangesteld. Met de komst van ds. Cornelius Mostert (Sinapius) kreeg Veen zijn eerste officieel beroepen predikant. Onduidelijk is alleen wanneer hij er exact begon, maar dit was uiterlijk in 1610. Kort daarna, in 1611, overleed Sinapius. Volgens Voetius een seer geleert en godtsaelich man.
In de negentiende eeuw kreeg de afscheiding in Veen een behoorlijke aanhang. Op 14 december 1835 schreef Carel Willem Pape aan departementaal ambtenaar J.D. Janssen dat het grootste deel van de bevolking van Veen zich afscheidde. Onder andere door de levenswandel van de voorganger van de afgescheidenen, de van homoseksualiteit beschuldigde ds. Van Rhee, zou het aantal afgescheidenen uiteindelijk sterk afnemen. Repressiemaatregelen van de overheid versterkten dit.