Notaris-, schepen- en andere akten

146 Adriana van Heumen, geestelijke dochter bekent schuldig te zijn en belooft te betalen aan Geurt Adriaens Spierincx 50 gulden jaarlijks, voor het eerst op Maria Lichtmis 1705. Deze schuld mag afgelost worden door een eenmalige betaling van 100 guldens plus de verschenen rente.

145 Matheus van Altforst en Joan van Gemert, borgemeesters, Otto Cock, Henrick van Hooren, Herman van den Bossche, Joan Timmermans, Henrick Voet, Joan van Hemert en Joan Gremmen, schepenen, Joan Lefebue en Geurt Spierincx, armenmeesters, Herman van den Bossche en Joan van den Brandt, kerkmeester, representerende het gemene corpus der stad Megen, bekennen dat zij van gemeentewege schuldig zijn aan de echtelieden Joan Timmermans en Helena Voet en hun erfgenamen een kapitaal van 800 guldens, waarover jaarlijks 4% rente betaald moet worden, voor het eerst op 01-11-1705. Deze schuld kan afgelost worden door een eenmalige betaling van 800 gulden plus de verschuldige rente, zijnde daarmee afgelost een kapitaal van 800 gulden bij de weduwe van Rogier van Altforst, binnen de stad van ’s-Hertogenbosch gestaan hebbende op een hogere rente.

144 Francis van Hemert bekent schuldig te zijn en belooft te betalen aan Peter van Beurghaudt / Berghaudt 62 gulden jaarlijks, voor het eerst heden over een jaar uit huis en hof in de stad Megen aan de Gevangenenpoort, e.z. Quirijn van Altforst, a.z. de Deijnen, e.e. de straat, a.e. de paters Minderbroeders en de Steenhoven, e.z. de stadswallen (?), a.z. de Wiel (?), e.e. de erfgenamen van Henrick Cloppers, a.e. Henrick Gremmen. In marge is 30-05-1720 aangetekend dat Pietter van Borghoudt verklaart dat nevenstaande kapitaal met de verschenen interest volledig betaald is.

143 Henrick van Audtvorst en Cristina de Langh, echtelieden hebben op 28-10-1704 voor schepenen van Herpen bekend schuldig te zijn aan eerzame jonge dochter Anneken, gewezen meid van juffrouw Ravensteijn zaliger te ’s-Hertogenbosch kapitaal van 200 gulden, waarvoor zij een rente van 5 % moeten betalen, voor het eerst op Allerheiligen in het jaar 1705. Als onderpand gelden al hun bezittingen, waar die ook gelegen zijn en bovendien helft van hooikamp en helft van zijn huiske, ongescheiden met zijn zuster en zijn half huis en hof tussen het erf van Willem en Wiet en Huijbert van Santbeeck, alles onder Herpen. Idem nog vier hont uiterdijk te Megen in het Audtvorst Camp, ongescheiden en ongedeeld met Reinert de Mulder en Sebert van Schaijck cum suis, met nog halve morgen uiterdijk achter de Deijnen tussen erf van Wolter van Schaijck en Rijn Jan Lambers staande. De akte uit Herpen is ondertekend door Hendrick van Altforst, Cristijn de Langh en twee schepenen. Geregistreerd door schepenen van stad Megen op 31-10-1704.