Notaris-, schepen- en andere akten

25 De landsheer te Dusseldorf doet op 9-7-1712 uitspraak in de zaak tussen de mombers van de kinderen van Aert van Woort en Cornelis van Schaijck. Hij mag de opbrengst van het huis in de Maesstraat te Ravenstein, toebehorende aan de kinderen of hun ouders gebruiken totdat zijn openstaande rekening voldaan is. Daarom wordt het huis nu openbaar verhuurd. Cornelis van Schaijck als eiser doet het hoogste bod, maar kan geen borgen vinden. Dus kan Aert van Woort het huis voor een jaar huren voor 36 gulden. Everard Lemmens en Andries van Woort zijn borg.
Op 28-08-1714 wordt het huis opnieuw verhuurd; nu aan Cornelis van Schaijck voor 20 gulden. Op 9-12-1715 wordt het huis verhuurd voor 36 gulden aan Maria van Davervelt, huisvrouw van Aert van Woort. Jan Seberts en Andries van Woort zijn borg. Op 1-4-1721 wordt het huis verhuurd aan Cornelis van Schaijck voor 24 gulden. Op 26-6-1722 wordt het huis verhuurd aan Aert van Woort voor 11 gulden. Dries van Woort en Hendrin van Woort zijn borg.

26 Wilhelm de Decquere wil het pand verkopen dat hij heeft gehaald aan het huis en hof en landerijen van Willem Nieulant (Nulant) en zijn vrouw Catharin de Boom, om daaraan een schuld te verhalen van 272 gulden 10 stuivers, zijnde de achterstallige rente van twee obligaties; een van 890 gulden en een van 200 gulden. De schepenen besluiten dat de eiser door mag gaan met de procedure.

27 Wilhelm de Decquere verhuurt de goederen te Huisseling, toebehorende aan William Nulant (Nieulant) en zijn vrouw, waar hij beslag op heeft gelegd, voor de eerste keer. Het betreft huis, hof en boomgaard; het Hoogacker, een weiland van 2 scharen; het Hongervelt ad 1,5 morgen; den Pass, groot circa 1,5 morgen; 5 hont land te Neerlangel. Huurder is Willem Nulant voor 21 gulden. Peter Schalcken is borg.
Op 20-05-1710 wordt het pand voor de tweede keer verhuurd aan William Nulant voor 7 gulden. Jan Linders is borg.
Op 02-05-1711 wordt het pand voor de derde keer verhuurd, aan Jan Linders voor 1 gulden.

28 Brief aan de jongedochter Maria de Lith in ’s-Hertogenbosch. De schrijver is Simon Cornelissen, maar de brief is niet ondertekend. Maria blijkt ongehuwd zwanger en is bevallen in ’s-Hertogenbosch. Ze heeft hem als vader aangewezen en hem aansprakelijk gesteld voor de kosten. Simon werkt dan in Rotterdam, maar is van plan elders te gaan wonen, vanwege de schande.