Notaris-, schepen- en andere akten

116 Niclaes Willems als man van Baetken dochter van wijlen Peeter Laureijnsen welke Baetken eerder weduwe was van wijlen Jan Peeters van Thuijl, doet afstand van haar recht van vruchtgebruik zoals ze had verkregen van wijlen Jan Peeters (van Thuijl) inzake de twee derde in de helft van een zeker stuk hooiland gelegen te Boxtel in de beemden achter de Deelen (Doelen?) waarvan de drie resterende delen eigendom zijn van Gerit Dircx van Griensven. Ze draagt haar recht nu over aan Jannen Joosten en aan Dirck Janssen en ze belooft alle lasten van haar kant af te handelen, behalve een jaarlijkse chijns aan de heer van Boxtel op St. Maartensdag. Getuigen G. Ruis en Schenkels schepenen, datum 21 maart 1645.

103 Aelken weduwe van Jan Henrick Jan Jacops met haar voogd doet afstand van haar recht van vruchtgebruik van het bezit afkomstig van Swaentgen zijnde de moeder van Henrick Jan Jacops dat die heeft verkocht aan Cornelis Jan Breeckelmans en de zijnen, onder voorwaarde dat Cornelis daarvoor aan haar een stuk akkerland zou overdragen genoemd de Bree-eik of Raepacker afkomstig van genoemde Henrick Jan Jacops zoals deze Cornelis beloofde. Als Cornelis die Raepacker niet aan haar wil overdragen, zal in dat geval Aelken opnieuw haar oude rechten blijven behouden. Datum 26 oktober 1631, getuigen Jan Henrick Schellekens en Frans Janssen als schepenen.

99 Joostgen weduwe van Lambert Matijssen doet afstand van haar recht van vruchtgebruik inzake een stuk akkerland genoemd de Achterste Huisakker (?) groot ca. een zesterzaad, gelegen te Boxtel onder Cleijnder Liempde belendend Dirck Michiels, genoemde Joostgen zelf, Jan Henricks van de Zande, de kinderen van Cornelis van Roij. Ze draagt dat recht nu over aan haar zoon Jan Lambert Matijssen en belooft alle lasten daarin van haar kant af te handelen. Datum 5 april 1631, getuigen Frans Janssen en Verbeeck, schepenen.

97 Henrick zoon wijlen Huijbert Moije, doet afstand van het recht van vruchtgebruik inzake een huis, tuin, schuur, boomgaard en aanliggend erf, samen groot circa twee lopenzaad, gelegen in de parochie van Boxtel aan de Roent, ter plaatse genoemd aan de Hovel, belendend het erf van meester Rochius Lemnius, kastelijn en rentmeester van de baronie, verder de gemeenschappelijke straat, Adriaen Faessen, Claes Willem Rutten. Hij draagt zijn rechten nu over aan zijn zoon Adriaen, aan Jan Jacops als man van Lijsken, zijn dochter Jenneken, aan Goijaert Janssen als man van Mariken, natuurlijcke dochter van Cornelis Tijnkens () bij de zelfde Cornelis en wijlen Adriana dochter van genoemde Henrick Hubert Moije verwekt, verder aan Willemke dochter wijlen Goijaert Willems, door deze Goijaert verwekt bij diens vrouw Marieken dochter van genoemde Henrick Huijbert Moije. Voor schepenen zijn hier nu verschenen genoemde Adriaen zoon Henrick Hubert Moije die ook handelt voor genoemde Willemken en hebben beloofd aan Gijsberden de Roij, presbiter die voortaan een jaarlijkse chijns van drie gulden te gaan betalen, elk jaar met Pasen en voor de eerste keer met Pasen anno 1632, vrij van alle contributies, coninksbede, dorpscommer, gewone en ongewone lasten etc., op onderpand van het bezit uit de voorgaande akte.
De rente is af te lossen met vijftich gulden mits een half jaar te voren op te zeggen. Datum 16 april 1631. Getuigen Goossens en Frans Janssen, schepenen. (zie folio 335-recto, daar is Cornelis vermeld als Udemans?)