Notaris-, schepen- en andere akten

142 Otto Cock, president, Henrick van Hooren, Hermannus van den Bossche, Henrick Voet, Joan Timmermans, Joan Gremmen en Joan van Hemert, schepenen, Matheus van Altforst en Joan van Gemert, borgemeesters, Johan Lefebue en Geurt Adriaens Spierincx, armmeesters, Hermannus van den Bossche en Johan van den Brandt, kerkmeesters in de stad Megen, representerend het gemeijn corpus en de gemeente der stad Megen verklaren met octrooi van de drossaard van het graafschap Megen wettelijk schuldig te zijn en beloven te betalen aan de echtelieden Geurt Voet en Helena Herincx of hun wettige erfgenamen 80 guldens jaarlijks voor het eerst op 1-12-1705. Deze schuld kan afgelost worden door eenmalige betaling van 2000 gulden plus de verschuldigde rente. In marge is op 10-10-1726 aangetekend dat Hendrik Voet als erfgenaam van Geurt Voet en Helena Herincx verklaart dat deze schuld van 2000 gulden met de verschuldigde rente geheel is afgelost, een en ander volgens een in Helmond ondertekende quitantie van 8-10-1726.

133 Aert Jansz de Groen bekent schuldig te zijn en belooft te betalen aan Maria Salomons weduwe Jan Arts de Groen 265 carolusguldens, zonder interest te mogen gebruiken gedurende het leven van voornoemde Maria Salomons. Na haar dood moet deze schuld in gelijke porties verdeeld worden onder Joanna, Gertruij en Aert Jans de Groen, kinderen uit het eerste huwelijk van voornoemde Maria Salomons.

123 Anneken van Alphen heeft volgens verklaring van 07-11-1694 bekent schuldig te zijn aan haar neef Linderdt Pieter van der Mije wegens geleend geld een som van 250 gulden. Geregistreerd ten protocolle der stad Megen op 06-07-1704.

122 Henrick Hermens Gremmen bekent wettelijk schuldig te zijn en belooft te betalen aan Henrick Rooloffs 5 gulden jaarlijks, voor het eerst op 01-05-1705 en voorts van jaar tot jaar uit een morgen land onder de stad Megen in de Meghense Camp, e.z. erfgenamen van Gijsbert Gremmen, a.z. Otto Cock, e.e. Reijn Cleppe, a.e. de Maas. Deze overeenkomst kan beëindigd worden door een eenmalige betaling van 100 carolusgulden plus de verschuldigde rente.