skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Mariët Bruggeman
Mariët Bruggeman Bhic

Waterschappen in West-Brabant

Vanaf circa 1250 begon in West-Brabant een proces van turf- en zoutwinning dat steeds grotere vormen aannam. De bodemdaling die van deze activiteiten het gevolg was, gaf de zee, vooral bij springvloed en stormweer, vrij spel.

Zo ging al in 1288 het Land van Strijen ten onder, maar de Elisabethsvloeden van 1421 en 1424 deden uiteindelijk een groot deel van wat nu West-Brabant heet, onderlopen.

Hierna begon de langzame terugverovering van het land op de zee. Stukje bij beetje werd West-Brabant herbedijkt. Dat begon al niet lang na 1421, maar vooral tussen 1500 en 1600 ontstond hier een lappendeken van polder- en waterschappen.

Een grote rol was hierbij weggelegd voor de markiezen van Bergen op Zoom en de heren van Breda. Tussen 1550 en 1600 legden zij vier grote polders aan: Oud Fijnaartpolder (1548), de Grote Polder (1558), Ruygenhil (1564) en Oud Heiningen (1583).

Ook het gebied tussen Steenbergen en de Eendracht werd tussen 1500 en 1610 voor het grootste deel bedijkt. In 1566 werd de polder Nieuw Vossemeer ingedijkt en in 1605 gebeurde dat met Prinsenland

Al deze individuele polders en poldertjes hadden hun eigen polder- of waterschapsbestuur, meestal bestaande uit een voorzitter, een secretaris en enkele “gezworenen”, gekozen door en uit de ingelanden. Hun zorg was in het algemeen het waterbeheer van de polder: voldoende afwatering, eventueel het beheer en onderhoud van een uitwateringssluis of een molen.

De polders die direct aan de kust lagen, waren ook verantwoordelijk voor hun deel van de buitendijk, die het zeewater moest keren. Hoewel de meer naar binnen gelegen polders natuurlijk ook belang hadden bij een goed dijkonderhoud, hoefden zij daaraan niet mee te betalen.

Die situatie kwam elders in het land ook voor, maar meestal leidde dan een stormramp tot reorganisatie van het waterschapsbestel in het gebied, zodat ook de binnenpolders mee gingen betalen aan het dijkonderhoud.

In West-Brabant is dat nooit gebeurd, zodat het rijkgeschakeerde polderlandschap ook bestuurlijk veel van zijn lappendekenkarakter bleef houden. Naast de meer dan vijftig polderbesturen, bestonden er twee waterschappen met een bijzondere taak: het Heemraadschap van Mark en Dintel  en het Heemraadschap van de Roosendaalse en Steenbergse Vliet.

Beide heemraadschappen beheerden de rivieren waar ze naar genoemd waren. Zij waren ook verantwoordelijk voor het beheer van de buitenwaterkering en de uitwateringssluizen aan het Volkerak.

Het zou uiteindelijk de februariramp van 1953 worden, die voor de polderbesturen en waterschappen in West-Brabant een nieuw tijdperk inluidde van fusies en schaalvergroting, dat uiteindelijk zou leiden tot het huidige waterschap Brabantse Delta.

 

Lees ook

Concentratie en uitbreiding (1970-2004)

Bekijk ook

Waterschappen in Brabant

Water in Brabant

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.