Notaris-, schepen- en andere akten

1 Jenneken Martens machtigt haar zoon Marten Evertsen om namens haar te verkopen twee obligaties die zij heeft geërfd van haar zuster Baertge Martens en staan ten laste van het comptoir van Holland, een van veertienhonderd gulden van 13 augustus 1665 en een van twaalfhonderd gulden van 13 december 1667.

2 Georg Johan baron van Weede, vrijheer van Balgoij en Keent ter ene zijde en Roelandus Noorman, predikant te Niftrik en Balgoij ter andere zijde zijn overeengekomen omtrent jaarlijkse traktement van de gemelde predikant en hebben vastgesteld dat van het jaar 1690 nog enige restanten zijn en ook de jaren 1691 en 1692 die nog geaccordeerd moeten worden, dat het bedrag over 1690 binnen zes weken zal worden uitgekeerd, dat de predikant de openstaande jaren 1691 en 1692 zal genieten en ontvangen en dat de genoemde Noorman de inkomsten van de vicarie en pastorie zal mogen behouden, maar dat de kappellenkamer voor 12 jaren gereserveerd blijft voor de heer van Balgoij.

3 Maria en Amilia Pierling voor hen zelf en zich sterk makende voor de mede-erfgenamen van Johanna Pierling, in leven vrouw van de scholtus de Jong, verklaren verkocht te hebben aan burgemeester Ludolph de Quaij en Cornelia van den Hooge, echtelieden een part, ofwel de helft van een huis en erf aan de Grote Markt te Grave en momenteel bewoond door genoemde scholtus en de halfscheid van een huisje en hof Achter de Marstal voor een bedrag van elfhonderdvijftig gulden vrij geld.

4 Gerrit Gerrits, wonende te Wanroij, als principale debiteur, Ermert Gerrits, wonende te Haps en Jan Gerrits hebben verklaard schuldig te zijn aan Roelof Aerts en Anna Speers, echtelieden, een bedrag van eenhonderd vijftig Karolingische gulden.