Notaris-, schepen- en andere akten

1 Francis Schonenberg en zijn vrouw Wilhelmina Jacobus Aerts, wonende te Ravenstein, bekennen 300 gulden hollands schuldig te zijn aan J. van Oort en zijn vrouw Juliana Theewinkel te Ravenstein. Onderpand is hun huis en erf, staande te Ravenstein op de Stadswalle. Henricus van Mill en Henricus Mathijsse, beiden wonende te Neerloon, zijn borg.

2 De burger Amand Henri de Lauwere, medicine doctor, wonende te Ravenstein, machtigt de burger Philip Jacob de Haas, procureur te Schijndel, om een restkapitaal van 1100 gulden (oorspronkelijk 1400 gulden) terug te vorderen van Godefridus Coppens, wonende te St. Oedenrode, gepasseerd te St. Oedenrode op 16-10-1797. De rente is achterstallig sinds 16-10-1800.

3 Hubertus Belle en zijn vrouw Elisabeth Pompen bekennen 300 gulden schuldig te zijn aan heer en meester C.F. Kleinefeld, advocaat fiscaal van stad en land van Ravenstein en zijn vrouw T. W. van der Steen. Onderpand is hun huis en erf staande te Ravenstein in de Marktstraet, een zijde het huis van den Turck, andere zijde Dirk van Kessel. Dit huis hebben ze vandaag gekocht van Jan Uijen.

4 Eugenius van Driel, wonende te Ravenstein, verklaart dat S.A. Weijmans sinds ongeveer 3,5 jaar een vrije kamer in zijn huis huurt. Hij heeft daar ook daadwerkelijk gewoond en woont er nu nog.