skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Marte Stoffers
Marte Stoffers Bhic
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Marte Stoffers
Marte Stoffers Bhic

Notaris-, schepen- en andere akten

Resoluties Raad van State (178.191)

beacon
194  records
 
 
Schepenakte
1 Landdrost
Rekest van landdrost RAVENSWAIJ op wat hem op 21 december 1648 is geschreven t.a.v. van zijn volk te paard en te voet. Hij heeft met de hoogschout Bergaigne en de raad gesproken.
Datering:
9 januari 1649
Pagina:
50v
Toegangsnummer:
178
Inventarisnummer:
191
Bron:
Raad van State

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
 
 
 
 
 
Schepenakte
2 Verpondingskohieren
Bij resolutie van de SG van 7.1.1649 inzake het formeren van de verpondingskohieren, het heffen van de gemene middelen in de kwartieren die onder de generaliteit vallen en het vinden van een fonds waaruit de kapitalen ten laste van de generaliteit zouden kunnen worden afgelost.
Hierop is gedelibereert en men is tot de conclusie gekomen, dat de verpondingen moeten worden ingevoerd in de meierij van ‘sBosch, het markiezaat van Bergen op Zoom, de baronie van Breda en de landen van Cuijck, Steenbergen en Prinsenland.
Dat betekent dat alle officieren en magistraten in hun district kohieren moeten gaan instellen van alle huizen en landerijen in de breedste zin van het woord, dus ook bossen en wildernissen etc. waranden, visserijen, molens, tienden e.d. (uitgezonderd molens ter droogmaking van landerijen) en voorts vogelkooien, gorzen, uiterwaarden, tollen en alle andere vaste goederen, welke naam ze ook mogen dragen van ‘welke natuyre’ ze ook mogen zijn. Wat betreft de landerijen moet zowel de kwaliteit als de kwantiteit opgegeven worden met een taxatie van de waarde of de huurwaarde, op te maken door gezworen ‘boodesetters’. De kohieren moeten steeds binnen een bepaalde tijd nl. twee maanden na deze notificatie en vervolgens 8 dagen daarna door de secretaris van elke plaats ingeleverd worden bij de hoofdofficier, schout of drossaard, die er op hun beurt zorg voor moeten dragen dat de kohieren binnen 14 dagen daarna op de kantoren zijn.
Wat de invoering van de gemene middelen betreft verwacht men wat meer moeilijkheden. In een advies van 26 juni 1648 is gezegd, dat de gemene middelen in de steden en op het platteland op gelijke voet moeten plaatsvinden. Bij ongelijke voet zal de een floreren en de andere te gronde worden gebracht. Het kan niet zo zijn dat in de stad ‘sBosch de Hollandse en in de meierij de Brabantse voet wordt toegepast. Door het vertrekken van de burgers uit de stad richting meierij neemt de opbrengst in de stad af,
Vervolg:
waardoor t.z.t. ook de middelen gaan ontbreken om de stad te fortificeren en andere middelen. Dat betekent dat men de meierij ook zal moeten bezwaren met de Hollandse voet, waardoor deze regio zal verarmen en andere regio’s waar de heffingen geschieden op de Brabantse voet zullen floreren. Het risico is groot dat men dan uit de meierij vertrekt richting het Luikse land of andere landen die daar aan grenzen. Alles op de Hollandse voet is weer tegen het 5e artikel van het capitulatieverdrag van Breda, waarin is vastgelegd, dat daar geen andere middelen mogen worden ingevoerd dan die zoals die in 1590 zijn ingesteld tot 1625. Men zal Breda dus moeten laten bij de Brabantse middelen en zodoende kan men op het platteland van Breda de consumptie der middelen ook niet hoger stellen.
Men zal dis moeten zoeken naar een zgn. ‘eenparige voet’ voor de steden en de landen eromheen.
Men neemt het volgende daarbij in ogenschouw:
de Meierij en ook de andere landen in Brabant bestaan voor het grootste deel uit heilanden, die door cultivering, goed gestadig onderhoud en het opbrengen van mest tot bouwlanden zijn omgewerkt, zodat er niets anders dan ‘lichte vruchten’ van af kunnen komen. Dat deze landerijen gedurende de oorlogen dusdanig zijn bezwaard geweest, dat de inwoners van de plaatsen, om hun redemptie te kunnen opbrengen, geld moeten opnemen en nog steeds heel veel restanten schuldig zijn.
Daar staat tegenover dat men vaak genoodzaakt is geweest, in de periode dat de legers in de velden hebben gelegen en alles is uitgeteerd en onvruchtbaarder geworden, kwijtschelding of uitstel van hun redemptie aan te vragen, om te voorkomen dat de ingezetenen niet weg zouden gaan. Ondanks dat bericht men dat een derde van de meierij er ‘desert, ongebouwt ende als vogelweij’ bij ligt.
Vervolg 2:
Hierbij zij bovendien genoteerd dat ‘de ingesetenen hare redemptien van middelen doorgaens hebben gevonden op de landerijen ende sulcx tot laste van de eijgenaers in de steden ende elders woonende, welcke landerijen nu gestelt wordende om te geven verpondingen, sullen de middelen van consumptie bij de ingesetenen moeten worden gedragen, dewelcke te excessiff comende te sijn, sal nootsaeckelick causeren meer verloop van volck ende groote defraudatien’.
Men overweegt daarom of het niet beter is overal de middelen op de Brabantse voet in te voeren om te bezien hoe men daarmee zal varen en zodoende op de plaats kan blijven wonen waar men nu woont en ook zullen de ingezetenen op termijn in staat zijn zelfs de achterstallige redemptie te kunnen voldoen. Men moet dan geen extra lasten opleggen, waardoor de landerijen er alleen maar desolater bij komen liggen. Laat de inwoners van de meierij in hun ‘vredige possessie’. In een later stadium kan men dan alsnog veranderingen in het systeem aanbrengen.
Voor de reductie echter was de stad van ‘sBosch gewend hoge middelen te heffen en de magistraat wil dit graag continueren. Na de reductie kon men dit niet voortzetten. De heffing was zelfs hoger dan in Hollandse steden. Men heeft vervolgens onderhandeld met de magistraat van ‘sBosch en hen verzocht die hoge heffingen achterwege te laten.
Men wil naar een heffingensysteem zoals in Vlaanderen waar alle heffingen een gelijke basis kennen.
Persoon in schepenakte:
Bosch de Hollandse  
Datering:
28 januari 1649
Pagina:
60v
Toegangsnummer:
178
Inventarisnummer:
191
Bron:
Raad van State

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
 
 
 
 
 
Schepenakte
3 Roode roede
Op de vergadering is het concept gelezen van een acte op last van de SG inzake de afschaffing van de ‘roode roede’ in het markiezaat van BERGEN OP ZOOM.
Persoon in schepenakte:
P Zoom  
Datering:
27 januari 1649
Pagina:
66
Plaats:
Bergen op Zoom
Toegangsnummer:
178
Inventarisnummer:
191
Bron:
Raad van State
Geografische namen:

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga
 
 
 
 
 
Schepenakte
4 Provoost
JACOB DE LANGE ‘geweldige provoost’ over het garnizoen van ‘sBOSCH toont bij request dat het in oorlogstijd altijd gebruikelijk is geweest dat alle huislieden m.b.t. de restanten van de beden, contributies of ‘s lands gerechtigheden, die door soldaten opgehaald worden, ten zijnen huize worden opgesloten en hem volgens het recht van sluitgeld een bepaald bedrag wordt uitbetaald. Na de vrede van Munster is de praktijk dat de ontvangers zelf die personen laten ophalen, zonder hem daarvan in kennis te stellen, en in particuliere huizen opsluiten. Hij dient dus een verzoek in orde op zaken te stellen en dergelijke opgebrachte personen weer bij hem af te leveren. Mocht men ze opsluiten in herbergen of particuliere huizen, dan moet hem wel het sluitgeld uitbetaald worden.
Persoon in schepenakte:
Jacob de Lange  
Datering:
27 januari 1649
Pagina:
69
Plaats:
's-Hertogenbosch
Toegangsnummer:
178
Inventarisnummer:
191
Bron:
Raad van State
Geografische namen:

Gebruik CTRL + scroll om te scrollen

Ga