Notaris-, schepen- en andere akten

1 Willem van Erckelens, koopman te Grave en Arnoldus Werts, wonende te Boxmeer en gehuwd met Jacomina van Erckelens machtigen procureur Pieter Roscam om namens hen op te treden in hun proces tegen Mechlina en Willemina van Erckelens.

2 Fulgentia en Petronella Coebergh, gezusters en meerderjarige dochters machtigen Johan Boon, procureur, om namens hen op te treden in het proces tegen Johannis Cornelis Josephus van Aefterden en Jodocus Flemmingh.

3 Anthonius van der Gronde, advocaat te Grave; Gijsbert van Gijsbeeck, oud 28 jaren; Jan van Heumen, wonende te Grave, oud 30 jaren en Johanna van Boeckholt, oud 18 jaren, allen woonachtig te Grave getuigen op verzoek van Arnoldus van Boeckholt, koopman te Grave dat de eerste comparant verklaart alle processtukken in de zaak tegen Jacobus de Haen en Rudolphe van Rijmsdijck op 31 oktober 1708 te hebben nagezien ten huize van de requirant en het proces te hebben bijgewoond, verklaarde de tweede comparant dat hij op 31 oktober 1708 heeft verkocht holtscheppen, die met de Hagenaar Jacob Spoor aanstonds naar den Haag gestuurd worden en verklaarde de derde comparant Jan van Heumen, meestersmid te Grave dat hij die dag ten huize van de requirant kwam om een sleuteltje op een slot van een sluitmandje te maken, maar dat hij maar naar de ijzerkraam moest, omdat de requirant naar Den Haag moest en de vierde comparant verklaarde het voornoemde sluitmandje vond met een brief daaraan en nog een losse brief vond aan een koopman te Rotterdam en dat zij deze zaken op het schip van Jacob Spoor heeft gebracht en het aan de zoon van Jacob Spoor heeft willen geven, maar het aan Cobus Molluijck heeft gegeven en dat Jacob Spoor het zou wegsluiten.

4 Cornelis Thijssen, wonende te Sambeek verklaart op verzoek van Peter Anthonius Meuleman, dat Adam Wueltien, in een betalingsopdracht gepasseerd te Luik op 24 september 1704 een bedrag van honderd gulden moest betalen.