Notaris-, schepen- en andere akten

1 Rekest van Rogier VAN LEEFDAEL als Heer van DEURNE verklarende dat hij in het jaar 1651 publiekelijk heeft gekocht het huis, heerlijkheid en goederen van Deurne met alles wat er bij hoort gelegen in Peelland op de uiterste grenzen van Brabant, onder conditie ‘dat het hooge gereghte soude losbaer sijn, gelijck het oock losbaer is, op restrictie bij den Hertogh van Brabant gelooft, als bij acte blijckt ende dat de middele ende lage jurisdictien ende toebehoorten souden erffelijck ende onlosbaer sijn. Ende alsoo de voors. heerlijckheijt ende dependentien den verthoonder is opgeseght, daer van den tijt sal komen te expireren, sonder dat hij nogh ter tijt is gehoort, raeckende de gestaltenisse van de selve hooge, middele als lage jurisdictie ende dependentien van dyen, jaerlijcks niet meer dan veertich gulden aen renten renderende.
Soo versoeckt hij om vele geallegueerde redenen dat door commissarissen sijn vertoogh ende bijgevoechde stucken mogen werden geexamineert ende naer genomen kennisse van saken haer Ho: Mo: actie soo verre daer eenigh is off soude mogen bevonden worden wegens de vs. middele ende lage jurisdictie, neffens het hooge gereght ende dependentien van dien aen den voors. vertoonder te verkoopen ofte te transporteren in erffreght, tot maintenue van hem ende sijne familie in den vs. quartiere.
Heure Ho: Mo: stellen de requeste bij appointement van den 20e december lestleden in handen van den Raedt om te adviseren.

2 Rekest van het dorpsbestuur van BLADEL verklarende dat men aan ontvanger SCHRIECK nog 2000 gulden schuldig is.

3 Bericht over een hoeve en tienden te GEMERT en de goederen die tot de school aldaar behoren.

4 Anthonis JANS wonende te DEURNE geeft in een rekest te kennen dat hij schapen hoedt en wat heeft over gespaard. Hij heeft anno 1656 van Juffrouwe Anna Jacoba VAN WITTENHORST bij een openbare verkoping een erf gekocht binnen Deurne gelegen om er een huisje op te zetten. Dat erf is Juffrouwe van Wittenhorst aangekomen via COLLATERALE SUCCESSIE zonder dat door haar daarover de 40e penning is betaald. Door de ontvanger is hem hierover een boete opgelegd, maar hij verzoekt hiervan ontlast te blijven. Men besluit om hem die 40e penning te laten betalen in vier termijnen van een half jaar, blijvende vrij van boete.