
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van een groot deel van Europa begon ook de totale vernietiging van de zigeuners. Roma en Sinti werden gezien als een gevaar voor de Duitse samenleving en de 'puurheid' van het arische ras.
Foto woonwagenkamp: Eindhoven in Beeld
In eerste instantie werden Roma en Sinti in Nederland met rust gelaten, maar op 14 mei 1944 werd middels een geheim telexbericht aan de vijf gewestelijke politiepresidenten bevel gegeven om alle in Nederland verblijvende personen met kenmerken van zigeuners op 16 mei 1944 te 07.00 uur aan te houden en onverwijld naar kamp Westerbork over te brengen brengen.
Holocaust-overlevende Stephanus (Tatta) Hanstein vertelt:
'Het gebeurde in de nacht van mijn vaders verjaardag. Er stonden ongeveer 30 woonwagens op het kamp en wij waren de enige zigeuners. We gingen om een uur of twee naar bed. Toen werd er op de deur gebonkt en geschreeuwd: 'Opendoen, als je niet open doet, schieten we'. Het waren Hollandse SS-ers. We konden niets doen, het ging allemaal zo vlug. Onderweg naar het politiebureau werden we onder schot gehouden. We liepen in een lange rij en mijn broer en zijn vrouw wisten te ontsnappen in de bossen langs de weg. Mijn broer en ik zijn de enige twee, die de oorlog hebben overleefd. Een paar dagen eerder al had mijn schoonzus tegen ons gezegd: Jongens, kijk uit, want er is veel SS in de stad en op ons gaan ze ook jacht maken. Wij sloegen er geen acht op, want de oorlog was immers al drie jaar aan de gang.' 1)
Foto rechts: Razzia, Bundesarchiv Bild 146-1989-110-29
Vader Alexander Stephan Johan Hanstein en moeder Wilhelmine Maria Grünholz woonden met hun familie sinds het zigeunerreisverbod in 1942 op het woonwagenkamp in Helmond. Vader Hanstein was muzikant, handelaar in galanterieën, en had een reizend bestaan in Nederland. Volgens de Burgerlijke Stand woonde hij onder andere in Utrecht, Maastricht, Sittard, Venlo, Nijmegen, Eindhoven. Vanwege het reizend bestaan en het analfabetisme onder de Roma zijn huwelijken en geboortes slecht gedocumenteerd.
Zeker is dat vader Alexander Hanstein op 22-06-1929 in Nijmegen in het huwelijk trad met Wilhelmine Maria Grünholz (oftewel Maria Groenhout of Marie Weist), koopvrouw, familie van de bekende uit Duitsland afkomstige zigeunerfamilie Grünholz. Wilhelmine Grünholz bracht in dit huwelijk vier zonen en een dochter mee, die variabele achternamen droegen. Dit waren Rosa Grünholz (1911), Johannes Adam Grünholz (1912), Karel Hendrik Groenhout (1914), Hendrik Grunhout (1915) en Hendrik Weist (1919), allen kinderen uit een eerdere relatie met Jean August Henri Weist, vioolspeler, afkomstig uit Schönwalde (Saksen). Een dochter, Juliana Weist, overleed toen zij acht maanden was op 23-12-1918 in Princenhage. Met Alexander Hanstein kreeg Wilhelmine vijf kinderen. Heinrich (1922), Stephanus (1923), Aloysius (1927), Elisabeth (1929), Albert (1934), allen met de achternaam 'Hanstein'.
Stephanus (Tatta) Hanstein vervolgt: 'Na in een kamer op het politiebureau vast gezeten te hebben, werden we om 's morgens op transport gezet naar Westerbork. Toen we daar op het kamp aankwamen, wisten we pas goed wat er aan de hand was. Vanuit alle kanten van Nederland werden zigeuners bijeengebracht. Ik dacht: 'Nu is het wel bekeken'. Mijn vader zei toen: 'Jongens, zoveel mogelijk bij elkaar blijven want áls er wat gaat gebeuren, moeten we bijeen zijn'. 1)
Totaal werden er tijdens de razzia 578 personen opgepakt. Na controle bleken 279 mensen toch niet tot het zigeunervolk te behoren (woonwagenbewoners) en 54 personen beschikten over neutrale paspoorten (Zwitserland, Italië). Zij werden allen vrijgelaten. Alle eigendommen, ook geld en sieraden, werden afgenomen; alles zou worden teruggegeven. Alle bagage werd ontsmet, zelfs violen. Daarna volgde de 'medische keuring', 'ontluizing' en hun haar werd afgeschoren, een voor de Roma bijzonder schokkende en vernederende gebeurtenis. Ongeveer 245 zigeuners (waaronder 123 kinderen) werden opgesloten in afgezonderde barakken, berooid, kaal en ontzet.
Op vrijdag 19 mei 1944 vertrok een treintransport met overvolle wagons. De lange trein bestond uit drie delen. Het voorste gedeelte met joodse gevangenen had Bergen-Belsen als bestemming, de rest van de trein Auschwitz. In de achterste wagons werden de 245 Sinti en Roma opgesloten met één emmer water en één emmer om hun behoefte te doen. Op 21 mei 1944 arriveerde het treintransport in Auschwitz-Birkenau. De Nederlandse Roma en Sint werden geregistreerd, getatoeëerd en naar Lagerabschnitt B II, het Zigeunerlager, overgebracht. Vader Alexander Hanstein kreeg nummer Z-9982 op zijn onderarm getatoeëerd, de kleine Albert nummer Z-9983. |
|
Al snel werd men zich bewust van de massamoorden, omdat het Zigeunerlager naast het crematorium lag. In het zigeunerkamp heersten onvoorstelbare onhygiënische toestanden en vele mensen stierven aan vlektyfus, diarree of van de honger.
Stephanus (Tatta) Hanstein: 'In Auschwitz zijn we nog eenmaal allemaal bij elkaar geweest, de hele familie zat in dezelfde barak. Daarna werden we weer gesorteerd en werd het werkvolk eruit gehaald. Het niet-werkvee ging naar de ovens, dat wisten we al. Zes broers en ik zijn op transport gezet naar Buchenwald. Mijn vader zag ik terug in Harzungen (Mittelbau-Dora). Hijzelf was ook al niet goed meer.' 1) In de periode van eind juli tot begin augustus werd er in het kamp een aanvang gemaakt met de totale vernietiging van de resterende drieduizend Roma en Sinti. Het ging er chaotisch aan toe. De mensen, ook kinderen, begrepen wat hun te wachten stond en schreeuwden 'moordenaars' en 'verraders' naar hun Duitse bewakers.
Ongeveer 213 Nederlandse Roma en Sinti, waaronder moeder Wilhelmine Grünholz, Elisabeth Hanstein, Albert Hanstein en (schoondocher) Maria Winterstein, zijn in de nacht van 2 op 3 augustus 1944 door SS-ers met getrokken wapens de gaskamers ingedreven. Hun dode lichamen werden in de open lucht verbrand, omdat de ovens buiten bedrijf waren. Van de 245 uit Nederland gedeporteerde Sinti en Roma overleefden slechts 30 personen de oorlog.
Stephanus (Tatta) Hanstein: 'Van Bergen-Belsen ben ik naar Eindhoven gebracht, naar het Philips-gebouw dat als noodziekenhuis was ingericht. Daar heb ik ook mijn vrouw en dochtertje weer gezien. Van elkaar wisten we niet dat we nog in leven waren. Ze heeft de hele oorlog ondergedoken gezeten. In Eindhoven zag ik voor het eerst mijn dochter, die was geboren toen ik in de kampen zat. Ik heb een jaar in het ziekenhuis gelegen: mijn longen los getimmerd, ik kon niet meer lopen, kon helemaal niets meer. Ik woog nog maar dertig kilo. Ik moest weer helemaal opnieuw leren leven'. 1)
De Roma en Sinti hebben veel moeite moeten doen om hun vervolging, door hen Porajmos (verslinding) genoemd, erkend te krijgen. Pas vrij recent zijn er herdenkingsmonumenten voor de slachtoffers opgericht en speelt de genocide op de zigeunervolken ook een rol bij de Holocaustherdenkingen.
Bron:
1) Boek: Ik ben zigeuner – Me hum Sinthu (Gesprekken met zigeuners over de vervolging in de periode '40-'45 en de jaren daarna), auteur: Jan Beckers, blz. 9-19. Uitgeverij: Horus, Den Haag1980.
ISBN: 9070247127