Notaris-, schepen- en andere akten

39 Serie documenten in een omslag genummerd no.16. * Heer Johan Philips geboren Baron van Leefdael Heer van Waalwijk, heeft een request ingediend wat is doorgestuurd naar de Raad en Leenhof van Brabant. Het stuk is ondertekend door B. van der Haer – 27 januari 1696. * Request van van Leefdael waarin hij verklaart dat de heerlijkheid Waalwijk in 1364 door de Hertog van Brabant is uitgegeven aan de Heer van Brederode en wel ten eeuiwgen dagen met de heerlijkheid en het gericht, hoog en laag, met renten, cijnzen, boeten en vervallen. Ook refereert hij aan het feit dat ook bastaardgoederen aan hem zouden toekomen, maar de domeinen claimen dit recht en leggen beslag op goederen van een overleden bastaard, die niet met naam en toenaam wordt genoemd – 27 januari 1696. * Erfelijk transport van het dorp en de vrijheid Waalwijk met alles wat daar toe behoort. Hierin wordt de uitgiftebrief aan Reynout van Brederode in extenso weergegeven van Wenselaus van Bohemen dd. Sint Jan Baptist 1364 zoals die is geregistreerd in de rekenkamer te Brussel – 27 januari 1696 en op de achterzijde staat aangetekend dat hiervan aan landsadvocaat de Heer van der Hoop een kopie heeft ontvangen dd. 7 september 1751. * Willem van Lut[h] controleur en commies van de convooien en licenten te Bladel verklaart schuldig te zijn aan Margarita van de Ven wonende te Breda een som geld van 150 Carolusguldens voortvloeiende uit geleende gelden. Hij belooft ze te betalen op 3 januari 1694. In hetzelfde stuk wordt tevens gesproken over een obligatie van 1000 gulden ten mane van drosaard, schepenen, borgemeesters en de zes mannen der vrijheid Waalwijk, het corpus vertegenwoordigend, dd. 10 december 1688. Ondertekend door P.Molengraeff 3 januari 1693. * Verklaring over een lening door W. van Luth te Bladel van 18-1-8 en de belofte die te restitueren – 6 september 1694, geregistreerd door de secretaris van Bladel 12 januari 1695.

38 Staat en inventaris van de goederen en schulden van Jan natuurlijke zoon van Lambert Janssen verwekt bij Marie Janssen Corres of Corves na overlijden van zijn vrouw Adriaentje Marcelisse nl.: de gerechte helft van een huis en perceeltje akkerland onder de parochie Rosmalen ter plaatse genaamd Hintham int Sandt in koop verkregen tegen de erfgenamen van Antony Jan Hermans van Elfferen voor in totaal 145-0-0; voorts volgt de huisraad en nog een ‘koeijken’; daarna een overzicht van de schulden o.a. aan de kinderen van Ellferen, Cornelis Couwenberg mulder, Engeltje van de Coeveringhe. Geïnventariseerd door deurwaarder Voscuijl ten overstaan van de gecommitteerde van de kwartierschout Bressy en ondertekend door D. Clootwijck secretaris- 7 april 1693.

37 * Bericht dat men de aanspraak heeft gezien jegens Sebastiaen van Luijnen secretaris te Vught – 30.8.1694. * Schepenen en secretaris van Vught inzake het overlijden van Martinus Vaeck zijnde een bestaard en de insinuatie vanuit het kantoor der domeinen aangaande de nalatenschap en inboedel van de overledene – ongedateerd. * Brief van de deurwaarder vande domeinen inzake de nalatenschap van Martimus Vaeck wiens goederen schijnen te berusten bij Anna van Heesch wonende te ‘sBosch – 31.3.1693. * Brief over deze kwestie waaruit blijkt dat de schepenen en secretaris blijkbaar niet gehoorzamen aan de overheid inzake de goederen van de overleden bastaard Vaeck. Anna van Hees schijnt ook bezoek gehad te hebben van deurwaarder van Gerwen met de boodschap dat ze de goederen aan niemand mag doorverkopen, maar ze dient over te geven aan de raad en rentmeester generaal der domeinen. Alles zou in strijd zijn met het recht van de stad Den Bosch en tegen dat van de domeinen – 30.3.1693. * Juriaen van Luijnen als stadhouder van de Heer Alexander Schimmelpenninck van der Oijen Heer van Engelenberch hoog- en laagschout van ’s-Hertogenbosch heeft een contra-insinuatie opgesteld. Uit dit schrijven blijkt dat Martinus Vaeck een rooms priester was te Vught – 1.4.1693. * Brief waarin nogmaals wordt gesuggereerd dat de schepenen en secretaris van Vught niet zullen gehoorzamen en geeft een overzicht van de procesgang tot op heden. De Vughtse autoriteiten zouden zelfs al tot verkoping van de goederen willen overgaan. Kernpunt in de kwestie is de vraag of Martinus Vaeck een bastaard was of niet! Het blijkt een juridische kwestie geworden te zijn rond het recht der domeinen. Bastaardgoederen vervallen immers automatisch aan de domeinen. Vught beschikt over de hoge, middele en lage jurisdictie. In dit kader wordt ook gesproken over een opgestelde kaak te Vught, waarover ook discussie ontstaat – 2.4.1693. * Goedkeuring van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant gegeven aan de

36 Enkele documenten bijeengehouden door een omslagje met no. E3334 no.10. * “Alzoo naerde placcaten vanden Prince vanden Lande als Hertoge van Brabant is notoir dat niemant op sekere groote peene en vermagh begraven eenige bastarden noch oock onder te nemen oft onder te houden haere goederen ende naerlatenschappen”. Hierop volgt het bericht dat Lijsken de weduwe van Peter Verhoeven te Haaren op 25 november 1688 heeft doen begraven Jan Jan Artsen jongeman zijnde een bastaard en zijn nalatenschap heeft ze onder zich gehouden. De eurwaader van de domeinen dient zich bij Lijsken te vervoegen om haar vanwege dit feit te arresteren en een boete voor te schrijven van 100 gouden realen en aanstonds een inventarisatie te maken van deze goederen. Gepasseerd te ’s-Hertogenbosch 1 februari 1691. [op de achterzijde aantekeningen van geheel andere aard, die verder niets met het onderwerp te maken hebben]. * Identiek schrijven met aantekeningen van de deurwaarder dd. 15 februari, 11 april en 5 mei 1691. * Identiek schrijven ondertekend door Anthony Voskuyl deurwaarder met dezelfde dateringen.