Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Vissers op trekvis, zoals zalm, houting, steur, elft en fint, konden daarvan nog wel zelfstandig bestaan, maar de binnenvissers hadden meestal andere banen nodig om aan een volwaardig bestaan te komen. Voor beide categorieën vissers gold in ieder geval, dat ze er niet bepaald rijk van werden. Rond 1850 behoorde bijna de helft van de beroepsvissers tot de minvermogenden die extra maatschappelijke ondersteuning nodig hadden om rond te komen.
In de negentiende eeuw hadden plaatsen als Moerdijk, Drimmelen, Lage Zwaluwe, Geertruidenberg en Woudrichem een eigen visafslag voor de lokale (kleine) vissersgemeenschappen die er daar waren. En ook in Bergen op Zoom, Breda, Den Bosch, Grave, Heusden, Tilburg, Werkendam en Willemstad waren er aan het begin van de negentiende eeuw nog visafslagen, al waren daar relatief maar heel weinig lokale vissers. Vanaf 1870 boden de grote visserijen hun zalm aan bij de afslag van Kralingseveer.
De meest gebruikte vangstmethode was de zegen. In het midden van de vorige eeuw zette de Nederlandse staat een tiental zeer grote zegenvisserijen op. De zegens werden hier met een stoomboot uitgezet en via een mechanisch aangedreven spil binnengehaald. In 1869 kwam de “Noordwal” langs de Nieuwe Merwede tot stand en in 1887 de “Zuidwal”.
De vissers probeerden met schaalvergroting en mechanisering hun bedrijf rendabeler te maken. Zo sloten in 1908 achttien mensen een maatschap, de Nieuwe Merwede, die een zalmzegenvisserij exploiteerde op de Spieringplaat bij Werkendam. De maatschap kende zijn hoogtepunt tijdens de Eerste Wereldoorlog, maar moest uiteindelijk opgeven toen in de jaren ’20 de zalm definitief uitstierf.
Tussen 1910 en 1934 werd op de Merwede vanuit Werkendam en Woudrichem gevist met een zogenaamde galg. Dat was een soort vlot dat midden in de rivier een kunstmatige kade vormde, waartegen men de zegen kon inhalen. De galg werd door een sleepboot de rivier op getrokken.
Na 1900 kwam ook het gebruik van de ankerkuil op. De techniek werd al veel eerder toegepast en zelfs vanaf 1860 al aan banden gelegd, omdat met deze vangstmethode ook veel te jonge vis uit het water gehaald werd. Van april tot juni mocht er niet meer met de ankerkuil gevist worden. De bloeitijd van de Brabantse ankerkuilvisserij lag tussen 1918 en 1939, toen er met zo’n 200 schokkers (gebouwd op de werven van Moerdijk) op de grote rivieren gevist werd.
Uiteindelijk zijn alle vissoorten zo’n beetje uitgestorven als gevolg van overbevissing, watervervuiling, normalisatie van de rivieren (waardoor grindbanken als paaiplaatsen verloren gingen) en de afsluiting van de rivieren door stuwen, dammen en sluizen (waardoor de trekvis zijn bovenstroomse paaiplaatsen niet meer kon bereiken). Er zijn tegenwoordig in heel Brabant nog twaalf visserijen beroepsmatig actief:
C.J. van Dort - Bergen op Zoom
P.M. Scherpenisse - Halsteren
M. de Visser - Klundert
Koman’s Vishandel - Moerdijk
A. Van Leest - Moerdijk
D. Struik - Werkendam
W.F. Wijnbelt - Sleeuwijk
A.C. Viveen - Woudrichem
J. Struik en zn - Woudrichem
J. Viveen - Woudrichem
H.M. Biesters - Hurwenen
J.P. van der Zanden - Lith