Notaris-, schepen- en andere akten

5 Jan van Meuwen verklaart dat hij op 16-10-1704, in aanwezigheid van Jan Thonis, heeft afgerekend met Mechel Geenen. Dat betrof zowel geleend geld als verteringen die hij ten huize van Mechel had gedaan. Hij bleef toen 48 gulden, 14 stuivers en 3 oort schuldig. Daarna heeft hij bij Mechel nog voor 19 stuivers verteerd. Nu bekent hij dus 49 gulden, 13 stuivers en 12 penningen schuldig te zijn.

6 Mechgel Geenen verkoopt openbaar de in beslag genomen goederen van Jan van Meeuwen, om daaraan een schuld te verhalen van 49 gulden, 13 stuivers en 12 penningen. En nog 8 gulden, 5 stuivers een oortje, die Jan bij Meggel heeft verteert. Jan bekent de schuld en de schepenen geven toestemming voor de executieverkoop. Jan verklaart de schuld niet te kunnen betalen. Hij is soldaat in het regiment van de Prins van Nassou Waellon en is daarom niet in de gelegenheid om een gerechtelijke procedure af te kunnen wachten. De schepenen bepalen de verkoop op 21-03-1707.

7 Zaak tussen weduwe Ragaij, geopponeerde en weduwe Ott Janssen en William Nieulant, opponenten. Procureur Peerboom, namens weduwe Ragaij, levert een schrifture van deductie in. Advocaat van Duren namens de opponenten verzoekt uitstel tot het eerste Herpense gerigt. De schepenen verlenen slechts uitstel tot 18-11-1706. Van Duren gaat in beroep. Weduwe Ott Janssen, geassisteerd door Jan van Merle gaat daarmee akkoord. Ook Willem Nieulant ratificeert het appel.

8 Inventaris van processtukken tussen weduwe Ragaij en Willem Nieulandt tegen weduwe Ott Janssen.